---w, i
60
misje, in monumint foar it Europaplein stifte wurde
koe? Dat is dochs in plein, dat der, foar alles foar yn
oanmerking komt. En hwannear't wy aensens it Oos-
tergooplein ütwreidzje sille, dan sil ek dêr in stik mo-
numintale kunst op syn plak wêze.
De heer Van der Schaaf (weth.)U kent mij zo
langzamerhand wel zo goed, dat U weet, dat ik alleen
lyrisch ben in een lyrische omgeving. Ik mag daar per
definitie wel uit afleiden, dat, wanneer ik het vorige
jaar lyrisch over het carillon heb gesproken, het toen
aanwezige gezelschap mij lyrisch heeft gestemd. Dat
neemt niet weg, dat wij toch eigenlijk niet in die mate
positief, als zou het eigenlijk al een uitgemaakte zaak
zijn, hebben gesteld, dat het carillon in de Oldehove
zijn plaats zou moeten hebben. Het is als één van de
mogelijkheden overwogen. Men kan daar inderdaad ook
wel positieve kanten aan ontdekken, bijv. dat de Olde
hove daarmee verrijkt zou worden, maar er zijn ten
slotte ook wel andere visies op deze zaak mogelijk,
zoals bijv. deze, dat zo'n carillon toch nog het aller
meest tot zijn recht komt in een zekere beslotenheid van
een binnenstad. Hoe het zij, deze zaak blijft een kwestie
van permanente zorg en ook bij de plannen tot bouw
van een nieuwe vleugel van het stadhuis wordt dit
punt weer bekeken, omdat men zich ook zeer goed een
oplossing kan denken, waarbij dit carillon weer een
van de aantrekkelijkheden en de rijkdommen zal zijn
van een nieuw en vernieuwd stadhuis. Ik zou dus willen
zeggen, dat we ons, nu ook dit idee binnen de ge
zichtskring is gekomen, daar rustig op moeten bezin
nen en we dit ook tot de mogelijkheden moeten blijven
rekenen.
Wat nu betreft de voorstelling die het College zich
heeft gemaakt van de besteding van de post waarvoor
nu een krediet wordt gevraagd, het volgende: Er is
bij ons de overtuiging gekomen, dat wij ons meer
systematisch en ook in groter omvang dan tot voor
kort dienen bezig te houden met de zorg voor de nog
in onze stad aanwezige monumenten, monumenten die
dan voor het overgrote deel wel bouwwerken zijn of ge
deelten van bouwwerken. Wij hebben ons daarover
georiënteerd, ook in andere plaatsen, waar men zijn
sporen op dat gebied verdiend had, n.l. in Haarlem en
Amersfoort, waar zekere restauraties bepaald wel de
aandacht hebben getrokken. We hebben geïnformeerd
naar de werkwijze die daarbij werd gevolgd en die in
Haarlem een andere was dan in Amersfoort. We heb
ben toen voor ons zelf deze beleidslijn uitgestippeld,
dat we zouden trachten de zaak langs een zekere weg
van geleidelijkheid tot ontwikkeling te brengen, niet
dus door een groots opgezet plan meteen omdat de
middelen voor de restauraties ook betrekkelijk lang
zaam en moeizaam vloeien maar door het zoeken
van een vorm, om daarin geleidelijkaan tot construc
tief werken te komen. Eerst zijn de gedachten uitge
gaan naar het aanstellen van een kracht die zich daar
speciaal aan zou wijden. De gedachte was dan om daar
een halve kracht voor te nemen, of, beter gezegd, een
hele kracht voor halve dagen (dat is natuurlijk veel
beter dan een halve kracht voor hele dagen!). We heb
ben getracht dat schaap met vijf poten te vinden, maar
dat is zonder meer niet mogen gelukken. Wij hadden
gedacht, dat deze functionaris zich zou bezig houden
met een nauwkeurige en intensieve beschrijving en zich
zou inleven in de stand en ook in de toestand van de
monumenten, dat hij tegelijk de eigenaren van deze
monumenten in voorkomende gevallen, hetzij bij ver
bouw, hetzij anderszins, zou animeren tot restauratie
over te gaan. Zoals ik zeg, is het ons niet gelukt om
daarvoor een speciale man aan te trekken en toen zrjn
de gedachten in een andere richting gegaan. We heb
ben het vervolgens dus meer gezocht in de richting van
een terzake bekwaam architect, die zeer geïnteres
seerd is in de materie en die zijn bijdrage, de bouwkun
dige bijdrage, tot dit werk zou kunnen leveren. Wat
betreft het animeren van de eigenaren voor hun mede
werking aan de restauratie, dit zou dan op een andere
wijze wel door één van de hoofdambtenaren van één
van de afdelingen die daartoe de nodige geschiktheid
bezit, moeten geschieden. Op die weg voortgaande,
hebben wij een bespreking gezocht met een hier ter
stede gevestigde architect, wiens naam ik U kan noe
men. Het is de heer Baart Jr. die zich bereid heeft
verklaard deze taak op zich te nemen en die ook
bewezen heeft daar volledige interesse voor te hebben.
De bijdrage van de architect zal dan voorlopig worden
geleverd op basis van advieswerk. In voorkomende ge
vallen zal hij het Gemeentebestuur van advies dienen en
wij zullen hem dat dus naar rato van de omvang van
zijn adviezen vergoeden uit de onderhavige post. Daar
mee zal deze post uiteraard niet zijn uitgeput en de be
doeling is dan ook, dat wij die verder tevens kunnen
gebruiken voor het van gemeentewege verlenen van
bepaalde subsidies in restauratiekosten, waarbij dan
uiteraard ook worden aangeboord de subsidiebronnen,
die bij het Rijk en bij de Provincie aanwezig zijn. Wij
hopen dus, dat wij de zaak op deze wijze enigszins op
gang kunnen brengen en wanneer dat zou mogen ge
lukken, dan zal het er wel eens van komen, dat wij in
enig ander jaar toch een iets ruimer bedrag zullen
moeten vragen. Ik wil er nog bij zeggen, dat het niet
de bedoeling is, dat de extra grote restauraties, zoals
van de Papingastins en van de Oldehove, die ook onder
handen moeten worden genomen, uit deze post zullen
worden bekostigd. Daaromtrent zullen wij dus met af
zonderlijke voorstellen bij Uw Raad moeten komen,
wanneer het zo ver is. Hierbij speelt natuurlijk nog
een andere kwestie, n.l. de samenhang tussen de restau
ratieplannen en de plannen tot sanering van de binnen
stad. Wanneer wij ons voorstellen, dat de binnenstad
aan een saneringsproces, een sanerende behandeling,
moet worden onderworpen, dan kan dat in bepaalde
gevallen een botsing geven met de belangen van res
tauratiepanden. Wij hopen dit in voorkomende gevallen
van alle kanten te bekijken en met de wijsheid die we
op dat ogenblik ter beschikking hebben, te beoordelen,
welke belangen moeten prevaleren, ingeval ze niet te
verzoenen zijn.
Dit ter algemene inlichting over de besteding van
de post, die wij ons hebben voorgesteld.
Nu zijn er nog verschillende andere vragen gesteld.
En dan kom ik allereerst bij de heer Santema.
Ik krij in moanning, dat ik koart wêze moat, omdat
de kofje kald stiet to wurden. De hear Santema hat it
hawn oer de „Voorlopige lijst van monumen
ten", en ik kin him sizze hwat him ek yn de stikken
al sein is, n.l. dat dy list yn tarieding is, en Jo witte:
Hwat yn tarieding is, dat komt der.
Hwat bitreft de Doelen, ja, it is tige spitich, dat it
dêrmei nou sa rint; dat dit gebou it plak romme hat
sünder dat wy der wis fan binne, dat der hwat oars
foar komt. Ek fan Ryksside hat al bliken dien, dat
men feitlik efteröf de gong fan saken bitreurt. Mar
wy miene, dat, hwannear't dêr ris in modern, goed
forsoarge foiling fan dat gat komme soe, dat in forant-
wurde oplossing wie. Dêrom is it tige spitich, dat dy
nou to'n earsten wei bliuwt. De foarige situaesje is
net mear to herstellen, likemin as de stins dy't der
eartiids stien hat. Dy is ek in kear wei wurden en ek
net mear to herstellen. Hwat der fan oerbleaun is,
is noch hwat restauraesjestien, dy't üt 'e groun kom
men is.
De hear Tiekstra (weth.)De hear Santema hat sug-
gerearre (net ütsteld, mar suggerearre)Soe it ek
mooglik wêze om de bydrage foar it kulturele füns
to forheegjen en dêrüt it Europaplein hwat to forsieren
Nou leau ik, dat wy dochs wol ütdruklik skieding meit-
sje moatte tusken datjinge hwat it kulturele füns ta
taek hat en datjinge hwat birikke wurde moat mei de
middels, dy't oan de Kommisje foar de Monumintale
Kunst ta biskikking steld wurde. Wy moatte hjir de
aktiviteiten ek net al to bot troch elkoar helje, leau
ik. En salang der foar de aktiviteiten fan it kulturele
füns op dit stuit noch genóch romte is, hoege wy dus
de post ta dat doel net to forheegjen. Soenen foar de
forsiering fan it Europaplein mear middels nedich
wêze, en mochten B. en W. der fan oertsjüge wêze,
dat dy forsiering trochgean moat, dan sille hja wis
wol mei in ütstel by de Rie komme.
Dit volgnummer wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 588. Muziek, zang, toneel f 133.750,
De Voorzitter: Ik stel hierbij aan de orde het voor
stel van B. en W. om het subsidie aan de Vereniging
I
61
„Kunst aan Allen" met f4.000,te verminderen en
dat voor „Forum" niet te verhogen.
Dit volgnummer wordt vastgesteld overeenkomstig
het gewijzigde voorstel van B. en W.
Volgno. 598. Overige bibliotheken f 75.600,
De hear Boomgaardt: It hat my üt 'e stikken bli
ken dien, dat in pear jier lyn noch sifers sünt 1946
produsearre binne, mar dêr haw ik gjin kennis fan
nimme kinnen. Ik sil my dus nou inkel mar halde by
de sifers van 1959 en dy forgelykje mei dy fan 1961.
It is düdlik, dat it subsydzjebidrach omhcech gean
moast, sjoen de ütwreiding dy't de iepenbiere lêsseal
op mear as ien punt oan de ütoefening fan har taek
jown hat, mar hwat dêrby opfallend is en dêr giet
it my hjir op dit stuit om is, dat de gemeentlike
bydrage persintsgewize folie en folie mear omheech
gien is as de ynkomsten üt oare boarnen. En ik leau,
dat dy üntjowing wol sadanich sterk is, dat wy üs
dochs wol efkes óffreegje meije: Moat it nou sa?
Hwant de gemeente dy't dochs al in hiel bidrach yn
dizze lêsseal stutsen hat, giet mei har subsydzje mear
as 30 pet. omheech, mar dan giet dat hege bidrach
noch ris 30 pet. omheech. De oare bidragen wurde mei
8 en 10 pet. en de kontribüsje mei üngefear 20 pet.
forhege. Ik leau, dat dan de Gemeente wol in bytsje al
to stuf omheech giet. Ik mien, dat hjir it ütstel leit
om yn forgelyking mei 1960 f 7.000,omheech to
gean. Ik wol ek net sizze, dat ik dêr tsjin bin, mar ik
leau, dat dizze üntjowing dochs wol hwat hiel hurd
giet. En yn 1959 is dat haw ik üt 'e stikken sjoen
de opmerking ek al makke, dat de üntjowing fan it
subsydzje oan 'e iepenbiere lêsseal wol hwat üneven-
redich swier op de gemeente Ljouwert drukt.
De hear Tiekstra (weth.): De hear Boomgaardt wol
my op dit stuit wol to'n goede halde, dat ik der nou
net sa djip op yngean. Dizze post hat in üntjowing
hawn, dy't de Rie net ünbikend bleaun is en ik woe
him dus freegje, dat er dêr by in oare gelegenheit noch
ris efkes neijer op troch praet. Miskien dat ik dan op
de troch him oanfierde biswieren in deugdliker ant-
wurd jaen kin as dat my op dit eagenblik, steande
dizze gearkomste, by gebrek oan bipaelde gegevens
mooglik is.
Volgno. 598 wordt onveranderd vastgesteld.
De hear Santema: Ik soe n.o.f. in passaezje üt 'e
subsydzjenota noch efkes it wurd freegje wolle, om
dat ik gjin kans sjoch by ien fan de folchnümers dizze
saek oan 'e oarder to stellen. En dat is wol yn it alder-
earste plak dit: It „Friesch Genootschap voor Geschied-,
Oudheid- en Taalkunde" hat forsocht it subsydzje fan
f 4.000,op f 10.000,to bringen. Wy witte, dat B.
en W. dizze ynstelling in tige goed hert tadrage. Net
allinnich jowe sy elk jier al in bipaeld subsydzje üt
de gemeentekas, mar boppedat, hwannear't dizze yn
stelling by B. en W. oankloppet om jild foar in bisün-
dere manifestaesje, dan komt hja eigentlik nea foar
de winige doar. En dochs liket it my wol in ding fan
bilang ta, dat dizze ynstelling net allinnich rekkenje
kin op ynsidintele en op fêste bydragen, mar ek op in
ynkomst, dy't güns boppe de oan't nou ta tastiene by
drage leit. Dêrom soe ik dan dochs in bydrage fan
f 10.000,wol tige yn it omtinken fan B. en W. jaen
wolle. Ik soe mysels lykwols ek in tuskenfoarm op dit
stik fan saken foarstelle kinne.
Fierders mien ik, dat der ek noch wol efkes praet
wurde moat oer it subsydzje dat frege is troch it „In
terkerkelijk overleg in schoolzaken", it „IKOS", foar
it godtsjinstünderwiis op de iepenbiere skoalle.
De Voorzitter: Nu moet ik U even interrumperen.
De afspraak is geweest, dat de aanvragen voor nieuwe
subsidies, ten aanzien waarvan B. en W. afwijzing voor
stellen en daar behoort dit laatste toe nader aan
de orde komen. Die zouden niet bij deze begrotings
vergadering behandeld worden.
De hear Tiekstra (weth.): Wy hawwe mei klam
sein en de hear Santema hat dat yn sekere sin ek
wol akseptearre dat wy „welwillend" steane oan-
geande ynsidintele forsiken om stipe fan dit genoat-
skip, mar, fan de oare kant, de gemeente Ljouwert
moat yn it ramt fan it subsydzjebilied bitinke, dat dit
ynstitüt it foar in great part dwaen moat mei it pro-
vinsiael subsydzje. Hjirby mei ik lykwols sizze, dat de
oare gemeenten oan dit soarte fan ynstellingen wol
hwat mear dwaen koenen. Oer it algemien hawwe
dizze forienings in funksje foar de hiele provinsje. De
gemeente Ljouwert hat der, trochdat hja faek fêsti-
gingsplak is, frij greate bidragen foar oer. Hwan
near't it giet om forheging fan in subsydzje, dan nimt
hja altyd wol in part foar har rekken, mar ik mien,
dat ek in net ünbilangryk part troch de provinsje of
troch de oare Fryske gemeenten opfongen wurde moat.
Ik leau, dat it tiid wurdt dat mar ris düdlik to sizzen.
It is sa maklik altyd mar Ljouwert as de greate part
ner to sjen en to tinken: As wy it fan Ljouwert nouris
krije kinne, dan hoege wy de oare gemeenten net mear
to freegjen. Ljouwert is ré om hwat it as Bintrum-
gemeente frege wurdt to jaen, mar der is earne na-
tuerlik in grins oan dit alles en dy grins hawwe B. en
W. yn de subsydzjenota dus lutsen op it bidrach fan
f4.000,dat nou ek yn de primitive bigreating foar-
komt. En ik leau net, dat der oanlieding is om nou
fuortendaliks fan f 4.000,oant f 10.000,to gean.
Volgno. 610. Speelplaatsen en -tuinen f 23.565,
De hear Boomgaardt: Yn it seksjerapport is oan 'e
oarder de fraech, hoe't it giet mei de boarterstünfor-
ienings, as de hearen bigripe, hwat ik dêrmei bidoel.
De greatte fan it subsydzjebidrach is omkeard even-
redich oan it tal leden fan sa'n foriening. It wurdt
heger by in lytser tal leden. Riddenearjende üt it par-
tikulier ynisiatyf wei en dêr stean ik foar; dat
herrop it net moat it krekt oarsom wêze, soe ik
sizze. Dat jow ik dan oan it Kolleezje yn bitinken. Dit
is net bidoeld as in oanfal of om in ütstel to kréearjen,
dat it foroare wurde moat, mar nei myn smaek moat
de noarm krekt it tsjinoerstelde wêze. In foriening dy't
in great tal leden hat, prestearret dat meije wy
oannimme mear as in foriening dy't in lyts tal leden
hat. Wy meije dêrom sizze, dat dy greate rjocht op
mear subsydzje hat of op in subsydzje, dat mei it
tal leden omheech giet; der sit dan ek al in kompen-
saesje yn it hawwen fan mear leden. Ik leau lykwols,
dat in kompensaesje foar it hawwen fan it lyts tal
leden forkeard is.
Dit volgnummer wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 612. Jeugd-ontwikkelings- en ontspannings
werk f21.590,—.
Mevrouw Boersma-Hemminga: In vorige begro
tingsvergaderingen heb ik ook al eens gevraagd naar
speelstraten. Ik kreeg toen hetzelfde antwoord, dat nu
gegeven wordt: Dit is formeel bij de huidige wetgeving
niet mogelijk. Nu heb ik in „De Auto", het blad van de
Koninklijke Nederlandse Automobiel Club, van 31 maart
j.l., gelezen, dat ingaande 16 april in de bebouwde
kommen speelstraten kunnen worden aangewezen,
waartoe deze straten in één of beide richtingen geslo
ten dienen te worden verklaard voor het verkeer. Die
maatregel mag alleen genomen worden, als het door
gaande verkeer er geen ernstige belemmeringen door
ondervindt. Tot zover het blad van de K.N.A.C. Nu zou
ik het College willen vragen: Is het n.a.v. dit bericht nu
ook mogelijk, alsnog speelstraten aan te wijzen
De hear Boomgaardt: It Kolleezje wie sa freonlik
om üs lit it dan hwat let wêze in subsydzjenota to
stjüren. En de forlieding wie der wol om dêr in dis
kusje oan to weagjen. Ik leau lykwols, dat it net for-
stannich is om dat nou to dwaen, omdat wy ek al mei
de puntsgewize bihanneling fan de bigreating oan 'e
gong binne. Wol moat my noch al efkes de opmerking
fan 't hert, dat de opfetting, dy't de hear Engels by de
algemiene biskögingen forkundige hat, wol hwat öf-
wykt fan de opfetting dy't dêroer yn üs kring libbet.
As yn dizze nota dan ek opmurken wurdt, dat de fi-