24 Aan de orde is de begroting' van Openbare Werken. De heer K. J. de Jong: Ik heb in de sectie een vraag gesteld over het eerste punt, dat betreffende deze dienst in het verslag van de rapporteurs staat, n.l. deze: Is de dienst wel toereikend om de werkzaamhe den te verrichten, vooral in verband met uitbreidings plannen? Ik zie er toch wel een zeker gevaar in, dat wij het maken van uitbreidingsplannen en misschien ook de detaillering daarvan eigenlijk uit handen ge geven hebben. In hoeverre is het gevaar aanwezig, dat het beleid dat B. en W. zelf hebben te voeren, hun wel eens uit de hand kan lopen, doordat het bureau op een bepaald moment kan zeggen: Daar hebben we geen tijd voor, of: Het komt ons niet zo erg goed gelegen? Heeft het College dit bezwaar, dat zich eventueel kan voordoen, vooral met betrekking tot het plan 't Ielan, wel voldoende onderkend? Is het niet mogelijk, dat we nog hoe langer hoe meer bij de detaillering over schakelen op eigen diensten Het komt me voor, dat we juist in de toekomst in verband met de vele plannen die we gaan maken, toch tot en met zelf de ruimte moeten hebben om op bepaalde momenten maatregelen te nemen en als we dan misschien aan handen en voe ten gebonden zullen zijn, doordat we zelf bepaalde opdrachten uit handen gegeven hebben, dan zouden we daarmee toch wel in een moeilijke positie kunnen ko men. Ik weet niet, in hoeverre dit gevaar aanwezig is, maar ik zet er een groot vraagteken bij, omdat ik daar bepaald niet erg gerust op ben. De heer Van der Schaaf (weth.)De vraag van de heer De Jong is inderdaad wel een belangrijke vraag. Het is voor het College en dus ook voor de Raad van belang, dat wij de ontwikkeling kunnen bijhouden. Daarom heloben wij in de loop van de jaren een aantal posten afgeschoven naar bureaus buiten eigen dienst; een aantal andere hebben we in eigen hand gehouden. Na het vertrek van de stedebouwkundige zijn wij er niet in geslaagd daarvoor weer iemand te vinden, zodat we ook daarom tot een andere oplossing moesten komen. Wij hebben een aantal stedebouwkundige bureaus in geschakeld, maar ook daar ondervindt men hetzelfde wat men bij de eigen dienst ondervindt, n.l. de bezwa ren van overbelasting. Toch menen wij op deze weg nog voort te moeten gaan, wanneer het nodig is be paalde werkzaamheden af te stoten, maar ik deel enigszins met de heer De Jong de voorkeur voor een eigen apparaat, dat tegen alle taken is opgewassen. Alleen stelt dat apparaat dat een zeer groot apparaat zou moeten zijn, ons in deze tijd, waarin de bekwame technici en vooral ook de ingenieurs met stedebouw kundige aanleg, uitermate moeilijk te krijgen zijn, voor moeilijke problemen. Wij moeten hier inderdaad van dag tot dag de ogen open houden. Wij zijn, wat 't Ielan betreft, in dit stadium gekomen, dat wij het bureau Van den Broek en Bakema als adviseurs hebben be houden, maar dat onze eigen diensten de uitwerking van de plannen op basis van de gegeven adviezen uit voeren. Wij hopen, dat dit tijdig zal kunnen gebeuren. Wij moeten dus doorworstelen met eigen dienst en met behulp van anderen en ik heb vertrouwen, dat we de Raad toch binnenkort wel het plan voor het Ielan, oostelijk gedeelte, zullen kunnen aanbieden. Dat is dan dus het resultaat van een samenspel tussen eigen dienst en adviezen van het bureau Van den Broek en Bakema. Ook op andere terreinen - de heer De Jong is daar mee bekend, ik behoef dat dus niet te herhalen hebben wij af en toe werk naar anderen afgeschoven, maar we hebben daarbij helaas wel ondervonden, dat men ook daar niet precies altijd nakomt wat men heeft gezegd. Nu heeft dat nog niet tot ongelukken geleid, maar het is wel zaak om daar voortdurend ,,op te zitten"; het College doet dat dan ook en is er mèt de heer De Jong van overtuigd, dat er alles op moet worden gezet om het tempo van de hedendaagse ontwikkeling bij te houden, en zelfs moet men voldoende vóór zijn om de mogelijkheden die er zijn, te benutten. De Voorzitter: Er is een klein verzuim begaan. Ongeveer op de helft van pagina 6 van de nota over de subsidies vindt U de door het Nederlands Norma lisatie-Instituut gevraagde hogere bijdrage; voorge steld wordt f 1,50 per 1000 inwoners van die verhoging ten laste van Openbare Werken te laten komen. Die verhoging zou dus in deze begroting op pagina 143 in post 420, punt 3: Bibliotheken, abonnementen op tijd schriften, gevonden kunnen worden. Ik stel dit voorstel tot subsidieverhoging thans, zij het dus één instantie te laat, aan de orde en zou U dus nu willen vragen, of iemand van U, zowel over de begroting als over deze subsidiepost, het woord verlangt. De heer K. J. de Jong: Ik ben wel dankbaar voor het antwoord van de Wethouder en ik heb uiteindelijk met belangstelling kennis genomen van het feit, dat de Wethouder mijn vrees toch eigenlijk ook wel min of meer deelt. Ik geloof, dat dat echt een zaak van vrij overwegende betekenis voor ons als gemeente Leeu warden is, omdat wij juist in deze tijd en ik heb daar straks bij de algemene beschouwingen ook op gewezen niet achter de ontwikkeling aan mogen lopen. En we zouden juist, wanneer dergelijke kort sluitingen hier zouden ontstaan zonder dat het recht streeks aan de eigen dienst te wijten was, het risico lopen, dat dat wèl zou gebeuren. Juist in verband ook met het feit, dat we, zoals ik daar straks gesteld heb, ons véél meer moeten toeleggen op de vrije sector, ge loof ik, dat de opmerkingen, die ik nu gemaakt heb, toch wel van grote betekenis zijn. Ik zou ook wel willen, dat, wanneer aan het College zou blijken, dat het gevaar dat ik getracht heb te signaleren, van gro tere omvang zou worden, de Raad dan tussentijds in ieder geval wordt ingelicht. Ik wil, wat mij betreft, wel graag serieus op de hoogte gehouden worden met deze ontwikkeling. Ik ben hier niet zo erg gerust op. De begroting van Openbare Werken wordt z.h.st., overeenkomstig het voorstel van B. en W. en met in begrip van de verhoging van post 420, vastgesteld. De Voorzitter: Ik zou U nu willen voorstellen het is ongeveer halfvier een kwartier te pauzeren. De Voorzitter: Ik heropen deze vergadering en stel aan de orde: de begroting van de Energiebedrijven en tegelijk daarmede het voorstel tot verhoging van de subsidie aan het Nederlands Normalisatie-Instituut, waar we het zopas ook al over hebben gehad en die ten dele op deze begroting drukt. En dan vindt U op pagina 7 van de subsidienota aan het slot van de eerste alinea nog het voorstel tot het voteren van een jaarlijks bedrag van f 25.voor het lidmaatschap van de Vereniging tot Bevordering van Electro-technisch Vakonderwijs in Nederland. De heer K. J. de Jong: Ik heb een vraag over punt 2 van de mem.v.a., waar staat: Enkele leden betreuren het zo lang uitblijven van de nieuwe stroomleverings- overeenkomst en vroegen nadere inlichtingen over de stand van zaken. En dan komt het bekende antwoord: Onder-handelingen over de stroomleveringsovcreenkomst zijn nog gaande. Ik kan niet zeggen, dat dat antwoord mij nu zo erg bevredigt. Is het niet mogelijk, dat we daar iets meer van horen? Ik wil nu toch wel eens graag weten, hoe het thans met de onderhandelingen staat. In hoeverre zijn ze nog gaande en kan er op korte termijn een afsluiting verwacht worden Voor zover zich dat voor publikatie leent, zou ik zeggen: Geeft U ons enige meerdere inlichtingen, want dit is een zaak, die van jaar tot jaar wordt verschoven, een situatie die zeer onbevredigend is. De hear Santema: Ik haw bihoefte om de hear De Jong by to fallen, hwant sa lang as ik nou lid fan dizze Rie bin dat is goed tsien jier hat dy saek al oan de oarder west en hawwe wy der noch nea ütslütsel oer krigen. De heer Van Balen Walter: Ik zou het verzoek van de heer De Jong ook willen ondersteunen. Wij hebben dit punt reeds jaren op onze agenda staan en wij krijgen alle jaren een soortgelijk antwoord. Ik kan ook niet zeggen, dat het nu overvloeit van duidelijkheid en zo zoetjes aan lijkt mij het moment aangebroken, dat wij nu toch eigenlijk eens een keer precies weten, waar deze zaak stagneert, want iedere keer weer wordt ge zegd: de onderhandelingen zijn gaande. Het is toch 25 geen onmogelijke taak om met twee officiële instan ties, die beide het belang van de gemeenschap hebben te behartigen, tot overeenstemming te komen. Ik zou het dus mèt de heer De Jong zeer op prijs stellen, als wij nu eens een keer precies weten, waar het in dit geval op vast zit. De heer Spiekhout: Aan do vraag over het uitblij ven van de nieuwe stroomleveringsovereenkomst is toegevoegd de vraag, of die nog onaangename conse quenties kan hebben, doordat er eventueel nog nabeta ling of iets dergelijks moet plaats hebben en als ant woord daarop staat er: „Dat lijkt ons uitgesloten". De woorden „lijken" en „ons" zou ik toch wel graag wat omschreven willen hebben. Wordt dat standpunt ook ge deeld door de andere partij, zodat er geen verrassingen meer kunnen komen? Of is dat slechts de mening van het College? De heer Pols (weth.): Ik wil wel zeggen, dat we ons heel erg hebben uitgeput in het vermelden van wat nieuws bij dit bekende programmapunt. Ik zou bijv. dit jaar ook weer kunnen zeggen, dat we net als het vorige jaar met ziekte hebben te kampen op de afdeling financiën. Het hoofd is al een tijd ziek en deze ambtenaar heeft de onderhandelingen vroeger al tijd mee gevoerd. Dat is één punt. Een ander punt is, dat wij een tijd geleden ik geloof februari of ja nuari of nog even eerder over deze zaak weer een brief aan het Provinciaal Bestuur hebben gericht, waar op helemaal geen antwoord is gekomen; dus van die kant zit er ook niet veel schot in op het ogenblik. De heer Santema wil dit nu al tien jaar laten duren, maar dat is niet juist. Zes jaar is trouwens al lang genoeg. Men moet deze dingen natuurlijk ook niet overdrijven. Ik wil nog wel opmerken, dat wij de laatste keer, dat over het nieuwe tarief werd onderhandeld, al een basis hebben gevonden voor de komende onderhandelingen. Want in het verleden maakten de verschillende tarie ven het altijd ook heel moeilijk tot een gesprek te komen. Leeuwarden had n.l. een ander tarief, ook een heel andere opbouw van het tarief dan de Provincie en dan komt men telkens tot andere uitkomsten. Eén van de stappen in de goede richting is dus geweest de gelijkschakeling van het tarief. We hebben daar nu al weer voordeel mee gehad bij de komende verlaging. Het gesprek daaromtrent ging hierdoor ook wat ge makkelijker. Wij hopen, dat wij binnenkort de bespre kingen i.z. de stroomleveringsovereenkomst opnieuw gaan openen en nu kan ik ook direct wel de heer Spiekhout beantwoorden, die vraagt: Heeft dit conse quenties? Het is zoals het in de mem.v.a. staat: Wij menen, dat het geen consequenties heeft. Ik meen, dat het tarief dat wij de laatste jaren gehad hebben, wel ongeveer aansluit op het tarief, waarvan men aan de andere kant uitgaat. Geen van beide partijen behoeft dus bang te zijn. Het nieuwe tarief, dat uit de bus komt, zal, gezien de toekomst dat is mijn persoon lijke gedachte niet veel anders zijn dan wat we op het ogenblik hebben. Ik ben het echter volkomen met de Raad eens, dat we hier eens een punt achter moe ten zetten en ik hoop ook, dat dat heel gauw zal ge beuren. Ik heb verleden jaar ook al gezegd U weet dat misschien niet meer dat wij op alle mogelijke manieren ons best doen. De heer Van Balen Walter: Ik wil graag op één punt nader ingelicht worden. Wanneer de resultaten van het nieuwe contract in de praktijk blijkbaar helemaal niets te betekenen hebben de Wethouder zegt, dat het praktisch geen verschil in tarief zal opleveren, dan is het mij nog veel onduidelijker, dat het zo lang moet duren. Maar ik vraag mij toch ook af: Speelt bij deze gehele onderhandelingskwestie misschien ook een rol de vraag, of Leeuwarden zijn distributienet eigenlijk niet aan het P.E.B. moest overdragen? We zien zo zoetjesaan de gang van zaken in de gehele Provincie, dat alle distributienetten aan het P.E.B. worden over gedragen. Speelt die kwestie ook een rol bij deze onderhandelingen? Want, eerlijk gezegd, ik kan het mij haast niet voorstellen, dat er niet een belangrijker kwestie is dan die ons hier in de Raad wordt voor geschoteld. De heer Pols (weth.): Het is altijd heel moeilijk om te zeggen wat de ander in een onderhandelingspositie op een gegeven moment denkt. Inderdaad zitten wij hier in Leeuwarden met ons eigen net wel wat op een eiland. Als er atoomcentrales zullen komen, dan ge loof ik ook niet, dat iedere provincie in de toekomst nog een centrale zal hebben. Dan zullen we wel veel eerder naar grotere eenheden toe groeien. Of dit echter bij de andere partij in het achterhoofd zit, kan ik eigen lijk heel moeilijk zeggen. Die kaart heeft men nog nooit op tafel gelegd, maar het is wel mogelijk, dat die er is. De heer Van Balen Walter vraagt: Waarom sluiten we het contract dan niet, als de zaak ongeveer wel ligt zoals men het vijf jaar geleden wilde hebben? Het is natuurlijk altijd heel erg gemakkelijk, op dit moment te zeggen: Als we dit vijf jaar geleden hadden gedaan, dan waren we wel ongeveer in hetzelfde vlak terecht gekomen, maar dat weet je nooit eerder dan na een aantal jaren ervaring. Eén punt is er, dat ik zopas nog vergeten heb en dat wel degelijk een rol speelt, ook bij de onderhandelingen. Wij zijn met ons net hier in Leeuwarden en dat moet de andere partij ook ten volle erkennen nu niet zo heel erg gelukkig op dit moment. Wij moeten en dat komt ook door de uit breidingsplannen rondom eigenlijk al de buiten- netten, zoals nu deze zomer op Cambuur zal gebeuren, verzwaren. We hebben dus op het ogenblik een net, dat op het kantje is wat de capaciteit betreft. We kun nen gelukkig nog even verder, omdat we overschakelen op 220 V. en we hopen, dat dat ook zo spoedig moge lijk zijn beslag krijgt. Dan kan er nog wat meer ener gie verwerkt worden, maar in de komende jaren moet er ontzettend veel aan ons net gebeuren en dat zal in de toekomst heel veel geld gaan kosten. Dit is ook altijd een element geweest, dat bij deze bespre kingen wel veel moeilijkheden heeft gegeven. De begroting van de Energiebedrijven wordt z.h.st., overeenkomstig het voorstel van B. en W., vastgesteld, waarmee ook de beide genoemde subsidievoorstellen zijn aangenomen. Aan de orde is de begroting van de Leeuwarder Sportstichting. De heer Heidinga: Ik weet eigenlijk niet, of het bij deze begroting kan, maar ik zou iets willen vragen over het sportterrein aan de Fonteinstraat. Toen wij inder tijd als Raad besloten om de helft van dat sportveld te verkopen voor de nieuwe H.T.S., is ons in de Raad medegedeeld, dat de beide overblijvende sportvelden ge moderniseerd zouden moeten worden, dat ze grondig op de helling moesten en dat daar behoorlijke tijd voor nodig was. Nadat ze herzien waren, zouden ze een tijd moeten liggen; ze moesten weer een vaste grasmat krij gen enz. en dat kon dan allemaal mooi in de tijd, voor dat de nieuwe H.T.S. werd gebouwd. Dan konden zolang de beide andere sportvelden worden gebruikt. Nu heb ik er nog steeds niets van gemerkt, dat er iets ge beurd is aan de beide sportvelden die dus straks aan de dienst onttrokken worden. En dat tijdstip komt na tuurlijk telkens naderbij. Maar de twee andere liggen er ook nog precies zo bij als te voren. Mijn vraag is eigenlijk: Wanneer worden nu die beide laatste sport velden „gereviseerd" De heer Keuning: Ik zou graag over een tweetal punten enige opmerkingen maken. In de eerste plaats hebben wij dezer dagen nog gekre gen een verslag over 1960 van het bestuur van de Leeu warder Sportstichting. Dat verslag liet ons omtrent de toestand van de bestaande terreinen bijzonder weinig aanleiding tot optimisme. Over „Cambuur" wordt ge zegd Het is zeer intensief gebruikt, het onderhoud gaat met grote moeilijkheden gepaaid. Men hoopt, dat die schapenbeweiding maar zo snel mogelijk een einde zal krijgen. Bij het sportpark „De Greuns" wordt ver meld, dat de paden rondom de velden ongeschikt en de kleedgelegenheden niet voldoende zijn. Bij het sport veld aan de Fonteinstraat worden de woorden „hope loze toestand" gebruikt en van het sportveld aan de Marnixstraat wordt gezegd, dat de conditie van het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 13