22 dat, dat men de gesubsidieerde sector gaat inkrimpen en dat betekent eveneens, dat iedere gemeente een kleinere toewijzing van zowel woningwet- als premie- bouw krijgt en voorts, dat dus in elke gemeente de vrije sector meer moet opbrengen. En nu kom ik weer bij U en heb ik U dus ook wel goed begrepen. Ik hoop, dat U mij nu ook goed begrepen hebt. Voorzover wij moeten rekenen met een blijvende vergroting van de vrije sector en een inkrimping van de gesubsidieerde sector, zullen wij het klimaat zo goed mogelijk moeten maken voor het tot stand komen van bouw in de vrije sector. Met deze algemene opmerkingen meen ik in dit stadium van het debat te moeten volstaan. Uiter aard zal bij een volgende post nog wel eens iets aan de orde komen. Ook t.o.v. de heer Van der Veen zou ik nog een op merking willen maken en wel deze: Hij zegt, dat wij er voor moeten zorgen, dat wij niet een onaantrekke lijke stad krijgen. Dat is volkomen terecht, dat zal iedereen onderschrijven. Het is n.l. niet denkbaar, dat iemand zou zeggen: Het komt er niet zo veel op aan. Wij moeten er inderdaad voor waken, dat onze stad niet onaantrekkelijk wordt; dat betekent dus op het gebied van de woningbouw, dat wij hier een assorti ment woningen met een ruime schakering moeten heb ben, waarbij lage, aannemelijke huren ook een factor zijn; dat betekent, dat men de pudding niet kan op eten en bewaren tegelijk. Dat betekent misschien ook een niet al te voorname woningwetwoning. Dat is dan onvermijdelijk, dat zit daar aan vast. Goed. Daarnaast dat ben ik volkomen met de heer Van der Veen eens zullen wij ook meer aantrekkelijke woningen moeten hebben en die zijn dan waarschijnlijk wel te zoeken in de premiesector en ook in de vrije sector. Nu zien wij hiervoor in het Nijlan toch wel een aantal projecten ontstaan, in de premiesector gebouwd, maar die toch een werkelijk prima, prima uitrusting krijgen en die aantrekkelijk worden voor mensen met een dikkere beurs. Wij zien daar ook eengezinswoningen ontstaan, waarvan een deel moet worden verkocht en een ander deel in de verhuur komt. U zult zich een raadsvoorstel herinneren van recente datum, dat grond- uitgifte op die basis betrof. Wij hebben ook andere initiatieven, die het nog niet tot een raadsvoorstel heb ben gebracht, waar waarschijnlijk dat wel zullen doen, waarbij nog weer een aparte klasse van eengezinshuizen zal worden gepresenteerd. Zo moeten wij dus inder daad zorgen, dat wij een zeer gevarieerd assortiment van woningen hebben, dat aan zoveel mogelijk behoef ten kan voldoen. Daar horen ook bij woningen in blokjes van twee, misschien woningen in blokjes van drie en vrijstaande woningen. Daarvoor is ook een be perkte markt aanwezig en daarmee houden wij ook beslist rekening in de ontwikkeling van de uitbreidings plannen die op het ogenblik aan de gang is. Ik wilde het hierbij laten, omdat verdere opmerkingen meer in details zouden treden en meer op een andere plaats thuis horen. De heer Pols (weth.): Nog even een korte opmer king. Ik heb zo het gevoel, dat de heer Bootsma niet geheel bevredigd is over het antwoord wat de door hem voorgestelde enquête betreft. Ik geloof toch wel, dat U iets anders bedoelt dan het rapport, dat het N.E.I. op het ogenblik maakt. U denk aan een ander onderzoek. Ik zie persoonlijk niet, hoe dit kan worden verwezen lijkt. Men kan over een opinie-onderzoek denken zo men wil, maar het is altijd heel erg moeilijk. Hier zou dan een opinie-onderzoek moeten worden ingesteld over de vraag: Waar woont U het liefst: op het platteland of in de stad En ik geloof, dat we dit nooit objectief kunnen bekijken. Ik maak mij sterk, dat, als men dit vraagt aan een bakker in Leeuwarden en een bakker in Wirdum, men nooit een objectief antwoord krijgt, waar ze willen wonen. Men zou moeten vragen: Waar woont U liever: in Wirdum of in Leeuwarden? Want men zal onmiddellijk vragen: Welk dorp bedoelt U? Ik geloof echter niet, dat het vraagstuk van de dorpen een probleem is van de gemeente Leeuwarden, maar dat het meer een provinciaal probleem is. Er is in Friesland absoluut een aantal kleinere dorpen gedoemd te verdwijnen en men zal tot een schaalvergroting moe ten komen. We zien nu op het platteland al verschil lende dorpen onbewoonbaar worden. Alle neringdoen den trekken daar weg, omdat er geen mensen genoeg wonen. Ik geloof echter niet, dat hier nu direct een taak voor deze gemeente ligt. De heer Van der Veen zegt: Men wil niet in Wirdum wonen, omdat men er moeilijk kan komen, maar ik weet niet, of dat nu het probleem is. Van Amsterdam-noord naar Amsterdam zuid, waar ook nog een pont tussen ligt, is toch altijd nog een veel moeilijker tocht dan in een paar minuten naar Wirdum te fietsen. We hebben in Wirdum nieuwe woningen gebouwd, waarin Leeuwarders gingen wo nen, maar toen ze er goed en wel waren, kregen we bericht, dat ze, als wij de kans zagen hun een woning- in Leeuwarden te verschaffen, graag weer naar hier terug wilden, want het reizen beviel hun niet. Ik kan niet inzien, dat wij van Wirdum met alle goede be doelingen ik kom uiteindelijk van een dorp en ik houd ook van een dorp een forensenplaats kunnen maken. Voordat men zegt: ik wil liever in Wirdum wonen dan in Leeuwarden, moet er nog ontzettend veel gebeuren. En nu zou ik er heel veel voor voelen om in deze zaak nog meer inzicht te krijgen door een opinie-onderzoek, maar ik zie niet de mogelijkheid om daar de gegevens uit te krijgen, waar iets mee is te doen. Ik ben het, wat dat betreft, wel eens met de heer Van der Schaaf, die zegt: Laten wc het rapport van het N.E.I. eerst eens afwachten; misschien kun nen we op basis daarvan dan verder met een opinie onderzoek. De Voorzitter: Ik geloof, dat ik van mijn kant niet zoveel meer heb te beantwoorden. De heer Bootsma meent, dat de Raad bij vroegere gelegenheden wel eerder had kunnen worden ingelicht en de heer Sante- ma zou meer stukken van het College thuis willen ontvangen. Ik zou daar dit van willen zeggen: B. en W. hebben nu eenkeer dat is de wettelijke regeling de voorbereiding van de zaken, die bij de Raad komen, en B. en W. moet dus ook niet bij de Raad komen, als de voorbereiding niet rond is, want dan wordt die voorbereiding geschaad, althans loopt ge vaar geschaad te worden. Dat de buitenwacht in die tussentijd wel van bepaalde zaken hoort, is mogelijk, maar daaruit mag toch niet de eis resulteren, dat B. en W. dan ook maar spoorslags de raadsleden moeten gaan inlichten. Ik geloof, dat het College toch van de Raad mag verlangen, dat deze oog heeft voor de po sitie van het College, als zijnde de voorbereidende in stantie, en dus ook aan het College wil overlaten, wan neer het tijdstip is aangebroken om de Raad in te lichten. Wij willen van onze kant en ik geloof, dat wij dat tot dusverre ook wel getoond hebben be paald niet aan de Raad iets langer onthouden dan strikt nodig is. En wat de wens van de heer Santema aangaat, U kent allen de grote stapel stukken die voor elke raads vergadering ter inzage liggen. Wanneer wij al die stukken moeten gaan vermenigvuldigen, dan wordt dat wel een zeer kostbare zaak, die veel mankracht of vrouwkracht van typistes n.l. zal vragen. Ik ge loof, dat het belang, dat de heer Santema hierin ziet, niet opweegt tegen de tijd en de kosten, die nodig zijn om aan dat verlangen te voldoen. En dan tenslotte de opmerking van de heer K. J. de Jong over de plaats van de overheid, waarbij hij als principieel uitgangspunt stelt: De overheid regeert bij de gratie Gods. Ja, wanneer iedereen het met dat uit gangspunt eens zou zijn, dan zou hij gelijk hebben met zijn verwijten, maar dat is het nu juist. Dat uitgangspunt wordt niet door iedereen gedeeld. Eigen lijk komt het standpunt van de heer De Jong hierop neer, dat hij wel graag zou willen, dat zowel de Raad als B. en W. het anti-revolutionaire beginsel zouden aanhangen, maar de heer De Jong zal mij toch toe geven, dat dat zelfs van zijn kant wel een ietsje te veel gevraagd is. Ik geloof, dat wij hier op het ogenblik niet op be hoeven door te gaan. Ik zou dus de algemene be schouwingen hiermee willen beëindigen en U willen voorstellen om nu over te gaan tot de behandeling van de begroting van de gemeentelijke takken van dienst. De begrotingen van het Openbaar Slachthuis en van de Geneeskundige- en Gezondheidsdienst worden over eenkomstig het voorstel van B. en W. vastgesteld. 23 Aan de orde is de begroting van het Woningbedrijf. De heer Heidinga: Op bladzijde 45, bij post no. 11: „Uitkering van de algemene dienst wegens exploitatie tekorten op saneringspanden", lees ik een bedrag van f26.185,en wanneer ik dat nasla in de bijlage (blad zijde 70), dan mis ik daar de opbrengst van de af braak van diverse percelen. Ik zou graag van de Wet houder willen weten, waarom dat niet opgenomen is. Want die panden worden toch wel regelmatig bij in schrijving verkocht, als ik de kranten goed lees. De heer Tiekstra (weth.): Ik geloof in de eerste plaats, dat de heer Heidinga ten onrechte verschil maakt tussen de gewone dienst en de kapitaaldienst en in de tweede plaats, dat hij dus even vergeet wat de uiteindelijke bestemming is van saneringspanden. Wat hij op pagina 45 tegenkomt, is het exploitatie tekort, maar de opbrengst bij amovering, waar hij om zocht, wordt afgeboekt ten laste van de boekwaarde van het betreffende pand en tenslotte wordt dan de restwaarde dus via het Woningbedrijf ten laste van de algemene dienst gebracht. Deze post heeft zijn relatie met de algemene dienst onder Hoofdstuk V Volkshuisvesting (post 184: Sanering van stadswij ken). Daar zult U dus de vergoeding- weer tegenkomen van de algemene dienst aan het gemeentelijk Woning bedrijf voor de uitkering van de boekwaarde van de panden en het exploitatietekort, dat tenslotte hierop is gebleven. Het Woningbedrijf heeft n.l. geen andere functie dan woningen exploiteren. Saneren is een al gemene functie van de Gemeente. De heer Heidinga: De Wethouder zal wel gelijk hebben dat neem ik graag aan maar het is mij echt niet duidelijk. (De heer Tiekstra (weth.): Dat hoeft niet.) Hoeft dat niet? Dat hoeft wel, ik wil het weten. Er staat op bladzijde 70 een exploitatie-over zicht van de verspreid liggende woningen met bijzon dere bestemming. Er staan lasten en baten vermeld. En dus aan de dienst, aan het Woningbedrijf, een uit kering van de algemene dienst wegens een nadelig saldo. Dat nadelig saldo wordt verminderd door bepaalde baten. Daar staat ook aangegeven: „Opbrengst afbraak diverse percelen", maar daar is niet een bedrag in gevuld en daar behoorde toch wat achter te staan, want die percelen brengen wat op. Waarvoor wordt dat hier dan genoemd? De heer Tiekstra (weth.): Ik heb het zoëven reeds gezegd, dat die panden boekwaarde hebben en die boekwaarde wordt overgedragen aan de Gemeente. De opbrengst bij amovering wordt geboekt ten bate van die boekwaarde en daar is de kous mee af. De post wordt dus niet hier verantwoord, waar de heer Hei dinga het verwacht. Ik moet me overigens toch wel even verbazen over het feit, dat de heer Heidinga in deze vergadering met zodanige vraag komt, nadat we drie avonden een sectievergadering hebben gehad, waar deze vraag natuurlijk ten voeten uit gesteld had kunnen worden. Dan had hij zich de vraag hier waar schijnlijk kunnen besparen. De lieer Heidinga: Daar wil ik heel graag op ant woorden. Ik stel het op hoge prijs, dat de heer Tiek stra zulke geweldig hoge gedachten van mij heeft en meent, dat ik voor de sectievergadering de géhele be groting al heb doorgeworsteld. Dat waardeer ik ten zeerste, maar dan moet ik U even teleurstellen. Ook nadat de sectievergaderingen al gehouden zijn, duik ik nog wel in de begroting en dan wil ik ook de vrijheid hebben eventueel over een onduidelijkheid hier inlich tingen te vragen. De Voorzitter: Ik heb de heer Heidinga laten uit spreken hoewel het eigenlijk derde instantie was omdat dit een beetje de kleur ging krijgen van een persoonlijk feit. Ik zou U echter toch willen voor stellen bij andere posten en begrotingen niet op deze wijze door te gaan, want dat kost wel onnodig veel tijd en misschien dat het de stemming ook een beetje be derft. Wanneer raadsleden dergelijke speciale vragen mochten hebben, ook na de sectievergadering, dan is het toch geen grote moeite voor de begrotingsverga dering nog even navraag te doen bij de Secretarie en, mochten ze dat niet hebben gedaan, dan zou ik ze toch willen voorstellen, het dan achteraf even te doen om met dergelijke zeer grote bijzonderheden de begrotings vergadering van vandaag niet verder op te houden. Ik stel U dus voor de beraadslagingen over het Wo ningbedrijf te sluiten. De Raad gaat hiermee akkoord. De begroting van het Woningbedrijf wordt overeen komstig het voorstel van B. en W., vastgesteld. De begroting van het Grondbedrijf wordt, overeen komstig het voorstel van B. en W., vastgesteld. Aan de orde is de begroting voor de Reinigings- en Ontsmettingsdienst. De heer Heidinga: Ik heb eigenlijk een wat vreem de opmerking. Hier staan nogal wat drukfouten in dat wilde ik toch wel zeggen en het is misschien gewenst, dat daar later even aandacht aan wordt besteed. Ik heb hier toevallig één vlak voor mij: 2000 vuilnisemmers a f800,per stuk; die wil ik wel leve ren, meneer de Voorzitter! En zo staan er wel meer fouten in. Op de volgende bladzijde staat weer één: bij 2. Rechten vuilnisdienst. Volgno. 812. Vergoeding bewo ners dorpen „690 gezinnen a f360,per jaar"; dat zijn allemaal van die leuke dingen, maar dat was het niet, waar ik speciaal over wilde spreken. Ik wilde het even hebben over de tonnen. Er staat hier ergens in: Het aantal tonnen dat nu nog in omloop is, is 8000. Toen ik twee jaar geleden in de Raad kwam, heb ik daar ook eens iets van gezegd; er waren toen, meen ik, nog 8300. We zijn in die twee, bijna drie jaar dus 300 tonnen ingelopen. Dat is toch een erg klein beetje. Het is treurig, zo vreselijk langzaam wij die tonnen kwijt raken en ik geloof, dat nu toch wel allerwegen de mening veld wint, dat, als Leeuwarden ergens achteraan komt, het dan wel hier is. Maar destijds werd om mijn woorden gelachen en toen werd het hoofd ge schud; dat was niet zo. Mijn vraag nu is deze: Is het niet mogelijk, dat wij meer propaganda maken voor de mogelijkheid om de ton te vervangen door een closetinstallatie en daar subsidie op te geven? Is er niet ergens een gaatje te vinden? Kunnen we niet een uitbreiding vinden van de subsidiemogelijkheid, opdat daar toch wat meer gang in komt, en die vervelende tonnengeschiedenis uit de wereld wordt geholpen? De heer Pols (weth.)De heer Heidinga heeft even gewezen op de fouten, die in deze begroting staan. Er staan inderdaad een paar storende foutjes in, maar ik geloof, dat ik al zeer nederig mijn verontschuldiging- aangeboden heb in de sectievergadering en dat ik gezegd heb: We zullen trachten, dat zo iets niet weer voorkomt en nu wil ik dat boetekleed nog wel eens aantrekken. Wat die tonnen betreft, ik kan ook weer weinig anders zeggen dan de vorige keer: Er wordt inderdaad subsidie gegeven voor de vervanging van een tonnen- privaat door een closet, maar dat subsidiebedrag is niet groot; B. en W. wilden wel, dat het groter kon zijn, maar het kan niet, want als wij niet met de diep- riolering klaar zijn, is het heel erg moeilijk om deze ombouw nog meer te bevorderen. Dit houdt absoluut verband met onze diepriolering, want men krijgt straks ook de closets op de riolering aangesloten. Er was de mogelijkheid, dat meer eigenaren tot deze vervanging over zouden gaan, maar er zijn ook heel veel wo ninkjes in Leeuwarden ik doel bijv. even op die aan de Hollanderdijk waar het heel e,rg moeilijk is om een plaats te vinden voor een closet met alles wat er bij hoort. Dit vraagstuk is uitermate lastig; we kun nen alleen hopen, dat we vlug kunnen opschieten met de riolering; we zullen dan trachten hogere subsidies te krijgen, zodat we de vervanging meer kunnen bevor deren, maar op het ogenblik kan het College niet meer doen dan het al doet. De begroting van de Reinigings- en Ontsmettings dienst wordt z.h.st., overeenkomstig het voorstel van B. en W., vastgesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 12