NW&Wii
46
toch ook weer f 0,30 of f 0,40 huurverhoging per week
meebrengt, maar ik geloof toch, dat de toekomstwaar
de van de woningen beter zou zijn, wanneer men wel
voor betere isolatie had gezorgd.
Over het Heechterp hebben we dus nog een interes
sant debat te verwachten in één van de eerstvolgende
raadsvergaderingen. Ik wil daar even op vooruitlopen
door te zeggen, dat ik het bepaald niet eens ben met
het Friesch Dagblad, wanneer het schrijft, dat het
Heechterp een steenwoestijn is. Wanneer de aankleding
van het Heechterp haar beslag zal hebben gekregen,
wanneer de boompjes volgroeid zullen zijn, dan zal
men daar bepaald dit oordeel naar mijn mening niet
over kunnen vellen. De heer De Vries heeft gesproken
over de achteruitgang in Lekkum en hij heeft bepleit
om daar toch ook tot woningbouw over te gaan. Wij
zijn t.a.v. het bouwen van kleine aantallen woningen
een beetje pessimistisch geworden door het feit,
dat in Wirdum die zaak niet van de grond wil komen,
maar dat neemt niet weg, dat wij, waar de kans zich
voordoet, misschien nadat de bouwmarkt zich enigs
zins zal hebben ontspannen, toch ook weer naar wegen
willen zoeken om voor de dorpen in dit gebied iets te
doen.
De heer Beuving heeft het over de afbraak van oude
woningen. Collega Pols, is dat een punt voor mij of is
dat voor U? (De heer Pols (weth.): Half om half!)
Dan zou ik zeggen: Spreekt U er dan maar over. De
aan de afbraak grenzende woningen zouden een beetje
zielig achterblijven, maar de heer Beuving heeft zijn
vraag toegespitst op een verzoek om andere huizen
voor de overgebleven bewoners. Dat ligt echter wel
duidelijk op het terrein van de heer Pols.
De hear Boomgaardt hat it hawn oer it brangefaer
n.o.f. it drama, dat him yn üs gemeente öfspile hat en
hwerby in pear berntsjes omkommen binne. Ek n.o.f.
dit gefal hat de gemeente Kollumerlan in sirkulaire
skreaun oan de eigners fan sokke huzen. Frege wurdt,
hoe't de situaesje is en hwat men tinkt deroan to
dwaen. Dér binne nochal hwat réaksjes op kommen
en it gemeentebistjür fan Kollumerlan biriedt him der
nou op, hwat deroan to dwaen is. My tinkt, dat wy,
nou't de oandacht op in sa dramatyske wize op dit
fraechstik fêstige is, dit ek wol yn it each halde meije,
mar it is net sa maklik om in juridyske konstruksje
to finen foar it oplizzen fan easken op dit gebiet foar
de bisteande wenten. Men soe dat miskien foar in
great part op frijwillige basis dwaen moatte, mar it is
to ündersykjen.
Ik geloof, dat ik het hierbij kan laten; ik kan mij
buiten de discussies tussen de heren Van der Veen en
andere leden van de Raad houden. Het wezenlijke van
de gestelde vragen is hiermee, meen ik, beantwoord.
De heer Pols (weth.): Nog een kleine aanvulling
mijnerzijds op hetgeen de heer Heidinga heeft gezegd.
Deze heeft gesteld, dat men in het westen des lands,
doordat men daar meer woningen toegewezen krijgt,
de mensen hier wegzuigt en daar een woning aan
biedt. Dit zal wel zo zijn, maar ik geloof, dat er ook
genoeg voorbeelden zijn, dat de mensen een woning
wordt beloofd, maar dat daar niets van terecht komt,
omdat men er op dat moment in het westen ook niet
zo vlot mee is.
De heer Heidinga vraagt voorts, of onze eigen men
sen achtergesteld worden bij degenen, die wij hier van
het platteland naar toe zuigen. Dit is zo: De bestaande
industrie vraagt woningen. U heeft in de mem.v.a. kun
nen lezen, dat ook verleden jaar de eigen industrie
gelukkig weer uitgroeide, maar dit was ook alleen mo
gelijk, doordat wij haar aan woningen konden helpen.
We zijn zo gelukkig, dat we een commissie hebben,
die ons daarin bijstaat. Ik wil U wel zeggen, dat er
eigenlijk nog veel meer mensen van het platteland op
verzoek van de industrie naar Leeuwarden zouden ko
men, als we woningen voor hen hadden. Nu krijgt de
nieuwe en ook de bestaande industrie speciaal een toe
wijzing voor de arbeiders, die ze hier te werk stelt.
Als we dus geen industrieën aantrekken, krijgen we
deze woningen ook nog niet. Ik geloof, dat we dit daar
ook wel bij mogen bedenken.
Wat het afbreken van woninkjes in te saneren
buurten betreft, waarover de heer Beuving sprak, ik
breek ze niet af, dat doet de Wethouder van Openbare
Werken. (Gelach.) Wij helpen met deze soort huisjes
wij noemen ze „minder verhuurbare pandjes" wel
eens jonggehuwden, wier gezamenlijke leeftijd ver be
neden de vereiste ligt. Deze mensen gaan daar dus vrij
willig in en ik heb daar soms heel veel respect voor.
Ze gaan dan met de hele familie timmeren en maken
er soms nog een heel aardige woning van. Dat naast
gelegen woningen afgebroken worden, is een kwestie
van Bouw- en Woningtoezicht. Hier schijnt dus gevaar
aanwezig te zijn en dan worden de betreffende wonin
gen op een gegeven moment leeg gemaakt en afge
broken. Als men de bewoners, die samen soms vaak
nog beneden de 40 jaar zijn, uit de overblijvende wo
ningen zou moeten halen en een andere woning toe
wijzen, zou ik dat helemaal niet billijk vinden t.o.v.
die jonge mensen, die wachten. En het is jammer ge
noeg, dat ze moeten wachten, totdat hun gezamenlijke
leeftijd 53 jaar is. De heer Beuving zegt: Er moet
een oplossing gevonden worden, maar hij geeft zelf
de oplossing ook niet. (De heer Beuving: Men moet
de lege huisjes niet eerder afbreken dan dat er geen
huis meer bewoond wordt in zo'n buurt. De heer Van
der Schaaf (weth.): Dan worden ze wel door anderen
afgebroken.) Het is, zoals ik reeds zei, een zaak van
Bouw- en Woningtoezicht. Daar blijf ik af. Als men
op een gegeven moment bij die dienst zegt: Hier is
gevaar, dan geloof ik, dat men, ook ter wille van de
mensen die er dan nog wonen, tot afbraak moet over
gaan. Daar komen we niet voor weg. En inderdaad is
ook waar wat de Wethouder zegt: Als wij ze niet af
breken, dan breekt de jeugd ze wel en minder orde
lijk af. Dus wij zullen toch van deze kwaden het
minst kwade moeten kiezen.
De hear Santema hat efkes praet oer de list en oer
de sifers. Nou bliuwe dit altyd sifers, hwant ik bin
der wis fan, dat, as wy tsjin de jonge minsken, dy't mei
trouplannen roun rinne, sizze: Wolle Jimme dat nou
mar opjaen, dan kinne Jo rêstich oannimme, dat dizze
sifers noch folie heger wêzc soenen. Mar der binne in
hiele bulte jonge minsken, dy't witte, dat hja togearre
53 jier wêze moatte en har noch net opjowe.
De hear Santema hat sein, dat yn mear as de helte
fan de gefallen de hierpriis yn de buert fan de f 15,
leit. Nou is dizze list natuerlik ek al wer ta stan kom
men üt in enkête. De minsken is frege: Hwat wolle
Jo forwenje? En dan docht hiel faek bliken, dat de
ien ek mear foar in wenning oer hat as de oar en dat
men syn oare ütjeften dêr nei rjochtet. It is net mak
lik om konkreet to sizzen: Dy groep minsken kin sa-
folle forwenje en in oare groep mear of minder. Us
greatste pine binne dat wol ik der wol by sizze
de hiel lege hieren. Der binne minsken, dy't sa stadich
oan üt de buerten moatte, hwer't hja nou wenje.
Eigentlik moasten wy mei de krotopromming noch folie
flugger en folie mear yngripe, mar de greatste swier-
richheit is foar de minsken, dy't üt de krotten komme,
ünderdak to finen.
De Voorzitter: Ik heb behoefte om van mijn kant
toch op een feitelijke onjuistheid, die in het betoog van
de heer Heidinga voorkomt, terug te komen. Deze heeft
n.l. gesteld, dat na de oorlog door de gemeente Leeu
warden in de woningwetsector niet in die mate gebouwd
is als mogelijk zou zijn geweest. En dat wegens gebrek
aan uitbreidingsplannen en aan bouwterreinen. Ik moet
dit bepaald betwisten. Er is geen enkele woningwet
woning in Leeuwarden minder gebouwd dan waartoe
Leeuwarden de mogelijkheid gehad heeft. En wat de
noodwoningen betreft, wij hebben direct na de oorlog
en dat op advies van de toenmalige Wethouder de
heer Witteveen, een partijgenoot van de heer Heidinga,
er van afgezien noodwoningen te laten bouwen, om
dat die bij voorbaat onvoldoende huisvesting zouden
bieden en het ook wel zou vaststaan, dat het een hele
grote moeilijkheid, misschien wel een onmogelijkheid,
zou zijn om die dingen weer op tijd kwijt te raken.
Hiermee zou ik van mijn kant willen volstaan.
De heer Heidinga: De Wethouder heeft mij op ver
schillende dingen geantwoord en ook reeds deze mor
gen heeft zowel Wethouder Van der Schaaf als Wet
houder Pols over deze zaak gesproken. Wethouder Van
der Schaaf merkte o.m. op, dat het bouwen in de ge
47
subsidieerde sector van goedkope woningen niet moge
lijk is. Voor de minst draagkrachtigen is het dus niet
mogelijk om woningen te bouwen. En ik ben het met
die woorden in grote trekken wel eens. Dit zit heel erg
moeilijk, maar de Wethouder verwaarloost naar mijn
mening een andere oplossing en die oplossing is van
morgen wel door Wethouder Pols aangegeven, misschien
willens en wetens of misschien ook „onwillens". Die
mogelijkheid zit in de opschuiving. Wethouder Pols
heeft vanmorgen betoogd, dat het alleen al door het
feit, dat straks Nijlanstate in gebruik zal komen, nu
reeds merkbaar is, dat er een opschuiving komt van
de verschillende prijsklassen woningen. En dat er daar
door uiteindelijk goedkopere vrij komen. Dit acht ik een
uitermate goede reclame voor de bouw in de vrije sec
tor. Want het is zonder meer duidelijk, dat ook de vrije
sector niet zal kunnen bouwen voor de minst draag
krachtigen. Wanneer er echter in de vrije sector zou
worden gebouwd, dan zou daarbij ongetwijfeld het con-
currentievraagstuk aan de orde komen. Wie in de vrije
sector wil bouwen en dan speciaal voor de verkoop, die
zal moeten zorgen, dat hetgeen hij bouwt, betaalbaar
is. En dat zou er ongetwijfeld uit komen, gezien ook
de uitkomsten in die sector over het gehele land. Wan
neer we thans dus meer vrijheid geven, dan krijgen we
automatisch uit het oude woningbezit goedkopere wo
ningen vrij. Dat bewijst nu reeds de ontwikkeling en
dan kan U, mijnheer de Voorzitter, wel zeggen, dat
Leeuwarden de mogelijkheden altijd wel benut en ik
wil ook graag aannemen, dat dat zeer zeker wel de
bedoeling van B. en W. is. Ik heb geen enkele reden om
in dit stuk van zaken onvriendelijk te zijn tegenover
het College, integendeel; ik waardeer het harde werk
van het College persoonlijk heel erg. Ik zie ook wel
wat U allemaal probeert tot stand te brengen en met
hoeveel moeite U het soms bij de hogere regionen los
moet krijgen. Ik wil wel heel uitdrukkelijk stellen, dat
ik daar grote waardering voor heb. Het blijkt, dat er
dit jaar in de vrije sector mogelijkheden zijn, die aan
geen enkele beperking onderhevig zijn. Ik heb dat uit
de mond van Minister Aartsen zelf opgeschreven. De
Wethouder kan wel zeggen, dat, wanneer Leeuwarden
in de vrije sector woningbouw zou plegen, dit de toe
wijzing van de woningwetwoningen en woningen in de
premiesector zou beïnvloeden, maar dat is voor dit jaar
beslist niet het geval. De woningtoewijzing voor een
bepaald aantal woningwetwoningen en een bepaald
aantal premiewoningen is aan het begin van dit jaar
afgekomen en dan hadden wij nu moeten zorgen, dat er
in het oosten van het plan ïelan, in Lekkum, een plan
netje in de vrije sector was, zodat we konden zeggen:
Mensen, kijk, hier kan je grond krijgen; dit ligt „gaed-
lik" en de oppervlakte is niet te groot, maar dit ont
komt ons, hier komt dit jaar niets van, want we heb
ben niets in dit opzicht aan te bieden en de mogelijkhe
den die we wel hebben, zijn niet acceptabel voor dat
soort bouw.
De Wethouder zegt verder: De Regering moet een
correctie aanbrengen voor het geval er in een gemeente
te weinig bouw in de vrije sector wordt gepleegd. Maar
als de gemeente niet genoeg ruimte geeft aan de vrije
sector, is het moeilijk om de Regering om correctie te
vragen.
Dan had de Wethouder het over mijn verwijt i.z. de
geluidshinder, maar dat had ik niet aan B. en W. ge
richt, en zo hebt U het, denk ik, ook niet opgevat. Ik
ben het volkomen met U eens, dat dat verwijt ergens
anders geplaatst moet worden.
Dan zijn hier enige woorden gevallen over Lekkum.
Ik herhaal: Wanneer wij vandaag de dag een uitbrei
dingsplannetje hadden liggen in Lekkum, dan werd
daar gebouwd. Nu gaan de mensen naar Marssum en
naar Stiens. Er is geen enkele reden waarom ze niet
naar Lekkum zouden gaan. Het dorp ligt tegen de
stad aan en de Lekkumerweg zal straks nog wat
worden verbeterd. Men zou daar zonder mis een be
hoorlijk kwantum mensen krijgen. U zegt: We kunnen
in Wirdum al niet eens woningen bouwen, omdat we
niet bij de curveprijs kunnen komen. Daar hebt U
natuurlijk ook wel weer gelijk aan, maar ik wil hier
toch zeggen, dat mij uit de vakbladen is gebleken, dat
er op heel veel plaatsen door de dienst van de Weder
opbouw en door het Ministerie van Volkshuisvesting
en Bouwnijverheid genoeg woningen worden toege
staan, die dezelfde prijs doen als de woningen in Wir
dum. De curveprijs, wat is dat voor een ding? De
mensen daar op de Willemskade, van Wederopbouw,
rekenen die niet eens uit, maar hangen doodgewoon
zo'n plannetje als dat in Wirdum op aan een plannetje,
dat ergens eens spotgoedkoop is uitgevoerd door een
aannemer, wie het toevallig op een bepaald moment
heel goed lag om een paar woningen te bouwen. Ik
zou er voorbeelden van kunnen noemen; ik zal het ech
ter niet doen, want het is ook niet ter zake dienende.
Ik zou toch wel echt graag willen, dat we op heel korte
termijn o.m. in Lekkum mogelijkheden voor de vrije
sector scheppen. We moeten meer ruimte hebben; we
moeten de mogelijkheden die er plotseling komen, kun
nen benutten. En dat kunnen we niet; dat is mijn
grote bezwaar.
Dan wilde ik voorts ook nog wel een paar opmer
kingen over de sanering van de binnenstad plaatsen.
De heer Beuving heeft wel een beetje gelijk, als hij zegt,
dat de situatie verbazend moeilijk wordt, als de panden
die door de Gemeente worden aangekocht, afgebroken
worden. Daardoor worden automatisch de panden die
daar naast staan, bouwvallig. Die vallen dan óók om,
want die woninkjes steunen op elkaar. Ik ben het ook
weer met de Wethouder eens, dat het niet anders kan,
maar het blijft toch een moeilijk geval. Ik wilde nog
één ding zeggen; het is mij de laatste tijd opgevallen,
dat wanneer er dergelijke woninkjes publiek worden
verkocht, het voorkomt, dat de Gemeente ze laat lopen
en soms maar om een luttel bedrag. Dan overschrijdt
de m-'-prijs het bedrag van f 6,25 of zo. (Wat geven
we ook maar weer?) Ik wilde toch wel graag, dat we
die dingen een klein beetje ruimer zagen. Als die pan
den op de publieke verkoop iets meer kunnen opbren
gen, dan blijkt dat toch wel de marktwaarde te zijn.
(De heer Van der Schaaf (weth.)Behoudens de stro
man!) Daar bedient de Gemeente zich, dacht ik, ook
wel eens van, dat is nu éénmaal zo in die branche. (De
heer Van der Schaaf (weth.)Maar wij trappen er
niet in, als een ander zich ervan bedient!) Nee, maar
het gaat soms om betrekkelijk kleine verschillen, om
een tientje, of om mijn part honderd gulden, en dan
zeg ik nog: Kopen die dingen! En zien, dat we er uit
komen. Ik ben bepaald niet ontevreden over de sane
ring, maar hier zitten toch nog wel enkele mogelijk
heden die we, dunkt mij, wel zouden moeten benutten.
Dan wilde ik de Wethouder vragen, of architect Zui-
derhoek zich definitief van het plan 't Aldlan heeft
teruggetrokken. Wij hebben vanmorgen van de Wet
houder gehoord, dat Van den Broek en Bakema het ïe
lan hebben ontworpen, maar dat de verdere uitwerking
geschiedt door de eigen dienst. Daar is de eigen dienst
a.1 meer dan mee besteld. Als Zuiderhoek dus verder
van de uitwerking van het Aldlan afziet, dan zullen
we voor het feit staan, dat de eigen dienst ook het Ald
lan moet detailleren en dan komen we, geloof ik, toch
wel helemaal vast te zitten. Kan de Wethouder daar
ook nog enige nadere gegevens over verstrekken?
En dan nog dit: Reeds enige malen heb ik op ver
schillende vergaderingen de prognose, de verwachting,
horen uitspreken, dat er over 20 a 30 jaar daar
houdt men in hogere regionen rekening mee drie
centra zullen overblijven: Groningen, Emmen en Drach
ten. Ik heb het al een keer of drie hier en daar ge
hoord (De heer Van der Schaaf (weth.): En nu ho
ren wij het hier ook weer!) in verschillende vergaderin
gen. Het zij verre van mij, dat ik dat deze drie niet
zou gunnen, maar ik wil hier toch wel even uitspreken,
dat ik het Leeuwarden in de eerste plaats gun, dat het
centrum en hoofdstad van Friesland blijft. Dat zal van
heel veel dingen afhangen, maar dat zal ook voor een
groot deel afhangen van de vaart die wij kunnen geven
aan het woningbeleid. Mij dunkt daarom, dat we toch
nog wel iets agressiever moeten worden. Laat ik hier
maar bij eindigen. Er staat een lied in Valerius' Ge-
denckclanck, een oud Geuzenlied, en daar is de eerste
regel zo van: (Stemmen: Zingen!) „Helpt nu Uzelf,
zo helpt U God", en dat is ook op Leeuwarden van
toepassing.
De Voorzitter: Ik heb de hele dag niet op bekorting
aangedrongen, maar het is nu tegen elven en ik heb