4
een spoorwegdraaibrug. Hiermede is in het kort ge
schetst, hoe de juridische positie is. De toestemming om
daar een brug te hebben is verleend dat is een be
langrijk punt, dat diegenen zal interesseren, die vragen
hebben gesteld tot wederopzegging. Maar die weder
opzegging moet dan worden gedaan niet door de ge
meente Leeuwarden, maar door G.S., want dezen heb
ben die toestemming verleend, zodat dit al met al nogal
ingewikkeld is. Nu kan men hier natuurlijk nog wel
verder over gaan filosoferen en vragen, of het wel mo
gelijk is een dergelijke concessie of vergunning op te
zeggen, maar ik wil nu in elk geval volstaan met mede
te delen, dat de gemeente Leeuwarden niet de bevoegd
heid heeft om deze concessie laten we het zo maar
noemen op te zeggen. Wij staan dus vandaag bij de
groeiende ontwikkeling van de stad en bij de noodzake
lijke verbetering van de infrastructuurwerken in onze
stad voor het probleem van de verdieping van het vaar
water dat leidt tot aan de stad. U zult zich herinneren,
dat wij bij het punt: de aanleg van de insteekhaven de
Zwette, ook hebben stilgestaan bij een diepte van 3.60
meter en 4 meter en dan zou men dus de situatie hun
nen krijgen, dat wij tot aan de brug een diepte van
de kanalen hebben gelijk aan de diepte zoals die overal
in de provinciale vaarwaters is, maar dat we achter de
brug een belangrijk havengebied hebben, dat ook toe
gankelijk is, althans met vrij geringe kosten kan wor
den gemaakt, met een diepte tot 4 meter en dat daar
tussen deze drempel ligt. Dat is vandaag het probleem,
waarvoor het Gemeenbestuur staat. Ik geloof wel, dat
ik de Raad er niet van hoef te overtuigen, dat een der
gelijk beletsel moet worden opgeruimd. Er is al
in verschillende toonaarden geklaagd, dat het vaar
water onder deze brug slechts een diepte heeft van
2.40 meter en ik meen, dat dit punt jaren geleden in de
z.g. rode boekjes van de plaatselijke Commissie tot ver
hoging van de produktiviteit en de werkgelegenheid
ook al is aangesneden. Het is dus een feit, dat hier de
verantwoordelijke beheerder van de provinciale vaar
wegen, zijnde de Provincie, het College van Gedepu
teerde Staten, het nodig vindt, dat dit water op peil
wordt gebracht. Ik zou vandaag de dag niet willen zeg
gen, dat bepaalde bedrijven in formele zin ter zake
adressen hebben gericht tot de Raad, maar ik weet,
dat verschillende bedrijven er wel uitermate bij ge
ïnteresseerd zijn, dat het havengebied, liggende tussen
de spoorbrug en laten we zeggen de Beursbrug,
althans voor het grootste gedeelte, ook toegankelijk
blijft voor de grotere schepen en dat op die wijze de
ontwikkeling kan worden gevolgd. De Gemeente heeft
dan ook reeds rekening gehouden met de mogelijkheid
van verbreding en verdieping van dit stuk vaarwater.
M.i. kunnen wij hier alleen spreken over de vraag: In
welke zin moeten de kosten van dit werk worden ver
deeld? De heer Heidinga heeft die vraag toegespitst
in deze zin, dat hij vraagt: Wat is de waarde van dat
spoorlijntje? Die waarde is natuurlijk niet in geld uit
te drukken. Ze is naar mijn mening ook juist weerge
geven door de heer Heidinga, toen hij vier dingen op
noemde, die ik niet behoef te herhalen. Die zijn voor
de Spoorwegen aanleiding om dit lijntje in stand te
houden en nu kunnen wij wel tegen de Spoorwegen zeg
gen: Dat lijntje heeft geen belang meer. U moet dat
opheffen, maar als men het niet doet, dan hebben wij het
feit te aanvaarden, dat dit lijntje wordt gehandhaafd
en dat ons havengebied met een lelijk beletsel zit. Ik
sprak zonet over de verdeling van de kosten. Nu wil ik
wel gaarne zeggen, dat het mij zeer aangenaam zou
zijn U zou van mij niet anders verwachten als
andere instanties dan de Gemeente zich bereid zouden
verklaren hier in belangrijke mate toe bij te dragen,
hetzij dat het de Provincie is, of het Rijk, hetzij het de
Spoorwegen zijn of wie dan ook. Dat zou ook ons allen
aangenaam zijn. Maar als men de vraag zakelijk stelt:
Wie heeft belang bij verandering van dit kunstwerk,
dan geloof ik toch, dat men, objectief redenerende, moet
zeggen: Anderen dan de Spoorwegen hebben daar be
lang bij. De Spoorwegen kunnen met de bestaande brug
nog tal van jaren vooruit en hun belangen daarmee
dienen, zoals zij menen, dat dat moet gebeuren. De
Spoorwegen vragen hier niet om. Zij hebben er geen
belang bij; het zou alleen dit belang zijn, dat zij straks
na het tot stand komen van dit nieuwe kunstwerk een
nieuwe brug hebben in plaats van een oude, zodat er dan
dus een factor, die wij bij de schadevergoedingsregeling
„nieuw voor oud" noemen, in blijft zitten. Dat is naar
mijn idee een punt en dat zal misschien ook nog wel
eens nader onderzocht kunnen worden, maar het wezen
lijke belang ligt bij anderen dan de Spoorwegen. Ik ge
loof, dat wij dat toch objectief moeten stellen. Of de
Provincie hiertoe zou willen bijdragen? Dat lijkt mij
nogal moeilijk te liggen, omreden het provinciale budget
ook niet is berekend op dergelijke grote werken, maar
dit is ook nog een punt, dat eens nader kan worden
onderzocht. Of het Ministerie van Defensie bereid zal
zijn hiervoor bijdragen te leveren? Dat is naar mijn
mening oók in hoge mate dubieus, want men zegt daar:
„Zoals het vandaag reilt en zeilt, is het ons goed. Wij
vragen geen verandering. Wilt U verandering, dan kan
het ons goed zijn, maar dan moet U de kosten betalen."
En nu heb ik er dus eigenlijk niet zo veel aardigheid
aan om in het midden van deze Raad te betogen, dat
wij dit tot de laatste cent moeten betalen. Op wat een
ander hieraan naar billijkheid zou mogen en willen be
talen, moet ons oog gericht blijven. Maar in objectieve
zin kan ik, meen ik, toch niet stellen, dat het belang
dat deze wijziging vordert, moet worden gezocht bij de
Spoorwegen.
Dit punt heeft betrekking op het vragen van een
voorbereidingskrediet. Ik geloof, dat dit voorbereidings
krediet in alle omstandigheden moet worden verleend,
omdat ik toch niet veronderstel, dat deze Raad zou willen
aannemen, dat de drempel wel kan blijven bestaan.
Degenen die dus met het College van oordeel zijn, dat
die drempel dient te\ worden opgeheven, kunnen, dacht
ik, vóór dit voorstel stemmen. Wanneer dan het plan
gereed is en mogelijk een krediet wordt gevraagd voor
eventuele uitvoering daarvan, zou men bij andere in
stanties kunnen trachten binnen te halen wat mogelijk
is, o.a. misschien bij de Spoorwegen. Eén element van
de kosten bestaat in verbetering door „nieuw voor
oud".
Ik geloof, dat de Raad na deze toelichting
toch wel mee zou kunnen gaan met het voor
stel tot het toestaan van dit voorbereidingskre
diet. Bijdragen in infrastructuur-verbeterende wer
ken kennen de Spoorwegen niet. Dus degenen
die pleiten voor een bijdrage van de Spoorwegen, vin
den, dat deze er in elk geval te goedkoop afkomen. De
houding van de Spoorwegen is door de heer Santema
„verdrietelijk" genoemd. Het is een zeer zakelijke hou
ding; ik wil me daar verder niet over uitlaten. De
waarde van de spoorlijn is naar mijn mening niet in
guldens uit te drukken. De waarde van het kanaal is
ook niet in geld uit te drukken, maar is toch wel zo
danig, dat wij het havengebied van de stad Leeuwar
den, gevormd door de zuidelijke gracht etc., op de
hoogte van de tijd moeten houden. Dat is een stelling
die ik bepaald zou willen aandurven.
En hiermee heb ik de vragen, zoals ze in concreto
zijn gesteld, wel beantwoord. De hear Boomgaard!De
Kanaletsjinst!) Ja, de Kanalendienst is de Provincie. Ik
heb gezegd, dat het budget van de Provincie wel niet
zou toelaten om hier belangrijke bedragen voor toe te
kennen. Maar al met al kan alles ook nog meevallen,
wanneer het Rijk in het kader van de infrastructuur-
verbeterende werken hier een zeer belangrijk percen
tage a fonds perdu voor zou uittrekken. Dan blijft het
probleem van de kostenverdeling, zoals de heren het
hier hebben gesteld, in principe bestaan, maar het
wordt gereduceerd tot een veel kleiner percentage dan
men uit de discussies zou kunnen opmaken. Daarom
geloof ik, dat men hier niet al te zwaar over behoeft
te tillen. Dit geheel zal niet zo maar voor 100% ten
laste van de Gemeente blijven. Dat is gewoon niet aan
te nemen. Of anderen, die naar de mening van de Raad
evenwel behoorden bij te dragen, daarin ook zullen bij
dragen, is een punt, dat later wel aan de orde komt,
maar dat vermoedelijk wel gereduceerd wordt tot een
fractie van het probleem, zoals men het hier nu denkt
te zien.
De Voorzitter: Het is nu een geschikt punt om even
te pauzeren; er is mij n.l. meegedeeld, dat de koffie
boven klaar staat.
Ik schors de vergadering.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en geef
het woord nogmaals aan de Wethouder van Openbare
Werken.
De heer Van der Schaaf (weth.): Het blijkt, dat ik
voor de pauze de vraag van de heer De Vries niet heb
beantwoord. Deze heeft gezegd: Stel, dat die brug eens
iets overkomt (Stemmen: Doordat zij onder de trein
raakt!). Ja, m.a.w., dat haar iets „bruggelijks" over
komt. Dat is dan voor rekening van degene die eige
naar van de brug is, dat zal dus dat is niet de uit
spraak van een rechtscollege, maar mijn stellige me
ning voor rekening van de Spoorwegen zijn.
De hear Santema: De Wethalder hat my net hielen
dal foldien. Hy hat fansels in goed juridysk bitooch
opset. Hy bigong by it bigjin; dat is uteraerd altiten
in bilangrike saek. (Laitsjen) Dochs binne der noch
wol in pear fragen oerbleaun, dêr't ik graech in ant-
wurd op hawwe woe. De Wethalder hat bygelyks sein:
As der fan opsizzen sprake is, dan kin dat allinnich
troch Deputearden barre. Optheden, sa't it nou liket.
is der noch gjin reden om dat forsyk oan Deputearden to
dwaen. Mar hwannear't der al in forsyk ütgean moast,
?oe dat dan ütgean moatte fan dizze Gemeente? Ik stel
my foar, dat wy der dan net oan üntkomme kinne.
ierders is it my noch net düdlik hwat de konsesje,
dy't yn 1900 jown is, ynhaldt. De Wethalder hat dit ek
de forgunning neamd. Ik soe it dochs wol op priis stelle
yn forban mei de opmerking, dy't ik yn earste yn-
stansje makke, hwat der nou eigentlik presiis yn stiet,
t'k oer eventuele foroaringen dy't yn forban steane mei
ooglike stedsütwreiding. En ik haw my eigentlik ek
wol hwat forwündere oer dat kostlike objektive stün-
punt fan de Wethalder. It is my hast ünmooglik as
riedslid yn dizzen sa objektyf to wezen. Lit my dan
mar leaver subjektyf wêze. En ik leau, dat wy as Ge-
neentebistjür yn dizze saek, nou't it hjir heechstwier-
skynlik om mear as in miljoen giet yn de takomst, ek
mar subjektyf wurde moatte. As dy nije spoarbrêge
sa soe ik oan de ein fan myn twade ynstansje-wurdtsje
zze wolle der skylk leit en wer yn ünderhald oan
de Spoarwegen oerdroegen wurdt, wurdt dat dan wer
yn deselde foarm dien as dat yn 1900 bard is?
Jo fornimme wol, ik sit noch mei allerhanne fragen.
En foaral, nou't wy yn 'e takomst heechstwierskynlik
dit plan nochris, neijer ütwreide, ünder eagen sjen
sille, soe it wol fan bilang wêze, dat wy dizze inkele
fragen nou ek ris biseagen.
De heer Van Balen Walter: Het betoog van de heer
Wethouder heeft mij niet overtuigd, integendeel, aller
lei vragen doen oprijzen. Als ik er iets van begrepen
heb, dan is het dit, dat de Gemeente eigenares is van
het kanaal, dat het kanaal in beheer is bij de Provincie,
dat de Spoorwegen een brug wilden hebben over dat
kanaal en dat niet de Gemeente, maar de Provincie
daar toestemming voor geeft. De eigenares wordt dus
belast met een servituut, dat haar en dat merken
we dan nu heel wat geld kost, omdat zij haar eigen
dom niet meer kan gebruiken, zoals zij meent, dat dit
gebruikt moet worden. Ik vraag me af, of wij, als
zij eigenares is van het kanaal, nu op eigen houtje dat
kanaal niet kunnen gaan uitdiepen en er ons niets van
aantrekken wat er met die brug gebeurt. Ik dacht, dat
je als eigenaar daar het recht toe had, wanneer dit
voor het gebruik van je eigendom absoluut noodzake
lijk is. En nu lijkt het mij toch wel een zeer vreemde
figuur, dat die Spoorwegen zo vreselijk hoog in de
boom zitten, dat die nota bene ook nog willen zeggen:
Als je wat in die plannen wilt veranderen, dan mag je
dat betalen, maar wij zullen ze wel voor je maken,
want dat is ons recht. Ik vind dit hele geval werkelijk
toch wel heel, heel dwaas. En ik vind, dat de Gemeente
wij met elkaar waren er, zoals de Wethouder zei,
niet schuldig aan zich destijds dan toch wel in een
vreselijk wespennest heeft gestoken en toch eigenlijk
wel vreemd met haar eigendommen heeft gesold. Zij
liet maar rustig een servituut op dit eigendom leggen,
waar wij dan nu „profijt" van trekken.
De heer Heidinga: Ik ben ook niet erg bevredigd
door het woord van de Wethouder. Ik hoop, dat hij in
de onderhandelingen met de Spoorwegen uit een ander
vaatje heeft getapt. De Wethouder heeft hier eigenlijk
voor de Spoorwegen gesproken. Nu overdrijf ik een
beetje. Dat is eigenlijk hetzelfde als wat de heer San
tema zegt: Wie heeft er belang bij? Wij als Gemeente
hebben er belang bij, dat wij die verbetering niet be
talen. En daar moeten we voor vechten. Daar moeten
we een Wethouder voor hebben, die zegt: „De tosken
sjen litte"Als de Wethouder bij de onderhande
lingen met de Spoorwegen de belangen van die N.V.
precies zo heeft bepleit als hier in de Raad, ja, dan kan
ik mij voorstellen, dat er bij de Spoorwegen niet veel
succes te behalen is. Het is niet kwaad bedoeld, mijn
heer de Wethouder. (Gelach.)
Maar dan blijft er voor mij toch wel een zeer be
langrijk punt zitten en dat is in feite dit. In de raads-
brief wordt gesteld, dat die brug doorvaarbaar moet
zijn voor duizendtonsschepen. Ik heb gevraagd: Wie
heeft daar belang bij? De Wethouder zegt: De stad
in het algemeen; dergelijke schepen moeten tot aan
de Beursbrug kunnen komen. Dat waag ik sterk te
betwijfelen. Ik zie er geen enkel belang in, dat een
schip van een dergelijk formaat tot aan de Beursbrug
zal moeten komen. Ik zou niet weten wat het daar
moet doen. Waar moet men die schepen lossen? Bij de
houthandel van Overmeer op de Willemskade of zoiets?
Wie vraagt daarom Ik stel dezelfde vraag als in
eerste instantie: Wie heeft daar nu werkelijk belang
bij De C.A.F. misschien. Maar weet het College wie
daar belang bij heeft? Wij kunnen wel erg hoog zeggen:
Ja, jongens, wij moeten daar een grote brug hebben,
want de stad moet bereikbaar zijn voor duizendtons
schepen. De stad i s wel bereikbaar voor duizendtons
schepen. Wij hebben het hele industrieterrein, we heb
ben een loswal aan het Van Harinxmakanaal, de wegen
daarheen worden straks behoorlijk verbeterd, er komt
een viaduct en er komt een onderdoorgang aan de
Marshallweg. Als de schepen dus daar gelost worden
of eventueel aan de Willemskade, dat maakt eigenlijk
geen verschil. Het is eigenlijk alleen maar de vraag:
Heeft een bepaald bedrijf er belang bij, dat zulke
schepen voor de fabriek kunnen worden gelost En
dat is uit het betoog van de Wethouder helemaal niet
gebleken. Dus ik zou toch erg graag, voordat wij ons
verbinden aan het bedrag van dit krediet, antwoord
op mijn vraag willen hebben. Want ook dit voorberei
dingskrediet is in zekere zin al een stap op de weg
naar dat kunstwerk van een bepaald bedrag. De Wet
houder zegtDe Provincie heeft geen centen en de
Spoorwegen willen er niets voor geven, dus moet de
Gemeente het maar doen. Moet ik daar uit afleiden,
dat w ij in het geld zwemmen Ik waag dat toch echt
te betwijfelen.
Een tweede gedachte die bij mij opkomt, betreft de
ontwikkeling van het vliegveld. Deze heeft er maar
heel zijdelings verband mee, maar we moeten die toch
wel in ogenschouw nemen. De straaljagers gaan tot het
verleden behoren. Dat weten wij allemaal. Straks zul
len er allemaal raketten zijn en weet ik wat meer. Er
wordt nu al gezegd, dat het vliegveld hier binnen
afzienbare tijd voor de militaire luchtvaart wordt af
geschaft. Maar wat is dan nog de waarde van dat
lijntje en dat grote kunstwerk daar? Dat moeten we
toch allemaal wel weten nu. Al die dingen komen er bij.
Ik kan eigenlijk helemaal niet met het voorstel mee
gaan en hier zo maar intrappen. Het lijkt mij allemaal
eigenlijk niet goed doordacht, niet goed uitgewerkt
of misschien zijn wij niet helemaal goed ingelicht. En
dan wil ik mij nog even heel nadrukkelijk aansluiten
bij de heer Van Balen Walter. Wanneer de Neder-
landsche Spoorwegen niet willen meewerken en alleen
maar zeggen: „Als jullie daar een andere brug wilt
hebben, dan willen wij wel meewerken, maar wij willen
daarvoor geen geld voteren", dan zou ik zeggen,
als wij er tenminste hier van overtuigd zijn, dat het
noodzakelijk is, dat die brug daar weg moet, dat het
water dieper en de doorvaartbreedte groter moet zijn:
dan geven wij de Spoorwegen daar kennis van: „Mijne
Heren, wij zijn tot de conclusie gekomen, dat het nood
zakelijk is en een levensbelang voor de gemeente Leeu
warden, dat die spoorbrug breder en het kanaal dieper
moet zijn. U moet er op rekenen, dat binnen afzienbare
tijd de gemeente Leeuwarden die veranderingen aan
brengt; U krijgt zoveel tijd om Uw maatregelen te ne-