'J, 10 er ook geprobeerd is om een zes meter hoge pijp te plaatsen. Het lijkt dan een hele fabrieksschoorsteen, maar ik meen, dat het dan wel goed was. (De heer Pols (weth.).: Neen, ook niet.) O, dan ben ik daarin mis. De heer Pols (weth.): Ik wil nog wel even zeggen, dat ik blij ben met het standpunt van de heer Bootsma. Op een gegeven moment zegt deze echter: Aangebo den diensten zijn toch zelden goed. Ik geloof niet, dat ik te kennen heb gegeven, dat ik die niet op prijs stel. Ik stel die als altijd heel erg op prijs, vooral bij deze dingen. Maar ik vind het persoonlijk beter voor het bedrijf, dat zo'n commissie niet wordt ingesteld. Nu is er echter een mogelijkheid die door de heer Bootsma is aangegeven. Mochten we er op een gegeven moment niet meer uitkomen, dan zullen we daar graag aan denken en er ook gebruik van maken. Ik heb niet direct gezegd, dat van de aangeboden diensten niet gebruik zal worden gemaakt. Ik heb echter ook per soonlijk niet het gevoel, dat de zaak op het ogenblik vast zit. Ik zou aan de heer Klijnstra willen vragen: Mocht U een oplossing hebben, dan wil ik die heel graag ver nemen. Dat U met verschillende mensen heeft gespro ken, kan ik wel waarderen, maar komt U in een geval als dit ook even bij mij, dan halen wij onze mensen er bij en dan kunt U het ook van de andere kant horen. Het lijkt mij, als U Uw mening verkondigt, altijd beter, dat U beide partijen hebt gehoord. Persoonlijk heb ik tegen de heer IJtsma helemaal niets en ik wil hem wel toezeggen, dat we alles zullen doen om deze zaak op te lossen. U heeft gezegd, dat de gassen van een be neden gestookte haard boven bij de heer IJtsma in de kamer komen; ze maken dus blijkbaar boven een ommetje en komen weer beneden. Het lijkt mij wel wat erg fantastisch, maar het is mogelijk; alles is mogelijk in deze wereld. Ik wil U er echter wel bij zeggen ik heb er in eerste instantie niet over willen spreken dat er ook heel veel mensen zijn, die er geen flauw benul van hebben, hoe eigenlijk een kachel moet worden geplaatst en gestookt. Wat denkt U van dit voorbeeld? We hebben het beleefd, dat de dienst bij iemand geroepen weid, bij wie de kachel ook helemaal niet trok. Men had een kachel geplaatst, maar kachel en nis niet met een pijp verbonden. We hebben het ook meegemaakt, dat de mensen een zodanige pijp gebruikten, dat er nog wel twee andere pijpen van dezelfde dikte in de opening van de schoorsteen konden. Je kon er overal wel een hand bij insteken. En dan vindt men het nog typisch, dat de kachel niet wil branden! Er is een heel dossier van klachten zo lang zamerhand, maar gelukkig ook van adressen, waar men nu prettig kan stoken. En ik wil nogmaals zeggen, dat we deze zaak wel degelijk in de gaten zullen houden en alles zullen doen wat maar mogelijk is om het euvel op te heffen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Pimt 22 (bijlage no. 92). De heer J. de Vries: Als ik het woord heb gevraagd, dan is dat uiteraard niet dat zult U ook niet heb ben verwacht om bezwaar te maken tegen het aan gaan van deze overeenkomst. Maar er rijzen enkele vragen, waarop ik graag een antwoord zou hebben. Deze vragen worden geconcentreerd op de derde alinea, waar staat, dat de Minister van Verkeer en Waterstaat in beginsel bereid is een rijksbijdrage van f 1.250.000, te verlenen en dat in dit bedrag een bijdrage is be grepen in de kosten van een ongelijkvloerse spoorweg kruising in de Schrans, „omdat de huidige gelijkvloerse spoorwegovergang nagenoeg geheel van het doorgaand verkeer zal worden bevrijd". Ik begrijp dat woordje „om dat" niet. Van mijn kant geredeneerd, zou ik zeggen „Omdat de overweg in de Schrans nagenoeg geheel wordt bevrijd van het doorgaande verkeer, zou de Mi nister niet bereid moeten zijn om een bijdrage te verlenen in het maken van een ongelijkvloerse spoor wegovergang". Hierover zou ik dus graag een vraag willen stellen. In de tweede plaats vraag ik mij, vooropstellende, dat er bij de Schrans dus iets tot stand zou moeten komen, even af: Snijden wij nu met het accepteren van dit bedrag, met daarin verdisconteerd een bepaalde bijdrage (hoe groot staat er niet bij, en het interesseert mij ook niet zoveel), verdere aanspraken bij voorbaat de pas af? Of moeten bijdragen daarvoor eventueel van een ander Ministerie komen En dan de derde vraag. Als wij deze bijdrage accep teren, betekent dat, dat wij ons in principe verplichten tot het aanleggen van een kunstwerk hier of blijft dit open? De heer Heidinga: Ik lees in de raadsbrief: Wij kun nen U tot onze voldoening meedelen, dat de Minister zo en zo en zo. Ik wil hier toch even heel uitdrukkelijk zeggen, dat ik de voldoening van het Col lege niet deel. Het lijkt een geweldig bedrag, één en een kwart miljoen, maar dat is het toch niet. Ik vind, dat het Ministerie van Verkeer en Waterstaat de ge meente Leeuwarden hier afscheept met een fooi. (De heer Van der Schaaf (weth.): Een fooi is het niet.) 6 pet. is het. Wat gebeurt er in andere gemeenten Het Rijk legt een rondweg om Meppel, het Rijk legt een rondweg om Heerenveen, het Rijk legt een rond weg om Harlingen, het Rijk legt een rondweg om Steen- wijk, noem maar op. Maar hier in Leeuwarden wacht het Rijk zo lang, tot de bebouwing aan de rondweg toe is. En dan zegt het: Gemeente, het is Uw taak daar die wegen te leggen. Maar het verkeer stikt hier in de binnenstad en de rijkswegen, de Harlingerstraatweg en de Schrans, en de Harlingerstraatweg en de Groninger straatweg moeten aan elkaar worden verbonden en dat moet de gemeente Leeuwarden maar doen. Dat doen wij dan ook en ik ben er ook wel blij om, dat het nu zover is, dat alle wegen aangesloten kunnen worden, maar het Rijk laat zich hier van een heel slechte zijde zien en meet hier met twee maten t.o.v. de beide volks delen. Het zal maar eens in Holland gebeuren, in Am sterdam of zo! Zou je eens zien, hoe ze op de ketting- sprongen. Een miljoen! (Stemmen: De tunnel!) De heer Van der Schaaf (weth.): De heer De Vries stelt een drietal vragen. De eerste vraag betreft de ongelijkvloerse kruising. Hij begrijpt eigenlijk niet, hoe de Spoorwegen of Verkeer en Waterstaat aan hun ge- dachtengang komen. Ja. Ik ben ook niet met alle ge- dachtengangen daar bekend, maar ik zou het zo willen opvatten, dat het belang, dat het Ministerie heeft bij het maken van een ongelijkvloerse kruising, niet met dit bedrag wordt uitgedrukt, maar dan men daar zegt: Dit bedrag geven wij in totaal. Het Ministerie heeft voornamelijk belang bij het noordelijk stuk van het rondwegenstelsel. En men zegt: „Wij nemen aan, dat U straks niet terugkomt voor nog een bijdrage voor de ongelijkvloerse kruising". Welke interne beleids overwegingen daaraan precies ten grondslag liggen, is mij ook niet bekend, maar een feit is, dat het zo ge steld wordt. De volgende vraag is: Wanneer wij dit accepteren, zijn wij dan bij voorbaat zo ver, dat wij niet meer kun nen krijgen? Daar moeten wij, dacht ik, wel op reke nen. Verkeer en Waterstaat, een afdeling van het veel soortige Rijksapparaat, zal uit zijn middelen hiervoor niet meer beschikbaar stellen. En nu kan men wel zeggen: Het valt me wat tegen, maar ik wil toch altijd nog stellen, dat een miljoen een heel groot bedrag is en ook in de verhouding tussen Rijk en gemeenten kan men dat niet bepaald een fooi noemen. Daar komt dan nog bij, dat men uit andere bronnen van het Rijk toch zeer belangrijke bijdragen krijgt. En wanneer ons rond wegenstelsel straks voltooid is in zijn verschillende segmenten en als dat met hulp van rijkswege op de zelfde wijze is gebeurd zoals tot nu toe, dan doet men. hoe men daar ook over denkt en hoe de heer Heidinga daar ook over denkt, het Rijk onrecht, wanneer men zegt, dat dit met een fooi is afgemaakt. Dat is duide lijke taal en dat kunnen we niet anders zeggen. Wan neer voor het stuk rondweg van het viaduct tot de Julianalaan 85 pet. wordt betaald en men gaat op die wijze voort, waarbij dan nog komt de bijdrage van f 4,-per inwoner via het Gemeentefonds met de be doeling om de ongedekte gedeelten, die nog na de a fonds perdu-uitkering van 85 pet. overblijven, te dek ken, dan is het bepaald niet juist uitgedrukt, als men zegt, dat het Rijk de Gemeente hier met een fooi naar huis stuurt. Zelfs al zegt de heer Heidinga dat, dan moet 11 ik daar toch tegen opkomen. We krijgen dus uit ver schillende bronnen bijdragen; uit de pot infrastructuur verbetering krijgen we een hele hoop, van andere de partementen en misschien via het Gemeentefonds nog iets en als het werk dus straks op deze wijze tot stand gekomen is, dan hebben wij dat toch op een manier van het Rijk gekregen, die waardering verdient. En nu kan men een vergelijking trekken en zeggen: het Rijk legt om Harlingen een rondweg en om Steenwijk een rondweg. Maar dat zijn delen van de rijksverkeerswe gen en die kunnen bepaald niet worden vergeleken met ons rondwegenstelsel. De heer Heidinga: Mag daar dan niet aan gebouwd worden De heer Van der Schaaf (weth.): Neen, daar mag niet aan gebouwd worden. Aan deze rondwegen worden parallelwegen aangelegd, waar wél aan ge bouwd mag worden en die tevens stedelijk bebouwings- gebied ontsluiten. Men kan daar dus wel een exclamatie over uiten, maar dat heeft geen zin. Een feit is, dat onze rondwegen het skelet van de stad gaan uitmaken, terwijl dat in Steenwijk en Harlingen bepaald niet het geval is. Daarom verwerp ik dus bepaald en met klem de exclamatie van de heer Heidinga. Ik ben even afgedwaald. Ik kom nog een ogenblik bij de heer De Vries terug. Hij heeft gevraagd: Ver plicht de gemeente Leeuwarden zich tegenover het Mi nisterie door deze vergoeding te aanvaarden nu ook een ongelijkvloerse kruising of tunnel aan te leggen? Ik zou dat eigenlijk meer in negatieve zin willen be schouwen. Als het de gemeente Leeuwarden niet mocht gelukken om dat tunneltje met beperkte doorrij- hoogte eens tot stand te brengen, dan leidt dit naar mijn mening niet tot teruggave van het vergoedings bedrag. Wanneer hier in de Raad, zoals tot nog toe het geval is geweest, zoveel aandrang wordt uitge oefend om een tunnel verbinding met het zuidelijk stads gedeelte tot stand te brengen, dan leeft hier, mogen we wel aannemen, toch bepaald de overtuiging, dat dit tunneltje t.z.t. ergens moet komen. En in de Schrans zouden we dat ook wel willen hebben, als dat tot de concrete mogelijkheden behoort. Wanneer het dus l raks in het financiële beleid tot de mogelijkheden be hoort dit werk uit te voeren, dan zou men stellig van ons verwachten, dat het gebeurt. En dan zal de Ge- meente het ook uit eigen aandrang willen doen. Ik zou dan ook op Uw vraag willen antwoorden, dat het aan vaarden van de vergoeding past in de verhoudingen, zoals die bestaan tussen bepaalde overheidslichamen, die het beleid op elkaar afstemmen; het eventueel weg- i iljven evenwel van deze tunnel zal toch, dacht ik, niet leiden tot terugvordering van de eens verstrekte bij drage. In een overeenkomst wordt dit niet vastgelegd. Dat is niet gebruikelijk. Ik geloof, dat ik de vraag van de heer De Vries heb beantwoord. Ook de heer Hei dinga heb ik beantwoord, zodat ik hiermee meen te kunnen volstaan. De heer J. de Vries: Een korte opmerking Ik had in eerste instantie gevraagd naar de formulering, zo als die in de raadsbrief staat, en naar de gedachten- gang van de Minister. Ik heb met dankbaarheid ge constateerd, dat de Wethouder er evenmin verstand van heeft. De hear Santema: Nei oanlieding fan de wurden fan de kant fan it Ryk, dat troch it ta stan bringen fan de westlike en eastlike dielen fan de ringwei de Skrans „nagenoeg geheel van het doorgaand verkeer zal worden bevrijd", soe ik dochs wol opmerke wolle, dat dit neffens my in forkeard ynsjoch is yn de tastan, dy't him dér yn de takomst moai wis noch foardwaen sil. (De Voorzitter: De opmerking betreft het door gaand verkeer.) Ja, mar ik ünderstel, dat it „door gaand verkeer" heart by it forkear, dat ü.o. yn de binnenstêd wêze moat. (De Voorzitter en de heer Van der Schaaf (weth.): Nee, nee!) Wy hawwe yndertiid in rapport hawn fan de forkearstellingen en dêrüt die hiel düdlik bliken, dat de yntinsiteit fan it forkear, dat der aensen op de oerwei fan de Skrans noch wêze sil, dochs noch frij great is en dat it trochgeande forkear yn dy sin lyk as de Rie it dan bipaeld opfettet, mar sa't ik it net opfetsje, yn alle gefallen, frij lyts wêze sil, foaral hwannear't wy dat diel rekkenje sille, dat fan de süd- kant en fan de eastkant fan de Skrans komt. Dêr woe ik dochs noch wol efkes op wize yn forban mei it ge- faer, dat hjir misforstannen oer üntstean kinne. De hear Van der Schaaf (weth.): Ik leau, dat it de hear Santema by neijer trochlêzen en trochtinken wol düdlik wêze sil. dat under „trochgeand forkear" net forstien wurdt it forkear, dat yn 'e binnenstêd wêze moat. It is net sein, dat w y dat nou presiis sa sizze, mar de „genoemde bewindsman" seit it; it is ien fan syn oerwegingen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 23 t.e.m. 29 (bijlagen nos. 103, 97, 98, 101, 88, 90 en 102). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 6