26
speelveld, vooral door het intensieve gebruik, slechter
is geworden, waardoor het Gemeentebestuur een re
ductie van 40% heeft toegepast. Het sportveld aan de
Borniastraat verkeert in een slechte toestand, waarom
een reductie van 60% moet woiden toegepast. Dit alles
is maar een tamelijk somber geheel. En als ik dit nu ga
bekijken in het licht van de toekomstige sportvelden
in het Nijlan, dan vrees ik, dar wij een periode krijgen,
waarin een nog intensiever; gebruik van de overige
sportvelden nodig zal worden, voordat er zelfs maar
een schijn van kans is, dat de nieuwe sportvelden aan
gelegd zijn en de grasmat voldoende stevigheid ver
kregen heeft. Ik moet U zeggen, dat dit geheel van
de toestand van de sportvelden mij toch wel aanleiding
geeft tot ernstige bezorgdheid. En ik heb me wel af
gevraagd, of het dan niet mogelijk is althans de be
staande sportvelden met een intensiever onderhoud in
een iets betere toestand te brengen dan waarin ze op het
ogenblik zijn, want het staat er nu met de bestaande
sportvelden bepaald slecht voor. Er worden nog een
paar sportvelden aan het gebruik onttrokken; dat be
tekent, dat de overblijvende nog intensiever gebruikt
zullen moeten worden en dat betekent m.i. tegelijker
tijd, dat de nieuwe sportvelden in het Nijlan voor die
tijd bepaald niet klaar zullen zijn. We gaan dus in dat
opzicht een paar bijzonder slechte jaren tegemoet en
ik zou B. en W. toch wel ernstig in overweging willen
geven, om wat er dan nog aan de bestaande sport
velden te doen is wat betreft mogelijkheden, outillage
en onderhoud, daaraan te doen.
Het tweede punt haakt in op de opmerkingen die in
het voorlopig verslag en de mem.v.a. zijn gemaakt
n.a.v. het gebruik van de sportvelden van ,,Cambuur"
en wel hoofdzakelijk het hoofdveld.
Het blijkt dus, dat men hier in de begroting wel
opgenomen vindt de diverse huurbedragen die de ver
schillende sportverenigingen, die van de sportvelden
gebruik maken, betalen, maar dat dit t.a.v. de voetbal
vereniging „Leeuwarden" niet het geval is. En wan
neer men nu vraagt naar de normen voor de huur
bedragen van deze sportvelden, dan is het antwoord
van B. en W. wel dermate vaag, dat ik moet beken
nen, dat ik het nauwelijks een antwoord vond. Want
als men zegt: „Er wordt rekening gehouden met de
bijzondere aard van de afzonderlijke objecten", dan zegt
dat natuurlijk ook net helemaal niets. Bij informatie
hierover bleek mij, dat t.a.v. de voetbalvereniging
„Leeuwarden" speciaal een vrij zware huurlast op deze
vereniging rust, waarbij men dus met de afschrijvings
kosten van het trainingsveld en een belangrijk deel van
de afschrijvingskosten van het hoofdveld en de tribunes
van „Cambuur" wel rekening houdt, iets wat met de
andere terreinen niet het geval is.
Het is mij gebleken, dat er t.a.v. de voetbalvereni
ging „Leeuwarden" momenteel blijkbaar nog geen
huurcontract is en dat er nog onderhandelingen over
een nieuwe huurovereenkomst gaande zijn. En in dit
verband zou ik dan toch wel enkele suggesties willen
plaatsen. De eerste suggestie is dan, dat men met het
bestaande systeem van de berekening van de huur
voor hoofdveld, trainingsveld, bijkomende kosten van
douches e.d. breekt, in de eerste plaats, omdat het bij
geen der andere sportvelden gebeurt en in de tweede
plaats, omdat op deze wijze dat geloof ik ook
niet op juiste wijze de waardering tot uitdrukking
komt, die men voor het werk van deze vereniging op
het gebied van de actieve en de passieve recreatie toch
dient te hebben. Het lijkt mij veel juister, dat er reke
ning wordt gehouden met de aard van de vereniging,
zoals inderdaad ook bij de amateurverenigingen ge
beurt. Het is tenslotte toch wel een aanzienlijk belang
voor Leeuwarden, dat een vereniging in de eerste divisie
van het betaalde voetbal en eventueel zelfs de eredivisie
zou kunnen spelen. Dit is niet uitsluitend een zuiver
financieel belang, hoewel men het punt van de ver
makelijkheidsbelasting natuurlijk ook niet helemaal
buiten beschouwing zou mogen laten. Want als ik het
goed zie, dan levert dat toch een f 15.000,a f 20.000,
vermakelijkheidsbelasting op per jaar. Maai' dat is een
zijdelingse zaak. Uit het indertijd bij de garantie voor
de Stichting Sportbelangen verhandelde hebben we ge
zien, dat de inkomsten van deze verenigingen wel voor
verreweg het grootste deel de recette betreffen en
dat deze recette ten nauwste samenhangt met de plaats
die dergelijke verenigingen in het Nederlandse voetbal
kunnen innemen. In dit verband zou ik U dan ook in
overweging willen geven om in de huurovereenkomst
het is theoretisch weliswaar een huurovereenkomst
tussen de Sportstichting en de voetbalvereniging „Leeu
warden", maar de huurvoorwaarden worden tenslotte
vastgesteld in Uw College een betrekkelijk lage vaste
huur te stellen. Als men dan voor het overige in be
langrijke mate werkt met een recettepercentage, dan
heeft dat verschillende voordelen. In de eerste plaats
heeft dat het voordeel, dat men dus aan een vereni
ging, die op een gegeven ogenblik iets minder goed
speelt en daardoor wat minder goed staat en iets min
der publiek krijgt, niet direct door een overmaat aan
vaste lasten haar speelruimte (haar financiële speel
ruimte in dit geval) gaat ontnemen. In de tweede
plaats betekent dit een voordeel, omdat een dergelijke
regeling ook een vrij sterke stimulans kan zijn voor
deze vereniging om zoveel mogelijk publiek te trek
ken en daardoor dus haar recette op te voeren, het
geen ook voor de Gemeente tenslotte alleen maar gun
stig kan zijn. Ik geloof, dat men in dit opzicht zich
niet blind moet staren op het punt van het semi-pro-
fessionalisme, het betaalde voetbal, maar er zeker re
kening mee moet houden, dat hier voor een vrij groot
gedeelte een amateurvereniging achter staat, die mede
drijft op de inkomsten van haar professional-afdeling.
Ik meen, dat we veeleer hebben te kijken naar de
algemene betekenis die een vereniging als deze ook in
Leeuwarden heeft. Een dergelijke recettehuur is ook
niet iets nieuws, het komt bij vele verenigingen in het
land voor en ik zou U toch wel ernstig in overweging
willen geven op de wijze als door mij bepleit, te han
delen en niet huurovereenkomsten op lange termijn
te maken. Ik geloof, dat kortlopende huurovereenkom
sten hier alleen maar gunstig kunnen werken.
Tenslotte meen ik ook, dat in het licht van de voor
zieningen ten behoeve van andere sportverenigingen
de momenteel in de begroting opgenomen bedragen
toch wel een vrij zware last opleveren. Ik geef echter
toe, dat de techniek van de huur op basis vari het
geheel en verreweg het grootste deel op basis van de
recette ook wat meer voor de Gemeente oplevert, als
het de vereniging goed gaat, en iets minder, als het
de vereniging minder goed gaat. Ik zou U wel in over
weging willen geven bij het vaststellen van de huur
voorwaarden voor de Leeuwarder Sportstichting dit
element in overweging te nemen.
De heer Tiekstra (weth.): De heer Heidinga grijpt
met zijn vraag met betrekking tot het sportterrein
Fonteinstraat terug op het hier in de Raad verhandelde
bij gelegenheid van de verkoop van, globaal gesproken,
de helft van dit terrein, aan de Vereniging voor Mid
delbaar Technisch en Ambachtsonderwijs. In de
mem.v.a. hebben B. en W. op een vraag van dezelfde
inhoud medegedeeld, dat de plannen tot verbetering van
het overblijvende gedeelte van dit sportterrein in voor
bereiding zijn. Ik geloof, dat dit antwoord op zich zelf
genomen duidelijk is, maar dat de heer Heidinga even
uit het oog verliest, dat de vervanging van de terreinen
op tweeërlei wijze was geregeld. Er is allereerst een
plan opgesteld en inmiddels ook uitgevoerd voor
twee sportvelden aan het Bisschopsrak. De heer Hei
dinga zal zich herinneren, dat bij het aanleggen van
die terreinen in het bijzonder de positie van het be
drijfsvoetbal een rol speelde. B. en W. hebben inmid
dels kans gezien dit plan te realiseren en ik kan de
Raad dan ook meedelen, dat de twee velden aan het
Bisschopsrak intussen zijn aangelegd en nu hun rust
periode zijn ingegaan. Na afloop daarvan kunnen ze
dus in gebruik worden genomen. Ik heb er geen kijk
op, wanneer dit precies het geval zal zijn, maar ik
heb wel het vertrouwen, dat dit zal kunnen, voordat
de twee westelijke velden van het Fonteinlandcomplex
aan hun bestemming zullen worden onttrokken. De
heer Heidinga heeft gelijk, wanneer hij zegt, dat ver
betering van het overblijvende deel dan toch wel zeer
dringend wordt. Het is n.l. zo, dat uitgerekend de twee
westelijke velden van het complex nog de beste zijn.
Ik moet echter volstaan met te persisteren bij het
antwoord, dat het plan daarvoor in voorbereiding is.
V** 1
27
Wanneer de herstelling gereed kan zijn, durf ik op
dit moment niet te zeggen. Wel kan ik aan de Raad
mededelen, dat hier van een volledig herstel sprake zal
zijn, in die zin, dat er dan op het overblijvende deel
van het terrein weer twee speelvelden kunnen worden
gelegd en ook in gebruik kunnen worden genomen.
De heer Keuning liet de opmerkingen, die hij hier
aan vastknoopt, voorafgaan door een beschouwing
over wat het jaarverslag van de Leeuwarder Sport
stichting hem aan materiaal en aan inzicht in de sport-
voorzieningen heeft opgeleverd. In het jaarverslag komt
zeer duidelijk tot uitdrukking maar ik meen, dat
dat van de zijde van het College ook nooit ontkend is
geworden dat we op het terrein van de sportvoor-
zieningen zowel kwantitatief als kwalitatief een ern
stige achterstand hebben. Ik geloof echter niet, dat
we ons in dat opzicht werkelijk ongunstig onderschei
den van andere gemeenten. Het zal de Raad wel niet
onbekend zijn gebleven, dat dit verschijnsel over het
gehele land optreedt. En dit wordt nog des te klem
mender, omdat we in een versneld werktijdverkortings
proces zijn terecht gekomen, d.w.z., dat er meer vrije
tijd is en dus grotere behoefte aan actieve en passieve
recreatie. Dit betekent weer een veel grotere behoefte
aan sportterreinen, zodat we dus in een versneld tem
po niet alleen de capaciteit van de bestaande velden
moeten zien op te voeren, maar tevens de voorraad
beschikbare velden zo snel mogelijk moeten zien uit te
breiden. Eén van de voornaamste oorzaken van de
slechte toestand van de bestaande velden is inderdaad,
dat door het gebrek aan andere mogelijkheden de be-
spelingsintensiviteit enorm hoog moet worden opge
voerd. Doet men dat niet, dan zou men bij de sport
verenigingen vermoedelijk moeten gaan werken met
ledenstoppen. Misschien doet men dit ook al; ik weet
dat niet. Dat zou betekenen, dat een groot aantal be
langstellenden niet terecht kan voor sportbeoefening,
een verschijnsel, dat in het westen van het land reeds
bestaat. Ik geloof niet, dat ik op hetgeen de heer Keu
ning heeft gezegd over de verschillende velden hier op
dit ogenblik diep behoef in te gaan. De door hem ge
signaleerde feiten zijn duidelijk. Maar wij moeten ons
wel realiseren, dat er uiteraard in de naaste toekomst
nog een aantal velden zal verdwijnen; ik denk aan de
velden achter1 de Borniastraat, in de toekomst ook
Hofstra-State en zo enkele meer. Het staat ook niet
bij voorbaat vast, dat het Marnixveld voor een reeks
van jaren nog beschikbaar zal blijven, als het vee
marktproject in gebruik is genomen. De Raad weet, dat
dit terrein nog altijd een reserve vormt voor het even
tueel opvangen van de toeneming van de parkeer-
behoefte. We moeten dus zeer stellig op zo kort mo
gelijke termijn een volledige inventarisatie hebben van
de bestaande velden en de toekomstige behoefte hier
aan. Daarbij zal dus mee geïncorporeerd moeten wor
den de invloed die de werktijdverkorting hier ook zal
uitoefenen; terzake hebben B. en W. in de mem.v.a.
vermeld, dat zij aan de Leeuwarder Sportstichting al
gevraagd hebben om hieromtrent van advies te dienen
en te rapporteren. Ik refereer hieromtrent aan de
laatste zin van het antwoord in de mem.v.a., dat wij na
ontvangst van bedoelde gegevens deze aan de Raad
zullen verstrekken en de Raad dus ook inzicht hierin
kunnen geven. Dit betekent alleen maar, dat we de
inventaris op papier hebben staan, maar dat betekent
nog in het geheel niet, dat we tot uitvoering zijn ge
komen. Het vraagstuk van de uitvoering van dit soort
projecten is bij de gegeven stand van zaken bijzonder
moeilijk, ten eerste, omdat de behoefte enorm groot
is, ten tweede omdat er, technisch gezien, nu eenmaal
een bepaalde tijd nodig is om de werken uit te voeren
en ten derde en dat is wel het allermoeilijkste punt,
geloof ik omdat het bij de huidige stand van de
arbeidsmarkt niet waarschijnlijk is, dat in onze stad
nog vele grote werken als werkverruimingsprojecten
zullen kunnen worden uitgevoerd. Dat betekent dus,
dat we ons wel moeten bezinnen op de vraag, of mis
schien andere uitvoeringsmogelijkheden hier uitkomst
zouden kunnen bieden, hoewel ik die voor mijzelf op
dit ogenblik nog niet zie.
Dan heeft de heer Keuning een vrij uitvoerige be
schouwing gehouden over de huur van het hoofdveld
van „Cambuur", waaromtrent ook een vraag in het
sectieverslag voorkomt, een vraag, die B. en W. hebben
beantwoord met de mededeling, dat de sportvelden door
de Stichting worden verhuurd en de heer Keuning
heeft gelijk op voorwaarden, goedgekeurd door
B. en W., en dat bij de huurbepaling rekening wordt
gehouden met de bijzondere aard van de afzonderlijke
objecten. Nu geloof ik, dat de heer Keuning en het
College het wel met elkaar eens zijn, dat we hier met
een bijzonder object hebben te maken. De zaak van
de verhuur van het hoofdveld van „Cambuur" is even
wel niet zo eenvoudig. Een aantal jaren geleden be
speelden de voetbalverenigingen „Frisia" en „Leeu
warden" gezamenlijk het hoofdveld, d.w.z. beide met hun
eerste elftallen. In een bepaalde situatie kon de voet
balvereniging „Frisia" de financiële lasten, hieruit voort
vloeiende, niet meer dragen en toen is op aandrang en
verzoek van het bestuur van de voetbalvereniging
„Leeuwarden" het alleenbespelingsrecht met beide elf
tallen, d.w.z. zowel het eerste als het tweede elftal,
aan de voetbalvereniging „Leeuwarden" toegekend.
Daarbij kwam uiteraard het gehele vraagstuk van de
huur naar voren. Zou „Leeuwarden" op basis van de
eigen of van de gezamenlijke huur moeten doorspelen?
Ik zal met mijn beschouwingen over de ontwikkeling
van dit voetbal wel kort moeten zijn. Deze gehele zaak
is er helpt toch geen lieve moederen aan in een
bepaalde ontwikkelingsfase. Wij weten nog niet pre
cies, waar dit in uitmondt. Ik geloof wel te mogen
zeggen, als mijn persoonlijke overtuiging, dat, gegeven
de grote belangstelling, in de passieve sfeer uiteraard, in
de stad Leeuwarden en ook in een groot gebied rond
om Leeuwarden voor de prestaties van de voetbalver
eniging „Leeuwarden" in de eerste divisie, de wed
strijden een belangrijke factor moeten worden geacht
in het kader van het woonklimaat, hoe men daar ove
rigens ook over moge denken. Het is ook van belang,
dat enige duizenden mensen hier passieve recreatie
kunnen krijgen, al zou men dit misschien voor zichzelf
niet altijd wensen. Deze ontwikkeling is er nog maar
sinds kort; het is een kwestie van slechts enkele jaren.
Ze is niet tot stilstand gekomen, maar gaat voort en
we weten dus, zoals gezegd, ook nog niet precies, waar
dit op uitloopt. Maar ik meen toch stellig, dat men
t.a.v. de verhuur aan amateurverenigingen een ander
standpunt kan innemen dan t.a.v. semi-profclubs, waar
bij men zich overigens wel heeft te realiseren, dat ook
een voetbalvereniging als de v.v. „Leeuwarden" uiter
aard een zeer omvangrijke amateur-afdeling heeft, die
qua omvang enkele tientallen malen groter is dan die
van de betaalde spelers bij deze club. Dit betekent ech
ter ook, dat men t.a.v. de vraag, welke lasten deze
vereniging kan dragen uit hoofde van de accommodatie
die zij nodig heeft voor haar wedstrijden, op dit mo
ment nog niet een exact antwoord kan geven. Ik moet
er nog bij vermelden, dat destijds het oef en veld, ook
door de heer Keuning genoemd, is aangelegd mede in
o vei l eg met het bestuur van deze voetbalvereniging op
conditie, dat de lasten, daaruit voortvloeiende, door
haar zouden worden gedragen. Nu kan ik mij voor
stellen, dat men op een bepaald ogenblik eens gaat
zeggen en dat lijkt ook niet onredelijk en misschien
ook de moeite van het overwegen wel waard La
ten wij nu toch eens proberen al de afzonderlijke huur-
bestanddelen uit te poetsen en daarvoor één huur
bedrag te bereiken. Dat kan uiteraard, maar dan zou
men wel eens verschil van mening kunnen krijgen, niet
over het feit, dat één huurbedrag wordt berekend, maar
wel over de hoogte van dat bedrag. Daarbij zal uiter
aard ook do vraag spelen, welke invloed deze huur-
vergoeding op het budget van de betreffende vereniging
uitoefent. Misschien zit iets aantrekkelijks in wat de
heer Keuning heeft gezegd i.z. de koppeling van recette
en huur. Het is mij bekend, dat het bestuur van de
Sportstichting op het ogenblik in onderhandeling is
met het bestuur van de voetbalvereniging en het zou
best kunnen zijn, dat in die onderhandelingen en ook
in de overwegingen van B. en W. de gedachte van de
heer Keuning, n.l. een zekere mate van koppeling van
de huur aan de recette ik geloof niet, dat hij bedoelt
een volledige koppeling misschien voor beide par
tijen wel zo aantrekkelijk zou kunnen zijn. In zekere
mate is dat ook in de nu afgelopen overeenkomst het
geval geweest. De basishuur was n.l. nogal hoog, maar