De Voorzitter: Ik heropen deze raadsvergadering. De heer Hoekstra: Ik ben zeer verheugd te hebben mogen vernemen, dat U op aangename en objectieve wijze weet samen te werken met de directeur van de G.G.D. Ik wens U gaarne toe, dat ook de adjunct directeur zo aanstonds een voortreffelijke kracht zal blijken te zijn, zodat deze heren het vele werk dat hun wordt opgedragen, uitstekend kunnen uitvoeren. Uw taak als toeziend voogd op de volksgezondheid in Leeuwarden is niet gemakkelijk, omdat op dit ge bied van de verzorging der volksgezondheid chaos dreigt. De kraamkliniek en de Bornia-kliniek zijn ver dwenen en de aanwending van klinische hulp, mede dank zij de medewerking der ziekenfondsen, is sterk opgevoerd. Hetgeen een gelukkige omstandigheid mag heten. De heer De Vries, komende uit de ziekenfonds sector, verkondigt misschien een andere stelling, maar de geneeskundigen achten zich juist gelukkig met déze medewerking, waardoor velen kunnen worden geholpen, die anders van afdoende hulp zouden verstoken blijven. Het verheugt mij, dat onze partij, die eveneens stoelt op christelijke basis, in deze met vrijwel alle fracties positief kan samenwerken. De psychopatenzorg en de strijd tegen alcoholisme en prostitutie baren ernstige moeilijkheden. De psy chopaat is een zieke, maar ook dikwijls een misdadiger. Hier schieten de beperkte mogelijkheden van de politie (in verband met de 5-daagse werkweek en de onder bezetting van dit korps) mogelijk te kort, hetgeen U bovendien nog met zorg zal vervullen. Moge U kunnen voorkomen, dat hier toestanden zullen ontstaan, zoals deze in onze grote steden en in het Gooi worden aangetroffen. Met de Bijbel als richtsnoer is het moei lijk hier tot een goede oplossing te geraken: één der grote figuren uit het Oude Testament is na de ver nietiging van Jericho gespaard gebleven en deze be genadigde vrouw kan moeilijk tot voorbeeld dienen bij de uitvoering van de wettige taak der bevorderaars van de volksgezondheid in ruime zin. Bijbeluitleg door de heren theologen voert hier tot bruikbaarder resul taten. Mogelijk ook zullen de juristen een criminele psychopaat meer gaan beschouwen en behandelen als een „doorsnee"-misdadiger dan als een zieke. Hoe dit zij, ik wil mij graag aansluiten bij de woorden van de heer Spiekhout, die U heeft voorgesteld om in een planning te voorzien, want alle vraagstukken, die hier in Leeuwarden bestaan, kunnen, naar ik meen, niet anders opgelost worden dan na een zeer zorgvuldige planning. Het is een gelukkige omstandigheid, dat zich hier maar zelden besmettelijke ziekten voordoen. Hierdoor komt de functie van het Infectiepaviljoen in het geding. Deze inrichting leent zich beslist niet voor de verpleging van psychopaten en van geestelijk ab- normalen. Ik hoop, dat U op een van U te verwachten voorzichtige wijze zult toezien op de bestemming van het Infectiepaviljoen. Gaarne dring ik er op aan, deze inrichting met haar voortreffelijke verpleegsters, die echter niet psychiatrisch zijn geschoold, voorlopig te blijven bestemmen voor onze gewone zieken. De heer J. de Vries: Na de beantwoording van de zijde van de Voorzitter van mijn opmerkingen in eerste instantie wil ik er met nadruk op wijzen, dat ik daar door zozeer bevredigd ben, dat ik niet behoefte gevoel om in tweede instantie weer de zaak te herkauwen, zelfs niet na de speels-theologische filosofieën van de heer Hoekstra. (Gelach.) De Voorzitter: Ik geloof, dat ik van mijn kant in tweede instantie weinig behoef te zeggen. Ik heb met heel grote belangstelling, voor zover ik het begrepen heb, (Gelach) de uiteenzetting van de heer Hoekstra aangehoord. Ik wil graag, samen met de overige heren van het College natuurlijk, de van zijn kant onderstreep te suggestie van de heer Spiekhout over een gezond heidsplanning ik heb het ook aan de heer Spiekhout gezegd eens in overweging nemen. En wat het In fectiepaviljoen betreft, ik geloof, dat de heer Hoekstra en ik het er samen wel over eens zijn, dat het Infectie paviljoen ook voor de behandeling van infectieziekten verouderd is en dat daarom dan in de plannen voor het nieuwe ziekenhuis tevens een vervanging van dit paviljoen is opgenomen. Overigens delen wij wel zijn mening, dat ook voor de verpleging van anderen dan lijders aan infectieziekten, m.n. dan van psychopaten en andere geestelijk abnormalen, deze inrichting niet geschikt is. Ook in dat opzicht kunnen wij elkaar dus de hand reiken. Ik zou mij tot deze enkele opmerkingen willen be palen. De volgnummers van hoofdstuk IV, Volksgezondheid, worden onveranderd, behoudens de volgnummers 144, 150 en 154, die overeenkomstig de gewijzigde voor stellen van B. en W. worden vastgesteld. Hoofdstuk V. Volkshuisvesting. Algemeen. De heer Bootsma: Ik kan vrij kort zijn. Daar ik echter bij het begin van de dag aangekondigd heb, dat wij eigenlijk de speciale dingen meer bij de hoofdstuk ken zouden willen behandelen, zal ik bij dit hoofdstuk toch wel iets in het algemeen te berde moeten bren gen en dan voornamelijk andere sprekers zijn in de algemene beschouwingen hier reeds verder op inge gaan een paar woorden wijden aan de kwestie van de bouw al of niet in de vrije sector. Het komt er o.i. minder op aan, wie bouwt dan wel hoe men bouwt en tegen welke prijs men bouwt. Het gaat niet zozeer om de bouwprijs, maar meer om de huurprijs, waartegen deze woningen uiteindelijk beschikbaar zullen komen. Wanneer men van de kant van de vrije bouwmarkt zou kunnen komen met een reëel plan voor het bouwen van woningen speciaal op het terrein van de volkshuis vesting en zouden die woningen werkelijk aan rede lijk te stellen eisen voldoen en een redelijk huurpeil opleveren, dan geloof ik niet, dat wij ons daar ernstig tegen zouden moeten verzetten. Met vrije bouw in de speculatieve zin wordt het echter wel even anders. Ik zou dus hiervan willen zeggen, dat onze taak in de eerste plaats gelegen is op het terrein van de volks woningbouw en degene, die hogere eisen stelt, zal ook wel degelijk aan zijn trekken weten te komen. De heer Heidinga: Het woningbouwbeleid van onze Gemeente is naar mijn mening nog steeds niet genoeg afgestemd op de mogelijkheden, die zich voordoen. Dat is ook reeds in de secties gesteld, maar het College heeft dat in de mem.v.a. ontkend met de woorden: „Wij zijn het in het algemeen met deze beschouwingen niet eens". In de eerste jaren na de oorlog waren er bijv. mogelijkheden om noodwoningen te bouwen, maar Leeuwarden heeft ze niet gekregen. Daar hadden we geen grond voor en het College voelde er, geloof ik, ook niet voor. Daarna waren er meer mogelijkheiden om woningwetwoningen te krijgen. Leeuwarden heeft ze wel gekregen, maar niet in de mate, zoals mogelijk was geweest, want wij waren achterop met de uitbrei dingsplannen en ei' was telkens gebrek aan grond daar voor. Vervolgens zijn er mogelijkheden gekomen om de premiebouw uit te breiden. Daar heeft Leeuwarden niet voldoende van geprofiteerd, want het klimaat hier deugde niet voor beleggers. Nu zijn sinds enige tijd de voorwaarden gunstig voor bouwen in de vrije sector. Er waren in begin maart van dit jaar reeds 19.000 van dergelijke woningen aangevraagd bij het Ministerie. In Leeuwarden werd in de eerste vier maanden van 1961 een begin gemaakt met de bouw van 19 woningen in de vrije sector. Dus naar het zich laat aanzien, komen we ook hier bepaald niet tot geweldige resultaten. Wat is nu de oorzaak van dit alles? Naar mijn mening zijn we nog altijd te laat met de uitbreidingsplannen, de grondaankoop. Daar is trouwens door onze fractie in de raadszittingen meermalen op gewezen. De tweede factor is, dat de uitbreidingsplannen niet aantrekkelijk zijn voor de bouwers. Alles wordt in een bepaald schema gewrongen. En er wordt ook nog koppelverkoop toe gepast: als je een paar sokken wilt kopen, dan moet je er een hoge hoed en een overjas bijnemen. Laten we toch alsjeblieft onze uitbreidingsplannen afstemmen op de vraag, de behoefte, van de inwoners van Leeu warden en laten we proberen vóór te komen met de uitbreidingsplannen, opdat er veel meer mogelijkheden komen voor de bouw in de vrije sector. 43 Dan moet ik ook even iets zeggen over de verhouding van de hoogbouw t.o.v. de laagbouw. Als ik het ant woord in de mem.v.a. goed begrepen heb, dan zal er in het uitbreidingsplan 't Ielan al veel meer rekening mee worden gehouden dan tot nu toe het geval geweest is. Dat stemt mij aan de ene kant tot vreugde en aan de andere kant ben ik nog altijd bang voor al die flats. Ze worden bewoond, alles goed en wel, maar we krijgen straks een tijd, dat we de woningnood ingehaald hebben en mijn persoonlijke mening is, dat dat niet zo heel lang meer duurt; we zeilen aardig die kant uit. Ja, mijnheer de Wethouder van Financiën, daar lacht U nu om, maar U moet zich eens even de distributietijd in de gedachte terugbrengen. Ik noem alleen maar de snoepkaarten. Toen we nog snoepkaarten hadden, moest iedereen chocola hebben en zuurtjes en weet ik wat niet meer. Zo is het ook met de woningen. Het is het enige distributiegoed, dat we nog in Nederland over hebben, en juist omdat het distributiegoed is, wil ieder een het hebben, hebben, hebben, maar in grote lijnen kan de distributie van de woningen wel aan kant. Juist in de woningen voor de lagere inkomensgroepen zit de pijn; daar wringt het. En als we nu een hele hoop flats bouwen, blijven we er straks mee zitten, want die voldoen niet aan behoorlijke eisen van bewoonbaarheid. Wij zijn met zijn allen nog niet bij machte een flat zo te bouwen, dat het aanstonds over 20 of 30 jaar nog bewoonbaar is. We kunnen wel menen, dat het wél zo is, maar dat is echt niet het geval. Wij gebruiken die dingen nu, omdat we moeten, maar wanneer ooit de mogelijkheid om andere woningen te bouwen, er komt en die is op komst dan gaan die flats het eerst er uit. Dan zitten we met de grote kapitaalslasten van die woningen. Daar moeten we uitermate voorzichtig mee zijn. (Stemmen: Er zijn toch huurcontracten?) Ja, daar schieten we wat mee op! Er wordt ook niet het minste gedaan om bijv. de geluidshinder te beperken. We weten wel, dat de isolatie van de flats dat kun nen we rustig stellen beneden peil is. Maar nogmaals: het verblijdt mij zeer, dat het Col lege nu toch ook tot de conclusie komt, dat we zoveel mogelijk laagbouw moeten hebben in het Ielan, omdat de laagbouw in ieder geval bewezen heeft, dergelijke onvolkomenheden niet te hebben. En dan houden we tenminste straks ook wat woningen over, die voor langere tijd goed zijn. Ik zou eigenlijk graag wat willen zeggen over de woningbouw in het Heechterp, maar omdat de tijd al behoorlijk opschiet, zal ik dat niet doen. Toch moet me even van het hart, dat het Friesch Dagblad er een pracht naam voor heeft uitgevonden: de steenwoestijn in het uitbreidingsplan het Heechterp. Een fantastische naam, heel typerend, maar wat ik overigens van het Heech terp zou willen zeggen, wil ik dan maar bewaren, tot dat we volgende maand het nieuwe plan om aan de Intervam een groot aantal woningen op te dragen, hier in de Raad krijgen. Dan zou ik nog iets willen zeggen over de toewijzing van woningen. Ik weet wel, dat die eigenlijk niet een zaak is van deze Gemeenteraad, maai- ze zou het kun nen worden, tenminste het facet, dat ik daaraan zie en dat is dit: In het westen van het land wordt de toe wijzing van woningen gebruikt, om hier uit het noorden en uit andere gebieden mensen weg te zuigen. Men biedt een betrekking aan en men biedt er- direct een woning bij aan. Er gaan daarom dus betrekkelijk veel mensen uit het noorden naar Holland. Ze zijn daar direct klaar met een woning, maar de woningnood in de de grote steden blijft praktisch precies gelijk. Dit vind ik van de Regering een uitermate foute woningtoewij zing en ik ben heel bang, dat wij in Leeuwarden tegen wil en dank op hetzelfde pad zouden kunnen worden gedrongen. Leeuwarden begint ook te industrialiseren; die industrieën moeten mensen aantrekken en die men sen moeten woningen hebben. Dus, wat ligt meer voor de hand dan dat wij, om de werkgelegenheid te bevor deren, de mensen die wij aanzuigen uit de Wouden en overal vandaan, woningen toewijzen. Maar onze hele gemeenschap zoals die op het ogenblik reilt en zeilt, krijgt niets van die woningen. Dat acht ik een beslist foute oplossing van het vraagstuk. En daarom signa leer ik het hier. De heer W. de Vries: Het verheugt mij, dat hier vanmorgen ook bij de algemene beschouwingen al en kele woorden zijn gewijd aan de positie van de dorpen, alhoewel ik het moet betreuren, dat één van de fractie voorzitters daar een „gat" in zag. Ik heb in de sectievergadering het volgende ge vraagd: „Hebben B. en W. het voornemen de grond bij de Hervormde Kerk te Lekkum, die eigendom is van de Gemeente, spoedig te laten bebouwen?" Het ant woord is daarop: ,,In afwachting van de herziening van het uitbreidingsplan zijn hiervoor vooralsnog geen plannen". Dat is voor Lekkum wel een klein beetje een teleurstelling, omdat men daar ook wel eens hoopt op wat nieuwe woningen. Het gaat Lekkum eigenlijk niet voor de wind. Wij hebben al een leegstaande pastorie; Ds. Kalma is al naar Sneek vertrokken, omdat de kleine gemeente niet meer een predikantensalaris kon op brengen. De school is al van drie op twee leerkrachten gekomen en verschillende gezinnen, die eigenlijk wel in Lekkum wilden blijven wonen, zijn naar de stad ge gaan, omdat in Lekkum geen woningen voor hen be schikbaar waren. Ik hoop, dat de herziening van het uitbreidingsplan niet lang meer op zich zal laten wach ten en dat we dan met dat plan in de hand misschien ook tot woningbouw in Lekkum kunnen komen, hoewel het voor mij de vraag blijft, of wij zonder die her ziening dit perceel niet konden bebouwen, omdat het toch al in de plannen is opgenomen. De heer Beuving: Het feit doet zich voor, dat kort na overname door de Gemeente van onbewoonbaar- verklaarde woningen in te saneren wijken ik heb speciaal op het oog de Spanjaardsbuurt en de buurt Fabrieksteeg-Tulpenburg met de meeste spoed wor den afgebroken. Men kan toejuichen, dat de oude krot ten snel worden opgeruimd, maar dan blijven er wo ninkjes en het zijn er heus niet zoveel, die nog niet in het bezit van de Gemeente zijn staan, die door afbraak van de buurhuizen links en rechts ruïnes ge lijk worden. Deze huisjes worden meestal bewoond door jonge gezinnen. De man en de vrouw hadden bij aanvrage van een woning nog niet de leeftijd bereikt, waarop een woning kan worden toegewezen. Zij waren toen blij met dit huisje, maar dat is dan al weer een jaar of drie, vier geleden. Op Tulpenburg en in de Fabrieksteeg staan drie a vier van deze woninkjes midden in de afbraak en worden zelf ook gedeeltelijk afgebroken. Ze zijn door de slopers van de aangren zende huisjes niet waterdicht gemaakt. Halve dakgoten hangen er bij neer, zodat de bewoners niet eens meer boven, op de slaapkamers, kunnen slapen. Die mensen verlangen er naar daar weg te komen, maar zien geen mogelijkheden. Deze methode van afbreken kan men toejuichen, maar degenen, die nog tussen de afbraak wonen, zitten met de lasten. Ik heb deze kwestie ook met de heer De Boer, hoofd van het Bureau Huisves ting, besproken, maar die stuurt mij na dat gesprek een laconiek briefje, waarin hij toegeeft, dat die be woners het werkelijk moeilijk hebben, maar dat zij er rekening mee moeten houden, dat ze niet direct een toewijzing voor een andere woning krijgen, omdat ze, dit wetende, hun tegenwoordige woning hebben be trokken. Dat briefje is voor mij van nul en gener waarde, omdat die mensen en hun kinderen in de eerste plaats gevaarlijk en in de tweede plaats nauwelijks droog wonen. Ik zou B. en W. willen verzoeken maatregelen te treffen voor een oplossing van dit probleem. De hear Santema: Nei oanlieding fan dat steatsje fan it tal wenningsykjenden yn de mem.f.a. woe ik noch in inkelde opmerking meitsje en wol dizze, dat dat getal fan 3097 dochs noch wol hiel heech is. Nou hat de hear Heidinga niis sein, dat it eigentlik suver hast in bytsje immoreel wêze soe fan it gemeentebistjür om minsken dy't hjirre aen- sen yn de yndustry komme to arbeidzjen, net in wenning oanbiede to kinnen. Dat is in kategory, dy't noch net foarkomt yn it listke, soe ik sizze. As wy aensen de greate yndustryen hjir krije, Van der Heem en Philips bygelyks, dan kin men forwachtsje, dat der noch hiel hwat minsken geregeld har wurk yn Ljouwert hawwe sille en dat dy't der ek priis op stelle sille, dat se hjir komme to wenjen. Dan soe dat listke sünder

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 22