i
8
de klachten en de beweringen dekken elkaar niet. Ik
hoop trouwens, dat de adressant zelf al tot wat mildere
gedachten gekomen is, want gisteravond las ik een in
gezonden stukje in de Leeuwarder Courant en daar
staat in, dat pogingen door de Gemeente zijn aange
wend om deze klacht op te heffen. Hoe zeer die ook
gewaardeerd worden, de betrokkenen zijn er niet mee
gebaat. Daarin wordt dus duidelijk gezegd, dat er wel
degelijk door het College pogingen zijn gedaan om het
euvel op te heffen. Ik ben het met adressant eens, dat
betrokkenen er niet mee gebaat zijn, want het euvel
bestaat nog bij verschillenden; tenminste volgens het
preadvies van B. en W. zijn er wel enkele gevallen,
waarin resultaat is bereikt, maar over het geheel be
staat het euvel nog. Wanneer we het preadvies van
B. en W. lezen, dan moeten we toch tot de conclusie
komen, dat er heel wat is geprobeerd om het euvel op
te heffen. En nu is voor mij de vraag en ik hoop,
dat straks de Wethouder namens het College kan zeg
gen: Inderdaad is voor ons de kous niet af en we zullen
verder gaan met te proberen wat nog in deze kan wor
den gedaan, en voorts, dat, wanneer er nieuwe bouw
plannen worden gemaakt, dan uit hetgeen nu gebeurd
is een les zal worden getrokken. Ik ben geen bouw
kundige en ik weet ook niet, of het mogelijk is, maar
ik zou willen, dat men in elk geval probeert er nog
iets aan te doen. Men zegt: Bij het ene blok zijn er
geen moeilijkheden, maar een ander blok daarachter
krijgt last, weer een volgend blok heeft het niet, maar
er is altijd wel één, die moeilijkheden krijgt. Ik hoop
dat geprobeerd zal worden om in de bestaande situatie
verandering te brengen of door een andere bouwwijze
aan die moeilijkheden te ontkomen, dus dat het College
wat maar mogelijk is hieraan te doen ook inderdaad
zal doen.
De hear BoomgaardtIt riedsbrief konstatearret, dat
de technyk fan de skoarstien minder fier foardere is as
de technyk fan de kachel. It is wol in tafallichheit, dat
wy dit yn bihanneling hawwe op de dei, dat de Russen
in man de loft yn sketten hawwe, in technyske moog-
likheit, dy't dan wol frij hwat fierder giet as dy't wy
hjir nou bihannelje. Op bis. 2 stiet, dat op nrs. 12c en 16c
fan de Breitnerstrjitte dat binne dan de buorlju fan
de adressant ütsetfinsterkes makke wurde soenen yn
it smelle sydrüt by it balkon. Ik haw dat yn loco op-
nommen, mar dy ütsetrütsjes binne dér net. Dus dat
sil wol in forsintsje wêze.
Net allinnieh hjir, mar ek yn publikaesjes is ütkom-
me litten, dat men üt dit brief opmakke hat, dat adres
sant gjin meiwurking forliend hawwe soe. Hy kin lyk-
wols (ik haw mei him praet) mei de han op it hert
sizze: „Ik wit net, hwer't ik dat oan to tankjen haw."
Dat hoecht om my net ütspind to wurden, mar as de
Wethalder dat hwat forsêftsje kin, dan leau ik, dat it
foar de sfear, hweryn dizze saken dochs bihannele wur
de moatte, better wêze soe.
Myn léste opmerking bitreft it ütstel fan de hear
Bootsma om dizzze klacht nei de Kommisje fan by-
stan Iepenbiere Wurken to dirigearjen. Ik freegje my
öf, oft dit wol kin, omdat dit, mien ik, in saek fan it
Wenningbidriuw is. Dan soe it, tinkt my, net passe by
Iepenbiere Wurken. En dêrby haw ik sterk it gefoel,
dat ik it mar leaver litte soe by it Kolleezje. Dat ik
kin hwat dat oangiet, fuortdaliks de suggesty fan de
hear Bootsma net stypje.
De heer Klijnstra: Ik kan het meeste van de vorige
spreker wel onderschrijven. In de raadsbrief erkent het
College, dat dit euvel bestaat en het besluit, dat het
verzoek van adressant om het euvel te verhelpen niet
voor inwilliging vatbaar is. Deze hele zaak lijkt, zoals
straks ook al gezegd is, weer wat in een vreemd licht
te komen. Het is misschien niet zo'n ernstig geval,
maar het blijkt, dat meer mensen met hetzelfde euvel
zitten en voordat er weer heel veel over geschreven
wordt, lijkt het mij toch wel gewenst, dat deze zaak
direct uit de doeken wordt gedaan en dat een oplossing
wordt gezocht. Adressant heeft één keer een ambte
naar op bezoek gehad; deze heeft hem voorgesteld een
gat te slaan in de muur onder zijn venster en daar een
soort rooster in te brengen, maar hij zei er bij: We
hebben dit ook bij een alleenwonende vrouw hier in de
buurt geprobeerd, maar wij weten nog niet wat er van
terecht zal komen. Over een valraampje in zijn zijraam
is bij adressant nooit gesproken. En in de raadsbrief
staat nota bene vermeld, dat de heer IJtsma geen en
kele medewerking of niet voldoende medewerking
zou willen verlenen. Ik zou graag willen, dat
de Wethouder deze zaak direct voldoende uit de
doeken kon doen en tot tevredenheid van de be
woners, op welke wijze dan ook, tot oplossing kon
brengen.
De heer Pols (weth.Het euvel van een niet vol
doend trekkende schoorsteen is al heel erg oud. Ik
geloof, dat het wel zo oud is als de verwarming en de
kachels zelf. Ik heb hier in mijn jongere jaren heel veel
mee te maken gehad. Toen zaten we er ook mee en
merkwaardig is dat is hier vanavond al even door
de heer Boomgaardt gezegd dat tot op dit moment
de techniek van de kachel met de techniek van de
schoorsteen niet gelijke tred heeft gehouden. Alleen is
het jammer, dat we met deze constatering geen trek
in de schoorsteen krijgen en met het probleem blijven
zitten. Er worden overal artikelen over dit onderwerp
gepubliceerd. Ik heb hier het aprilnummer van „Bouw",
waarin ir. Knol speciaal een artikel aan het probleem
wijdt en met een hele lijst van literatuur komt, die je
er op kan naslaan. Er zijn dus wetenschapsmensen ge
weest die over dit onderwerp hebben gepiekerd en als
men zich in deze literatuur gaat verdiepen, dan is het
opmerkelijke, dat men het probleem wel stelt in alle
finesses, maar dat men niet een oplossing geeft. Dit
probleem is niet theoretisch op te lossen; in elk nieuw
geval kom je weer andere vraagstukken en andere
moeilijkheden tegen en het spijt mij, dat de heer IJtsma
nooit eens contact met mij heeft opgenomen. We zijn
praktisch buren. Ik had hem dan in de eerste plaats
kunnen zeggen: U moet met die en die wind eens bij
mij thuis komen. Ik woon daar zo langzamerhand vijf
en twintig jaar en met een speciale windrichting doet
mijn kachel het absoluut niet. Wat daarbij wel opmer
kelijk is, dat de aardgashaard het op dat moment ook niet
doet. Ik heb in die jaren alles gedaan in hoofdzaak
zelf, want de huisbaas voelt er weinig voor om dit
probleem op te lossen, maar we hebben ook nooit een
oplossing kunnen vinden. Dit geval van de Breitner-
straat is natuurlijk bij Bouw- en Woningtoezicht en bij
het Woningbedrijf voldoende bekend. We hebben hier
alles gedaan wat we konden. De architect die de plan
nen heeft ontworpen, is meerdere keren daar geweest,
want het opmerkelijke is hier ook weer, dat het euvel
optreedt bij zuidwestenwind, ietsje meer zuid, dus zuid
zuidwest. Als de wind enkele graden gaat krimpen of
ruimen, dan is het weer over. In elk geval dan is het
bij de een weer meer en bij de ander weer minder. De
aannemer heeft alles gedaan wat hij kon. De architect
die met stormweer op het dak van die huizen was, ont
dekte op een gegeven moment, dat daar een plaats is,
waar je rustig een sigaret kunt aansteken, maar een
meter verder waai je van het dak af. Typische werve
lingen heb je daarboven. Ook is de schoorsteenpijp ver
hoogd; er zijn nogal eens enkele meters pijp op gezet,
maar ook daarmee kun je niet tot het oneindige gaan,
want een al te hoge pijp is niet vast te houden met
harde wind. De aannemer heeft zich dus nog met deze
zaak bemoeid, terwijl hij er eigenlijk al niets meer mee
te maken heeft. Hij heeft op alle bovenste verdiepingen
ook een nauwere pijp tot aan de betonplaat in de schoor
steen gezet. Dit is ook gebeurd bij de woningen van de
derde verdieping bij de tussengelegen panden, niet bij
de onderste woningen. Dit ging niet, omdat de rook
leiding niet zuiver recht is. We hebben ook een des
kundige uit Breda er bij gehaald. Deze is met een be
paalde kap gekomen. We hadden alle mogelijke kappen
er op gehad, maar deze zou volgens verschillende pu-
blikaties dè oplossing zijn. Die kap kost ook maar
f 500,Die heeft er op gestaan, maar geen resultaat.
Hierbij komt nog en dat is ook wat Ir. Knol schrijft
dat je vooral met oliekachels wel een bijzonder goe
de schoorsteen moet hebben en in het geval van de
heer IJtsma gaat het ook om een oliekachel. Ik per
soonlijk heb wel eens de gedachte gehad om daar nog
eens een proef te nemen met een kolenkachel en te
zien, welke mogelijkheden er dan zijn. De heer Bootsma
heeft voorgesteld om dit probleem te verwijzen naar
de Commissie Openbare Werken en deze dan te be
schouwen als een soort commissie van goede diensten.
9
Nu kan zo'n commissie op een bepaald moment wel
eens heel goede diensten bewijzen, maar ik vraag mij
af, of deze hier iets kan doen. De mensen van het Wo
ningbedrijf zitten daar bij wijze van spreken iedere dag
nog achter aan. We hebben daar gisteren bijv. weer een
conferentie over gehad. Een paar maanden geleden heb
ben we er ook over gesproken. Bouw- en Woningtoe
zicht is er geregeld bij geweest, ook de aannemer, even
als de architect. Alle deskundigen slepen we er bij. En
moeten we dan nu op dit ogenblik zeggen: Een com
missie van goede diensten moet nu maar zien om deze
zaak weer wat op gang te krijgen? Ik wil daar direct
bij zeggen, mijnheer Bootsma, dat de zaak volgens
mij helemaal niet is vastgelopen. Dit zou ik ook aan
de heer Kamstra willen zeggen. In de raadsbrief advi
seren B. en W. de Raad het adres voor kennisgeving
aan te nemen. Dit kan ook niet best anders. Maar dat
betekent niet, dat wij er een streep onder zetten en zeg
gen: Wij kunnen er ook niets aan doen, als een kachel
ergens niet wil trekken. Wij gaan rustig door op alle
mogelijke manieren deze zaak te onderzoeken. Een
moeilijkheid daarbij is, dat proeven nemen alleen maar
kan bij een bepaalde, n.l. zuid-westelijke, wind. Bij
andere windrichtingen heeft men beslist geen last.
Typisch is ook, dat er woningen zijn, waar helemaal
geen moeilijkheden voorkomen doordat er onderdruk in
de kamer is. Ik heb eerst mijn schouders ook wel eens
opgetrokken over resultaten van een klein uitzetraam-
pje, maar het schijnt toch wel te helpen.
De heer Boomgaardt heeft gezegd, niet het idee te heb
ben, dat de heer IJtsma geen medewerking wil geven.
De zaak is, dat er op een bepaald ogenblik een zekere
prikkel ontstaat, misschien wel bij beide partijen; dat
wil ik helemaal niet ontkennen. Men beweert, dat de
heer IJtsma op een gegeven moment heeft gezegd
en ik kan mij dat in zijn gedachtengang ook wel voor
stellen Ik heb een huis gehuurd en daar moet een
kachel staan; bij die kachel hoort een schoorsteen en
die kachel moet branden. Punt. Af. Uit. En dan moet U
me niet aankomen met raampjes voor ventilatie of voor
onderdruk. Daar heb ik niets mee te maken; die kachel
moet branden. Dat is natuurlijk een gegeven, maar de
andere partij zegt: Ik heb er alles aan gedaan; ik wil
wel zeggen en dat bepaalt helemaal niet wat wij in
de toekomst nog moeten doen dat we al meer dan
f5.000,aan het onderzoek hebben besteed. En als we
er nog meer aan zullen moeten besteden, welnu, dan
zal dat moeten gebeuren. Ik wil de Raad wel toezeg
gen, dat wij doorgaan met proeven nemen. Ik hoop van
harte, dat de heer IJtsma daaraan zal willen meewer
ken, want ook wij hebben er behoefte aan, dat dit in
de toekomst goed komt. Misschien is het euvel straks
door een kleinigheid op te lossen. We hebben dit tot
nog toe niet kunnen vinden. De architect, de heer Wit-
teveen, heeft in een bui van radeloosheid eens gezegd:
Ik zie maar één mogelijkheid en dat is: die huizen af
breken en ergens anders opbouwen, maar zover zijn
we natuurlijk ook nog niet. Een ander idee, dat ik in
een blad heb gelezen, is dit: Als je er uiteindelijk hele
maal niet uit komt, dan moet je centrale verwarming
gaan aanleggen en dan moet je proeven nemen waar
de ketel moet staan. Dat is natuurlijk ook niet zo een
voudig, want als je enkele straten verder pas trek hebt,
dan moet je de warmte transporteren naar het flat,
waar geen trek is. En dat is ook niet te betalen. Ik zou
de heren Bootsma en Kamstra dit willen zeggen: Als
er iets is wat nog kan helpen, dan graag. En dan lijkt
een commissie voor goede diensten misschien op het
eerste gezicht wel aantrekkelijk, maar ik vind het toch
voor de mensen van het Woningbedrijf die eigenlijk
ieder ogenblik met dit probleem bezig zijn om te trach
ten een oplossing te vinden niet prettig. Ik weet
ook niet eens, of instelling van zo'n commissie wel mo
gelijk is. Misschien zou er een andere mogelijkheid zijn,
n.l. dat de Raad aan het College verzoekt om zo'n
commissie in deze zaak te kennen. Dat lijkt me tenmin
ste nog wat sympatieker figuur voor het Woningbedrijf
en ook voor Bouw- en Woningtoezicht. Ik geloof toch
wel te moeten ontraden hier een commissie tussen te
schuiven.
Ik geloof, dat ik hiermee de heer Kamstra heb be
antwoord.
Ik wil aan de heer Boomgaardt nog zeggen, dat er
een fout in de raadsbrief staat. Niet op 12c en 16c,
maar op 38c hebben we de proef genomen met het
x-aampje. Ik heb van het personeel van het Woning
bedrijf de indruk, dat de heer IJtsma daar niet zo veel
voor voelt. Bij hem zouden we eigenlijk twee proeven
willen nemen. Ten eerste zouden we het daar eens wil
len proberen met een kolenkachel, die moeten we dan
op een of andere manier zien te krijgen, en ten
tweede zouden we daar ook eens een proef moeten
nemen met een uitzetraampje. De heer Klijnstra heeft
hetzelfde als de heer Boomgaardt gezegd, n.l. dat men
bij het Woningbedrijf beweert, dat de medewerking van
de heer IJtsma nu niet bepaald zo prettig is. Ik weet
het niet. Ik heb zojuist al gezegd, dat men wel eens
een klein beetje prikkelbaar wordt, misschien van beide
kanten. Ik bedoel er niets verkeerds mee, als ik zeg,
dat men tegenover de Gemeente als huisbaas anders
staat dan tegenover een gewone huisbaas. Want in het
eerste geval begint men een gesprek met zijn huisbaas
in de krant en daar voel ik persoonlijk heel weinig
voor. Laten wij liever eens bij elkaar gaan zitten. Mis
schien heeft de heer IJtsma zelf ideeën hierover. Dan
zou ik willen voorstellen, dat hij die in onze gemeente
lijke ideeënbus doet. Ik zou hem er dan graag een prijs
voor willen geven. Ik herhaal, dat het onderzoek niet
is vastgelopen. We gaan op alle mogelijke manieren
door een oplossing te zoeken. Ook wij willen die graag
vinden, want wij hebben belang bij een prettige ver
houding met de huurders en niet bij botsingen.
Ik geloof, dat ik zo alle sprekers volledig heb beant
woord in eerste instantie.
De heer Bootsma: Datgene wat ik juist heb willen
vermijden: het ontstaan van misverstanden en ver
keerde begrippen wederzijds, was, geloof ik, al hard
bezig weer op gang te geraken. De uitlatingen die aan
de overzijde zijn gedaan, tonen aan, dat men daar toch
niet begrepen heeft wat ik bedoelde. Anderzijds heeft
het betoog van de Wethouder wel duidelijk aan het
licht gesteld, dat er en daar heb ik in eerste instantie
ook helemaal niet aan getwijfeld van de zijde van
het gemeentelijk Woningbedrijf en ook van de zijde
van het College wel eens een en ander was gedaan. Ik
heb alleen gesteld: Op een bepaald moment is hier dus
iets misgegaan. En de Wethouder heeft zelf het woord
„prikkeling" genoemd. Ik geloof, dat dat het juist is
en mijn bedoeling was ook niet een andere dan juist
deze prikkeldraadversperring te kunnen verwijderen.
Maar waar toch ook altijd nog geldt, dat aangeboden
diensten zelden aangenaam zijn en blijkbaar geen prijs
gesteld wordt op gebruikmaking van deze diensten,
wil ik graag dit voorstel terugnemen, maar daarbij
goede nota nemen van de toezegging van de Wet
houder, dat hieraan voortgewerkt zal worden. Ik ge
loof, dat dat op zichzelf al verhelderend heeft gewerkt
en dat het een aantal misverstanden die hier toch in
derdaad wel bestonden, heeft opgeruimd. Mocht men
dan alsnog behoefte gevoelen aan een commissie, dan
wil ik maar in het midden laten, wat dat zou kunnen
zijn. Dat merken we dan eventueel t.z.t. ook wel.
De heer Klijnstra: Ik zal kort zijn. Ik ben blij, dat
voor deze zaak een nadere oplossing gezocht zal wor
den. Adressant, heeft, naar men zegt, geen medewer
king verleend. Ik ben behalve bij adressant, ook bij de
mensen van de Gemeente geweest. Die zeggen natuur
lijk niets, die verschuilen zich achter elkaar. Niemand
weet hier verder iets van. Niemand heeft gezegd, dat
adressant geen medewerking heeft verleend en hijzelf
zegt: Er is niemand ooit bij mij geweest dan alleen één
keer één persoon, die om inlichtingen heeft gevraagd
en deze heeft hij heel beleefd te woord gestaan. Het
is misschien een kwestie van ondergeschikt belang,
maar toch, in de omgeving van adressant wordt dat
vaak weer besproken. De hoofdzaak lijkt mij trouwens
wel toe, dat zo spoedig mogelijk een oplossing voor
deze mensen wordt gezocht. Het vreemde van het ge
val is, dat de heer IJtsma die boven woont en oliestook
heeft, de kolenlucht in zijn huiskamer krijgt van be
neden, waar men een haard stookt, ondanks dat de
afvoer van zijn kachel en die van de benedenburen
niet door dezelfde schoorsteen gaat. De afvoer moet
daar boven een ommetje maken schijnbaar en dan weer
in de schoorsteen van de heer IJtsma verdwijnen. Het
lijkt mij wel een heel eigenaardig geval. Ik meen, dat