48 toch nog altijd de wens, dat deze begroting eens tot afdoening komt. Ik zou daarom toch wel graag met grote nadruk bij de Raad op bekorting willen aan dringen, want anders zie ik aankomen, dat of de be groting niet afgedaan wordt öf dat het ook naar de smaak van de Raad veel te laat gaat worden. Ik wil op het ogenblik het is duidelijk genoeg', geloof ik, verder van mijn kant deze noodzakelijkheden niet meer zeggen. De heer W. de Vries: Ik kan mij bij een enkel woord dat de heer Heidinga t.o.v. Lekkum heeft gezegd, wel aansluiten. Ik ben beslist met de heer Heidinga van mening, dat, wanneer er bouwrijpe grond in Lekkum lag, daar in de vrije sector wel meer werd gebouwd. In het verleden is dat ook wel gebleken. Daarnaast evenwel is er ook wel een gebrek aan woningwetwonin gen. En nu even een ondeugende opmerking aan het adres van de Wethouder van Openbare Werken: Als 12 woningen een te gering aantal zijn om te bouwen, zou ik U willen vragen: Waarom maakt U daar dan geen 40 van? Dan kunnen we beter vooruit. De heer Beuving: Ik zou nog een korte opmerking willen maken n.a.v. het antwoord van de Wethouders. Ik kan begrip opbrengen voor het antwoord van de Wethouder van Huisvesting, dat het moeilijk ligt, om dat de bewoners van deze oude huisjes waarschijnlijk de vereiste gezamenlijke leeftijd nog niet hebben be reikt, maar een feit is en blijft toch, dat die huisjes voor bewoning zijn vrijgegeven. Ik heb speciaal de na druk gelegd op de werkmethode bij het afbreken. We moeten ons toch kunnen realiseren, dat, wanneer van oude krotwoningen die op een rijtje staan, hier en daar enige worden afgebroken, het halfsteens-binnen- muurtje, dat „gammel" is opgemetseld, buitenmuur van de overblijvende woningen wordt en dat het door lopende dak aan weerskanten wat provisorisch wordt dichtgemaakt door de sloper. Al met al blijft het feit bestaan, dat men in nog minder dan een werkelijk af gekeurd krot woont en nu is mijn vraag deze: Het betreft misschien hoogstens drie of vier gezinnen; ziet het College geen mogelijkheden, deze anders onder te brengen? En dan de bulldozer maar door de krotten- buurt, zodat de hele zaak plat is! De heer Van der Schaaf (weth.De wens van de Voorzitter om te bekorten, zal mij ook wel gelden, zo dat ik me dat ook maar zal aantrekken. De heer Heidinga heeft gezegd, dat ik één aspect zou hebben verwaarloosd, n.l. het effect van de op schuiving, die het gevolg is van de vrije sector. Wan neer hij t.z.t. de moed heeft om nog eens na te lezen wat deze morgen is gezegd, dan zal hij daarbij onge twijfeld vinden, dat ik in aansluiting op hetgeen de heer De Jong heeft gezegd de waarde van een gerichte opschuiving wel degelijk zie. Er ontkomt ons iets in de vrije sector, zegt de heer Heidinga. Het is inderdaad mogelijk, dat wij niet, procentsgewijze omgerekend, onze bijdrage leveren in de 21.000 woningen ik meen, dat U die noemde die voor de vrije sector waren aan gevraagd. Nu is een aanvrage vrije sector natuurlijk nog niet na enige weken een toestemming vrije sector. Het zou wel eens kunnen zijn, dat het percentage van die aanvragen inderdaad iets achter blijft bij het lan delijk gemiddelde. En daar kom ik telkens weer op. Ik vestig de aandacht op de ene zijde en de heer Heidinga op de andere. De vrije sector wil hier in Leeuwarden niet in overstelpende mate komen. Het is dus nog maar een betrekkelijk klein aantal mensen, die daarin durft te bouwen en dan speciaal voor particuliere re kening of eigenbouw in kleine complexen. En in de uitbreidingsplannen die we op het ogenblik onder han den hebben in Bijenho'f en straks ook in Ielan-Oost zou daarvoor enige ruimte aanwezig zijn. De heer Heidinga zegt nogal pertinent, dat, als er in Lekkum een uitbreidingsplan was, er ook zou worden gebouwd. Dat klinkt op de manier, zoals hij het zegt, nogal overtuigend, maar ik voor mij twijfel er aan, of daar dan in de vrije sector wel zo zou worden gebouwd, als hij het zich voorstelt. Gezien de moeilijkheden in Wir- dum en ook gelet op het feit, dat zich nog niet een premie-aanvraag voor woningbouw heeft voorgedaan in Wirdum, moet men dat, geloof ik, niet met die perti nente kracht zeggen, als de heer Heidinga dat heeft gedaan. Een vaststaand feit is het in ieder geval niet; het is een krachtige overtuiging van de heer Heidinga. Of wij bij de aankoop van krotten soms iets moeten laten lopen of niet, daar kan men ven mening over verschillen. Inderdaad trekken wij bij openbare verko pingen toch ook weer een grens voor onszelf. Wanneer die prijs ligt op het niveau van f 6,25 per m2, dan ron den we dat wel eens een beetje af. Wanneer ons een voorstel bereikt van de directeur van het Grondbedrijf om tot aankoop over te gaan van niet-afgekeurde pan den, dan nemen wij een zekere marge, maar tenslotte trekken wij ergens een grens, omdat, wanneer wij alles zouden kopen wat op dit gebied in openbare veiling komt, dan zeker het kwaad zou insluipen, dat men een stroman neemt, gaat opbieden en dat dan niet de prijs wordt bepaald door de markt, maar door een door de verkoper aangestelde stroman. De drie centra, waar de heer Heidinga over spreekt en die hij dan noemt Groningen, Emmen en Drachten, zijn bepaald niet uit het rapport: „Het noorden des lands" te halen. Wanneer men dat rapport opslaat (de heer K. J. de Jong was zo vriendelijk het mij hier voor mijn neus te leggen), dan zien we daar toch ook in 1980 de gemeente Leeuwarden nog staan met een in wonertal van 114.000. Men gaat dus uit van de gedach te, dat Leeuwarden tot 1980 in ieder geval zeer be hoorlijk mee zal doen. En waar dat verhaal van drie centra vandaan komt? Ik geloof, dat wij er goed aan doen dat verhaal maar nooit weer te vertellen, want als we dat zo van de één op de ander vertellen, dan gaat er op het laatst iemand nog aan geloven ook. Ik zou de heer Heidinga dus maar willen zeggen met al de pertinentie die in mij is, dat daar niets van waar is. Dat moet U tegenspreken waar U het tegenkomt. We moeten wel aannemen, dacht ik, dat de heer Zui- derhoek zijn taak voor het Aldlan als geëindigd be schouwt. Hij zelf zegt daarbij, dat dat op een punt is gedaan, waarbij de uitwerking door de dienst Open bare Werken wel kan aansluiten. Ik hoop, dat, nadat we het plan Ielan-Oost en Ielan-West hebben afge maakt, de gelegenheid om dit plan af te maken in eigen dienst wel aanwezig zal zijn. Tenslotte komt het plan-Aldlan achter het Ielan aan, maar wanneer daar eenmaal de rondweg door zal lopen, dan is het plan voor een deel ontsloten en is de behoefte aan het uit breidingsplan stellig aanwezig. Wanneer wij dus de overtuiging zouden krijgen, dat dat achterop zou raken, dan zullen wij daar een oplossing moeten forceren, eventueel buiten de eigen dienst. De heer De Vries wilde het in Lekkum maar eens proberen met 40 woningen. Ik geloof, dat dat juist ver keerd zou zijn, want wat hebben wij gezien annex met het geval-Wirdum In Stiens bouwde een aannemer voor de woningbouwvereniging Leeuwarden-Leeuwar- deradeel, die het plan voor Wirdum ook lanceert. Die aannemer bouwt voor dezelfde woningbouwvereniging in Stiens een aantal van 4 woningen voor de curveprijs, wat gelukt is. Wat doet Leeuwarden-Leeuwarderadeel Men vraagt dezelfde aannemer nu ook in Wirdum 12 niet 4, nee 12 woningen te bouwen. Hij bedankt ervoor. Waarom? Omdat hij in zijn organisatie, in de capaciteit van zijn zaak, die woningbouw in Wirdum niet kan hebben, gezien de afstand tussen beide plaat sen. Dus is het aantal te bouwen woningen ook wel eens te groot voor de aannemer. Hoe dan ook, men kan dat zo simpel niet stellen. (De heer W. de Vries: Lekkum ligt dichter bij Stiens dan Wirdum!) Verhoging van het aantal woningen tenslotte geeft geen oplossing. Bovendien was daarvoor natuurlijk geen contingent verstrekt. De heer Beuving zegt tenslotte: Dat afbreken van huisjes blijft een nare zaak. Inderdaad, maar ik vestig nog eens de aandacht op het onloochenbare feit, dat in deze woningen, wanneer ze niet op regelmatige wijze vanwege de Gemeente worden afgebroken, de jeugd en is binnengetrokken, nadat ze drie dagen on beheerd (dichtgespijkerd of niet dichtgespijkerd) heb ben gestaan; dat öf de fik er in wordt gestoken, öf de kozijnen er uit worden gehaald en dat dan het bezwaar van instorten aanwezig is. Het is doodgewoon onver mijdelijk, dat deze woningen worden aangekocht, zo dra ze zijn ontruimd en wij moeten zelfs vaak deze af 49 braak gelasten, voordat Uw Raad tot aankoop heeft besloten. Dat is een maatregel die misschien over de prerogatieven van de Raad heenloopt, maar dat is on vermijdelijk, omdat dit gevaar oplevert voor de om geving. Het is inderdaad een bezwaar voor de stak kers, die blijven staan, maar het kan werkelijk niet anders. De volgnummers van hoofdstuk V, Volkshuisvesting, worden onveranderd vastgesteld. Hoofdstuk VI. Openbare Werken. Algemeen. De heer Spiekhout: Ik zou over een tweetal posten toch nog wel iets willen zeggen. En dan zal ik ook wel een enkel detailpunt moeten behandelen, hoe laat het ook is. Bekorting is eigenlijk wel vervelend, want de begrotingszitting is de enige mogelijkheid om over ver schillende dingen nog eens wat te vragen en te weten te komen. Nu zou waarschijnlijk het vragenstellen in deze vergadering iets te beperken zijn, wanneer som mige antwoorden toch nog wat uitvoeriger waren dan ze nu soms zijn. Ik zeg dat, geloof ik, wel heel erg voorzichtig. Volgno. 204. Straten en pleinen f 1.093.615, De heer Spiekhout: Hierover wilde ik toch nog wat naders vragen, omdat het antwoord, dat daar staat, mij eigenlijk niet die inlichting heeft gegeven, die ik graag zou willen hebben. Ik heb in de sectie gevraagd: Hoe is de planning bij het normale onderhoud? Hoe werkt het systeem, voor wat betreft het bepalen van de volgorde, welke straten eerst en welke later gedaan zullen moeten worden Wie bepaalt op een zeker ogenblik de urgentie van het verbeteren van een bepaalde straat Er wordt door B. en W. gezegd: Er zal een bepaald plan aan de Raad worden voorgelegd. Ik geloof niet, dat wat hier bedoeld wordt met dit plan het normale onderhoud is. Dit is een bijzonder onderhoudsgeval. Men kan natuurlijk in élk bedrijf wel eens fouten tegenko men in coördinatie en in planning, maar zo trof ik toch bij het stratenonderhoud wel een paar dingen, waarvan ik zeg: Moet dat nu eigenlijk zo? Ik heb, geloof ik, in de sectie, om concreet te zijn, als voorbeeld genoemd een stuk van de De Ruyterweg. Men is begonnen, dat vanaf de kant van de Insulindestraat te verbeteren. Je denkt dan: Nou, dat was ook nodig, maar het ge beurt. Op een gegeven moment is het plotseling „stop" vlak voor een gedeelte, waar nog behoorlijke kuilen in zitten en dan wacht je maar af. Dit voorjaar is men van de andere kant, vanaf de Linnaeusstraat, begon nen. Nu komt het toch goed, is dan de gedachte, maar na een paar weken is het op een gegeven moment weer „stop". Tussen de twee genoemde gedeelten ligt nu nög een gedeelte, dat niet herstraat is en waar be hoorlijk lelijke kuilen in zitten, die zelfs bijna gevaar lijk zijn. Een dergelijk geval zag ik in de Sumatra- straat, waar de ronde putdeksels van een aantal kol ken boven het straatniveau uitkwamen en inderdaad gevaarlijk waren voor fietsers en bromfietsers. Op een gegeven moment is daar dus de onderhoudsdienst be zig, die zo'n kolk dan wat egaliseert en het gevaar wegneemt. Maar, er waren drie, vier van die kolken. De volgende morgen waren de werklieden verdwenen; ze hadden één van de vier gedaan, maar de andere drie liggen er nu nog zo. Dan vraag ik me toch af: Wie bepaalt dat nu? Wie gaat daar naar kijken en hoe is de planning, wat betreft het gewone, het kleine onder houd, van deze straten Uw antwoord over de coördinatie tussen verschillen de diensten en instellingen die met straatopbreken te maken hebben, heeft me wel bevredigd. Ik ben blij, dat die coördinatie zoveel mogelijk wordt nagestreefd, ook door geregelde besprekingen tussen deze diensten. Wij hebben daar in de voorafgaande jaren op aangedrongen en ik geloof ook inderdaad wel, dat gedaan wordt wat er gedaan kan worden op dat punt op het ogenblik. De hear Santema: Yn de mem.f.a. stiet sub 12: „Een lid bepleitte nog eens het belang van het maken van een voetgangerstunnel bij de overweg in de Schrans en drong aan op verbreding van deze overweg". It ant- wurd is: „Deze zaak is bij Openbare Werken in voor bereiding". As der ien probleem is, dat üs de léste tiid altyd dwaende haldt, dan is it wol dy oerwei. Yn de rin fan dit bigreatingsjier haw ik der ek fragen oer steld. En de antwurden fan B. en W. op dy fragen hawwe my net yn alles foldien. Sa kin ik it bygelyks net lyk fine mei B. en W., hwannear't sy sizze, dat sy eigentlik net de muoite dwaen wolle om ris in birek- keriing to meitsjen fan it forlies oan tiid en dus oan jild fan dyjingen, dy't al-den-dei foar dizze oerwei hiele tiden wachtsje moatte. Ik kin my eigentlik net foarstelle, dat in stêdsbistjür de forantwurding foar dizze saek net folslein op him nimme wol. It muoit my tige, dat wy ek yn dizze bigreatingssitting noch net wizer makke wurde kinne oer de stan fan saken op dit stik. Wy binne fansels fan bitinken, dat dizze saek in radikale oplossing fortsjinnet en dat wy dy ek al in kearmannich neamd hawwe, mar sa njonkenlytsen binne wy al bliid mei elke lytse for bettering, dy't hjir foar dit lêstige projekt oanbrocht wurde kin. En dan tinke wy oan de fuotgongerstunnel. Dat soe al in hiele forromming wêze. Mar kinne B. en W. üs op dit stuit noch net mear fortelle as dat sy yn dit antwurd dog- ge? Wy wisten dochs wol, dat it al lang by Iepenbiere Wurken is. Ik soe ek noch wol in opmerking meitsje wolle, dy't minoftomear gearhinget mei hwat de hear Spiekhout hjir niis nei foaren brocht, n.l. oer it ünderhald fan de strjitten. Yn de memory fan taljochting wurde wol bi- paelde strjitten neamd, dy't falie ünder dy post fan f 100.000,en ek wol inkele forbetteringen, mar by gelyks sa'n wei as hwer't ik yn de seksje foar pleite, eh dy't ik hjir noch ris yn it bisünder neame wol, de „vent"wei, wurdt der net by neamd. Dy ,,vent"wegen yn'e Skrans lizze der njonkenlytsen sa üngelokkich hinne, dat dér nedich yn forsjoen wurde moat. As B. en W. har der dan öfmeitsje troch to sizzen, dat sy dér gjin jild foar hawwe, dan soe ik sizze: Wurdt it dan net ris tiid, dat dizze post fan f 100,000,ris forhege wurdt, sadat wy yndied fan dy rare strjitten öfreitsje, dy't eigentlik in skande binne foar üs plak. De heer W. de Vries: Ik zal op dit late uur toch nog even licht moeten laten schijnen over de Lekkumerweg. Ik heb ook in de sectie gevraagd, of het mogelijk was, dat er iets aan de Lekkumerweg werd gedaan. En tot mijn grote vreugde mocht ik een paar weken geleden op dc Lekkumerweg een wals met toebehoren ontmoe ten. Toen de werklieden waren vertrokken, waren er in derdaad aan de Lekkumerweg verbeteringen en her stellingen aangebracht en ik ben daar ook wel erkente lijk voor, maar deze herstellingen zijn nog maar heel simpel, de toestand van de weg in aanmerking genomen. En wanneer U in Uw antwoord stelt, dat de breedte veel te gering is, waardoor de wegkanten worden stuk gereden, dan kan ik dat wel onderschrijven. En wan neer U stelt, dat de oplossing eigenlijk zou zijn, dat aan één kant de sloot wordt gedempt en daardoor de weg verbreed, dan is dat toekomstmuziek. Ik zou al lang tevreden zijn, als er nu wat meer aan de Lekkumerweg werd gedaan, want in de bermen zijn gevaarlijke gaten. Op een regenachtige dag op de Bonkebrug staande, ziet men dit beeld: de asfaltlaag van de weg met daarnaast een behoorlijk „slootje", dan de berm en daarnaast de echte sloot. Vlak naast die asfaltlaag liggen n.l. be hoorlijke gaten van wel 10 centimeter diep en wanneer daar wielrijders de NOF-bus moeten passeren, blijft er heel weinig ruimte over. Dan is het gevaar, dat men in die gaten kan geraken met alle gevolgen van dien. Ik zou de Wethouder willen vragen: Is het mogelijk hier nog iets aan te doen, om hier ongelukken te voorko men? De zomerperiode staat weer voor de deur en dat betekent, dat bij mooi weer tal van mensen de Lek kumerweg langs trekken naar Stania State enz. Dan is daar een drukte van belang en is het m.i. onverant woordelijk, wanneer de Lekkumerweg daar in zo'n toestand ligt. Volgno. 208. Kolken en riolen f 219.000, De heer Spiekhout: Over de rioolwaterzuiverings installatie heb ik ook in de sectie een paar vragen ge- stelt en het antwoord daarop geeft mij toch ook weer niet die inlichting, die ik graag zou willen hebben.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 25