1- TH
.1
2
5. berichten van verhindering van de heren Ir. Van
Balen Walter en J. de Vries.
Al deze mededelingen worden voor kennisgeving aan
genomen.
Punt 3.
Benoemd wordt de heer Mani, met 32 stemmen
(1 bilj. blanco).
Punt 4 (bijlage no. 129).
De voordracht van B. en W. luidt als volgt:
de heer P. J. F. Baudet, alhier.
Benoemd wordt de heer Baudet, met 30 stemmen
(de heer E. Dijkstra 1 stem en 2 bilj. blanco).
Punt 5 (bijlage no. 123).
De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt:
1. mej. T. van der Heide, alhier;
2. de heer E. Dijkstra, alhier;
3. de heer K. Sixma, Oosterwolde.
Benoemd wordt mej. Van der Heide, met 29 stem
men (de heer Dijkstra 3 stemmen en de heer Sixma
1 stem).
Punt 6 (bijlage no. 118).
De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt:
de heer G. J. Nijman, Groningen.
Benoemd wordt de heer Nijman, met alg. stemmen.
De heren Balt en Spiekhout vormden het stembureau.
Punten 7 t.e.m. 12 (bijlagen nos. 121, 116, 131, 115, 117,
119 en 124).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 13 (bijl. no. 127).
De heer Klijnstra: Ik wil kort zijn. Ons standpunt
t.o.v. de B.B. in haar geheel is wel voldoende bekend.
Ik zou daar in de begrotingsvergadering nog wel op
terug willen komen. Wij zijn van mening, dat de B.B.
in haar huidige vorm en opzet minder gewenst is. Wel
moet mij nog even iets van het hart. Ik heb in de por
tefeuille een stuk aangetroffen, N.B. van één van onze
notabelen, die heeft geadviseerd ten gunste van een
volkswagenbusje. Hij schrijft, dat dit busje, dat een
luchtgekoelde motor heeft, niet aan stalling onderhevig
is, hetgeen ik citeer hier vooral tijdens een oorlog
een groot voordeel is. Ik vraag me wel af, of deze ad
viseur zich voorstelt, dat er straks met pijl en boog of
iets dergelijks wordt geschoten.
De heer Beuving: Ik zou graag willen, dat aangete
kend wordt, dat ik tegen deze post ben.
De heer K. J. de Jong: Ik heb de heer Klijnstra al
eens eerder omtrent dit onderwerp een vraag gesteld
en daar toen eigenlijk niet een bevredigend antwoord
op gekregen. Ik vind de opmerking die hij telkens
maakt over de Bescherming Bevolking, erg onbevredi
gend en ik zou nu weer op de strekking van mijn vroe
ger gestelde vraag terug willen komen. De heer Klijn
stra heeft er geen bezwaar tegen, dat er geld voor de
politie en de brandweer beschikbaar gesteld wordt. Hij
zal ook niet ontkennen, dat het de typische functie van
de overheid is de bevolking te beschermen. Dat komt
bij de politie en de brandweer tot uiting en dat accep
teert hij. Maar juist als het er om gaat de bevolking te
beschermen ingeval van calamiteiten, blijft de heer
Klijnstra in gebreke en wil er geen cent voor uittrek
ken. Dit is de overheid verhinderen om haar typische
overheidsfunctie te kunnen uitoefenen. Die functie is
ook dat speelt voor de heer Klijnstra nogal sterk
bijbels gefundeerd. Ik begrijp niet, hoe U die bijbelse
fundering maar aan kant kunt schuiven en zonder
meer kunt zeggen: Op dit terrein wil ik de overheid nu
net niet laten optreden. Ik zou van de heer Klijnstra
toch wel zeer graag een duidelijke uiteenzetting willen
hebben van zijn opvatting, dat hij de overheid zonder
meer in gebreke wil laten in het geval van calamiteiten.
We hopen geen van allen, dat die ooit zullen plaats
hebben, maar dan zou het toch typisch de overheid zijn,
die haar beschermende functie heeft uit te oefenen.
De Voorzitter.' Ik geloof, dat ik namens het College
wel buitengewoon kort kan zijn. Het blijkt wel uit het
doen van het voorstel zelf, dat B. en W. het niet eens
zijn met de heren Klijnstra en Beuving; daarvan heb
ben zij trouwens van het begin af aan, dus vanaf het
instellen van deze dienst, ook blijk gegeven. En m.i.
heeft het niet veel zin, dat elke keer, als iets van de
B.B. op de agenda komt, opnieuw in den brede voor
of tegen deze dienst in de Raad gesproken wordt. De
standpunten zijn over en weer bekend, d.w.z. het stand
punt vóór is bekend en het standpunt tegen ook wel,
maar we kunnen het met de heer De Jong eens zijn, dat
het regelmatig niet of slecht wordt gemotiveerd. We
kunnen, geloof ik, hier verder wel het zwijgen toe doen.
De heer Klijnstra: Als de heer De Jong het mij niet
euvel duidt en als hij het niet onhoffelijk vindt, dan
zou ik graag niet nu, maar in de begrotingsvergade
ring op zijn woorden willen ingaan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met aantekening, dat de heren Beuving
en Klijnstra tegen zijn.
Punten 14, 15 en 16 (bijlagen nos. 125, 120 en 130).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 17 (bijlage no. 126).
De heer K. J. de Jong: Wij zijn nu een jaar of acht
bezig met deze centrale riolering en verschillende keren
is er hier ook al over gesproken. Ik heb mij de vraag
gesteld ook omdat dit voorstel nu weer een ver
hoging van het voorbereidingskrediet betreft of het
ook tijd wordt, dat wij als Raad geleidelijk aan onder
ogen krijgen de prognose van de aanleg, met een glo
bale kostenbegroting, de mogelijkheden van subsidiëring,
de wijze van dekking, de wijze waarop dit elders ge
financierd wordt, in hoeverre al besprekingen zijn ge
voerd met de industrie, enz. Ik heb de indruk, dat het
echt wel eens tijd wordt, dat wij hier meer van komen
te weten. Juist omdat het nu al acht jaar duurt en wij
thans weer door de verhoging van het voorbereidings
krediet bij het onderwerp bepaald worden, zou ik het
College in overweging willen geven, de zaak zo moge
lijk bij de begroting nog eens, in de vorm van een nota
of eventuele mededelingen van de zijde van het Col
lege, aan de Raad uit de doeken te doen.
De heer Tiekstra (weth.)Ik ken de mening van de
heer De Jong hierover. Ik kan mij dus zijn verlangen
heel wel voorstellen, maar ik geloof, dat het, gegeven
de lange tijd van uitvoering en daardoor dus het laten
we zeggen partieel gereedkomen van de verschillende
onderdelen van de totale centrale riolering, niet wel
mogelijk is om zodanige betrouwbare gegevens te ver
strekken, dat daarop ook inderdaad een inzicht geba
seerd kan worden. Ik wil de heer De Jong wel graag
toezeggen, dat ik, zodra dit redelijkerwijs mogelijk is
en ook aan de te verschaffen cijfers een redelijke mate
van betrouwbaarheid kan worden gegeven, graag be
reid ben met het College in overweging te nemen in
welke omvang we dan de Raad hiermee in kennis kun
nen stellen. Ik geloof echter niet, dat de heer De Jong
moet verwachten, dat dit al bij de eerstvolgende be
grotingsbehandeling mogelijk zal zijn.
De heer K. J. de Jong: Ik ben dankbaar voor deze
toezegging van de Wethouder, want ik geloof, dat het,
vooral gezien de consequenties die hier ook voor be
paalde grote industrieën uit voort zouden vloeien, wel
eens noodzakelijk kan zijn om daar niet te lang mee
te wachten. Ik heb de gedachte, dat het vraagstuk wel
eens een dergelijk grote omvang kan aannemen, ook
voor de grote industrieën, dat we misschien na verloop
van tijd zouden moeten constateren, dat deze in tijd
nood komen. En dat zou bijzonder jammer zijn. Wij
moeten hier op niet al te lange termijn meer van weten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 18 en 19 (bijlagen nos. 122 en 128).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van woensdag 24 mei 1961
1
RAADSVERGADERING
van woensdag 24 mei 1961
Aanwezig: 35 leden.
Afwezig: de heren Ten Brug en IJtsma.
Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen,
Burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Mededelingen.
2. Voorstel tot het benoemen van een lid van het
bestuur van de Stichting Théskinkerij Prinsetün
(bijlage no. 150).
3. Voorstel tot het benoemen van een lid van het
bestuur van de Leeuwarder Sportstichting
(bijlage no. 142).
4. Voorstel tot het benoemen van twee onderwijzers
bij het gewoon lager onderwijs
(bijlage no. 145).
5. Voorstel tot het benoemen van een hoofd aan de
school voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijk
heden (L.O.M.-school)
(bijlage no. 144).
6. Voorstel van het College van Curatoren van het
Stedelijk Gymnasium tot het benoemen van een con
rector voor de cursus 19611962.
7. Voorstel van het College van Curatoren van het
Stedelijk Gymnasium tot het benoemen in tijdelijke
dienst van een lerares in de wiskunde en van leer
krachten in de lichamelijke oefening.
8. Voorstel tot het verlenen van ontslag aan de
heer C. Reisma als leraar in het tekenen aan de ge
meentelijke H.B.S.-A
(bijlage no. 137).
9. Voorstel tot het overnemen in eigendom van de
stoep voor het perceel Willemskade 11, gelegen langs
de Baljeestraat en de Van Swietenstraat
(bijlage no. 140).
10. Voorstel tot het aankopen van de percelen Ble-
kerstraat 103 en IJsbaanstraat 6
(bijlage no. 135).
11. Voorstel tot het aankopen van het perceel Raad
huisplein 34 (bijlage no. 149).
12. Voorstel tot het aankopen van gronden, gelegen
ten zuiden van de Harlingerstraatweg en ten westen
van de spoorlijn LeeuwardenStiens
(bijlage no. 146).
13. Voorstel tot het verkopen van een perceel in
dustrieterrein aan de Stichting „Leeuwarder Industrie
gebouwen" (bijlage no. 147).
14. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van een
tweetal industrieterreinen aan de N.V. J. Boomsma's
Distilleerderij, alhier
(bijlage no. 133).
15. Voorstel tot het afstaan in erfpacht van bouw
terreinen, gelegen in het uitbreidingsplan 't Nijlan, aan
het Aannemersbedrijf J. G. Visser N.V.
(bijlage no. 143).
16. Voorstel tot het waarborgen van de betaling
van rente en aflossing van aan een drietal bouwspaar-
ders te verstrekken hypothecaire geldleningen
(bijlage no. 136).
17. Voorstel tot het verlenen van medewerking in
gevolge artikel 72 der Lager-onder wijs wet 1920 aan de
stichting van een bijzondere school voor buitengewoon
lager onderwijs aan debiele kinderen
(bijlage no. 141).
18. Voorstel tot het aanleggen van een speelweide
tussen de Corellistraat, de Verdistraat en de Euterpe-
straat (bijlage no. 148).
19. Voorstel tot het verstrekken van een geldlening,
groot f558.800,aan de Stichting „Leeuwarder In
dustriegebouwen'
(bijlage no. 151).
20. Voorstel tot het aanvullen van de „Bebouwings
voorschriften Wilhelminabaan"
(bijlage no. 138).
21. Voorstel tot het wijzigen van het uitbreidings
plan „Industrieterrein Van Harinxmakanaal"
(bijlage no. 139).
22. Voorstel tot het vaststellen van een verordening,
betreffende het verhuren van percelen in beheer bij het
Woningbedrijf der gemeente Leeuwarden
(bijlage no. 132).
Punt 1.
De Voorzitter deelt mede:
A. dat Gedeputeerde Staten van Friesland hebben goed
gekeurd:
1. het raadsbesluit van 22 maart 1961 tot het ver
kopen van een perceel grond aan de Stichting voor
Vakopleiding en Examens in het Bakkersbedrijf,
gevestigd te 's-Gravenhage;
2. de raadsbesluiten van 12 april 1961:
a. tot het verkopen van een perceel industrieter
rein aan de Stichting „Leeuwarder Industriege
bouwen", alhier;
b. tot het aanvullen van de met de heer T. van der
Werf gesloten schriftelijke pachtovereenkomst
met betrekking tot een aantal percelen weiland,
gelegen aan en ten westen van de Dokkumer Ee;
c. tot het verhuren van een perceel grond aan de
Vereniging tot uitgifte van percelen tuingrond
te Huizum;
B. dat zijn ingekomen:
1. een rapport omtrent controle van de leges-admi
nistratie van de afdeling Bevolkingsregister, Bur
gerlijke Stand en Militaire Zaken (onderafdeling
Bevolkingsregister) der Gemeentesecretarie;
2. een rapport omtrent controle van de voorschot- en
legeskas van de afdeling Algemene Zaken der Ge
meentesecretarie.
Op voorstel van B. en W. worden deze mededelingen
voor kennisgeving aangenomen.
Voorts is ingekomen een verslag over het jaar 1960,
de exploitatie-overzichten over de jaren 1958 t/m 1960,
alsmede de balansen per 31 december 1958, 31 decem
ber 1959 en 31 december 1960, van de Stichting „Thé
skinkerij Prinsetün".
Op voorstel van B. en W. wordt op grond van het
bepaalde in artikel 9, lid 2, van de statuten van de
Stichting goedkeuring verleend aan het verslag, het
exploitatie-overzicht en de balans per 31 december
1960.
Punt 2 (bijlage no. 150).
De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt:
de heer H. Slaterus, alhier
Benoemd wordt de heer Slaterus, met 33 stemmen
(1 stem op de heer De Jong en 1 stem blanco).