stel om in het plan-Bijenhof 132 woningen te bouwen. Van deze 132 woningen zijn er weer 66 kleine. Dat zijn dus drie plannen met een aantal van 318 en 498 en 132 is samen 948 woningen. En hiervan zijn kleine wo ninkjes: 240 en 95 en 66, is samen 401 stuks. Dus een beetje minder dan de helft. Het woningbeleid krijgt hier mee het karakter van een sterke beïnvloeding van de gezinssamenstelling van de burgerij. Wij nemen niet aan, dat B. en W. dit zo bedoelen, doch dat de omstan digheden meer in deze richting dringen. Maar onze fractie kan hierin niet meegaan; dit leidt tot moei lijkheden in de gezinnen, moeilijkheden, die een gezonde en naar Gods woord gerichte samenleving zouden ver storen. Verder geeft het thans reeds in 't Heechterp gebouw de ons geen aanleiding verheugd te zijn over het voor stel om nu weer een groot kwantum woningen aan Intervam op te dragen. Niet alleen is de binnenafwer king zeer matig (om het niet sterker uit te drukken), er zijn echter ook technische fouten gemaakt, die niet te herstellen zijn. Een enkele daarvan zal ik noemen, n.l. de lekkerij in de gevels en onder de kozijnen. In de gevels bevindt zich een lange betonband, die bij iedere verdieping wordt herhaald. Die betonbanden zijn dikker dan de vloer, die er achter ligt, en die betonbanden zijn één met die vloer. De wind en de regenslag persen daar door de muren heen en dat is niet te herstellen; de kozijnen zijn in al die woonblokken praktisch op de vloeren geplaatst, ook in de loggia's. Dit is een con structie, die niet waterdicht is te krijgen. Men plakt er thans dakleer tegen aan; dan zal dit wel zo lang water dicht blijven, als de aannemer het onderhoud voor zijn rekening heeft, maar de Gemeente zit blijvend met dit probleem opgescheept. Nu wordt er een nieuw plan in gediend, vergezeld van een pak tekeningen, maar op deze tekeningen is die constructie precies gelijk aan hetgeen reeds gebouwd is. Men neemt ijskoud de moeite niet om op die tekeningen de zaak te verbeteren en duidelijk aan te geven, dat dit anders en goed kan. Men dient een tekening in van een liftschacht, waarbij de lift niet kan stoppen bij de verdiepingvloeren, doch alleen bij de trap-etages, die een halve verdieping hoger of lager liggen dan de woonvloeren. De liftkooi op de tekeningen, die nu bij de stukken liggen, kan zelfs niet hoger komen dan drie trappen beneden de hoogste woonvloer. In de beschrijvingsbrief wordt de Raad wel medegedeeld, dat dit euvel op wens van de Commissie Openbare Werken zal worden verholpen, met dien ver stande dus, dat de lift ook zal stoppen aan het bordes, dat één trap beneden de hoogste woonverdieping ligt. Maar dat het architectenbureau van Prof. Van den Broek en Bakema, een bureau van naam, dit op zo slordige wijze bij ons durft in te dienen, dat vind ik beneden peil. Dan vraag ik, of het College overigens gegronde ver wachtingen heeft, dat de Intervam deze hoogbouw, waarvan de hoogste blokken ongeveer 30 meter moe ten worden, naar de gestelde eisen kan bouwen. Heeft de Intervam meer van dergelijke werken gemaakt? Ons is wel bekend, dat de Intervam in Utrecht een kantoorgebouw heeft proberen te bouwen voor Van Gend Loos. Toen de betonconstructies reeds een be hoorlijke hoogte hadden bereikt, bleken deze echter zo slecht en slordig te zijn gebouwd, dat het zaakje weer is afgebroken tot op de heipalen. Een schip op het strand is nog altijd een baken in zee. Wij zijn thans genaderd tot het financiële gedeelte. Allereerst een opmerking over de huren. Deze staan in de aanbiedingsbrief genoemd als f 16,70, f 16,25 en f 18,55 per week. Zo is het ook overgenomen in de plaatselijke pers. Maar naar mijn mening werkt dit voor de burgerij misleidend. De huren zullen n.l. met inbegrip van de bijkomende kosten voor de hoogbouw aan de Groningerstraatweg (dus voor die 240 kleine woningen) op f23,90 per week, voor de maisonnettes met lift en centrale verwarming op f 24,92 per week en voor de maisonnettes zonder lift en verwarming op f 18,55 worden gesteld. Deze bedragen moeten per week door de huurders worden opgebracht. Zou het nu niet van werkelijkheidszin getuigen om dit ook maar direct mee te delen? In hetzelfde vlak ligt m.i. ook de mede deling in de aanbiedingsbrief, dat zowel de Commissie Openbare Werken, als de Financiële Commissie zich akkoord verklaard hebben met het plan. Ik heb mij mijn stem in de Commissie Openbare Werken uitdruk kelijk voorbehouden. Dus het is niet helemaal waai', zoals dat daar staat. Het is enigszins misleidend. Waarom toch? Het is toch niet nodig om dat te doen? Nu wordt aan de Raad voorgesteld te besluiten tot het bouwen van 498 woningen en 15 winkels en deze bouw op te dragen aan de Intervam voor de som van f 8.069.080,In de eerste plaats vragen wij ons af, of er door het architectenbureau een begroting is ge maakt voor dit bouwwerk. Meestal vinden we bij de stukken een begroting van een architect of van onze eigen dienst. Hier niet. Er is slechts één aannemer en die bepaalt de prijs. Wij achten dit een vreemde figuur. Hier zit echter nog veel meer aan vast. Eén der voor waarden is de beëindiging van het basis-contract voor de gebouwde 768 woningen, waarbij de uitkering van de overwinst, die de Intervam aan de Gemeente moet doen, door deze firma wordt afgekocht voor een bedrag van f 200.000,We prijzen het in het College, dat, terwijl de Intervam in eerste instantie een bedrag van f 125.000,aanbood, het College dit bedrag na onder handeling heeft weten op te voeren tot f 200.000, Maar wij vragen nu: Zou dit bedrag in werkelijkheid niet veel hoger moeten zijn? Heeft het College enige reden om aan te nemen, dat deze uitkering een reële basis heeft? Wij moeten dan even teruggrijpen naar de notulen van de raadsvergadering, gehouden op 28 no vember 1959. In deze vergadering is n.l. vrij diep in gegaan op de verhoging van de aannemingssom voor de vier eenheden, die thans haast afgebouwd zijn, met een bedrag van f 300.000,welke verhoging toen door mij onrechtmatig werd genoemd. Geen enkele aanne mer in Nederland kreeg toen die verhoging, maar Zwolsman wel, met goedkeuring van het Ministerie. In diezelfde vergadering is dooi' mij gespreken over een bedrag van f 52.000,voor welk bedrag door onze Gemeente aan het bureau Berenschot opdracht is ge geven om aan de Gemeente het materiaal te verschaf fen, dat de accountant nodig heeft om een basis te krijgen voor het calculeren van de claim, die de Ge meente heeft wegens de behaalde overwinst. Deze laat ste formulering is van Wethouder Van der Schaaf; het staat, letterlijk in de door mij aangehaalde notulen. Wij moeten dus aannemen, dat de deskundige van het bureau Berenschot voor die f 52.000,iets heeft ge daan; niet alleen iets heeft gedaan voor de aannemer, maar ook voor de Gemeente. Het lijkt ons noodzakelijk, nu het College voorstelt om de Intervam de gelegen heid te geven tot afkoop van die claim voor f 200.000, dat de Raad van de werkelijke uitkomsten op de hoogte wordt gesteld. Ook willen we gaarne worden ingelicht over de kosten van het dagelijks toezicht op die bouw. Bij de vier gebouwde eenheden was hiervoor een bedrag uitgetrokken van f 124.000,Men werkt hier ruim drie jaar over, dus ongeveer 170 a 180 weken. Voor zover ons bekend, wordt het toezicht uitgeoefend door slechts één opzichter, over wiens werk wij beslist geen klachten hebben. Is dit echter zo, dan lijkt dit werk te groot voor één opzichter; er zouden minstens twee moeten zijn. Precies hetzelfde geldt voor het thans in bespreking zijnde voorstel. Het zal U als ik thans mag resumeren duidelijk zijn, dat er in onze fractie niet veel animo is om voor dit voorstel te stemmen. Er zitten onmiskenbaar enige pluspunten aan dit geval: Die zijn, dat het uitbreidings plan in éénmaal wordt afgebouwd, dat er nu een win kelcentrum komt en dat er een kleine toeslag op het contingent is. Maar hier staan vele nadelen tegenover, die dit plan in zijn geheel voor ons bijzonder onaan trekkelijk maken. Wij zien hier weinig mogelijkheden. Wij willen echter gaarne afwachten wat het College ons misschien nog te zeggen zal hebben, maar wc zou den U wel in overweging willen geven die 240 kleine woningen uit dit plan te lichten. Wij zouden met het overige deel van dit plan desnoods willen meegaan, hoewel het ons voorkomt, dat er ook onder de andere aannemers wel animo zal zijn om hier 258 woningwet woningen en 15 winkels te bouwen. Zoals gezegd, met dit gedeelte van het plan zouden wij ook ter wille van de continuïteit mee willen gaan, echter op voorwaarde, dat aan de Groningerstraatweg een andere bebouwing wordt ontworpen, grotere woningen, lagere blokken en 5 een andere situering. Bovendien zien wij er geen heil in om de claim, betreffende de overwinst van de 768 wo ningen, op deze wijze af te doen. Wij wensen dit dus ook los van het nieuwe werk te zien. De heer Van der Schaaf (weth.): Voor het geval er raadsleden mochten zijn, die zich gaan vervelen tijdens hetgeen ik nu zeg, kan ik misschien even deze prent laten circuleren, waarop de nieuwe situering van de twee blokken is aangegeven. Als ik dan kom tot de beantwoording van hetgeen de heer Heidinga naar voren heeft gebracht, dan wil ik gaarne eerst in het algemeen even een beknopte uiteenzetting geven van de gedachtengang, die bij het College heeft voorgezeten bij het lanceren van dit plan. En dan komt in de eerste plaats aan de orde de vraag: Waarom is het College in zee gegaan met de Intervam, die de rechtsopvolger is van de N.V. v/h Zwolsman? Waarom heeft men niet gedacht om de af bouw van dit plan aan Leeuwarder aannemers ten goe de te doen komen? Daarvoor is toch wel een aantal zwaarwichtige redenen aan te voeren. In de eerste plaats iets, dat toch wel even vermeld mag worden, hoewel het misschien niet het zwaarste argument is. In de basisovereenkomst, zoals die aanvankelijk luidde, waren de blokken die nu worden gepresenteerd, ook opgenomen, weliswaar tot een kleiner aantal, maar ze hebben toch éénmaal in het oorspronkelijke basiscon tract gezeten. Weliswaar zijn ze daaruit gelicht, maar men kan toch zeggen, dat dat in zeker opzicht een aanspraak geeft op het in de eerste plaats zoeken van een nader contact met deze contractant. In de tweede plaats was een belangrijk argument, dat, toen wij ons hierop beraadden en hier ook over spraken met anderen, het wel duidelijk was, dat eigenlijk geen enkele aannemer deze woningen goedkoper zou kunnen bou wen dan de Intervam. Immers de Intervam had daar een gedeelte van zijn organisatie, had daar materialen, keten, materieel en een ingeschoten leiding etc. Dus het lag voor de hand - en dat is een stelling, die ik nu ook nog wel voor mijn rekening durf te nemen, dat redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat geen aannemer in Nederland hier een voordeliger prijs zou kunnen leveren dan de Intervam. En in de derde plaats moet worden bedacht -wat de heer Heidinga ook wel heeft genoemd in zijn uiteenzetting, maar naar mijn mening niet zwaar genoeg heeft doen gelden dat contracteren met de Intervam betekent contracteren voor systeembouw, hetgeen weer als gevolg met zich brengt, dat dan een korting op het contingent kan worden toegepast. In casu betekent dat dus, dat voor het jaar 1961 is toegekend een korting van 37 wonin gen, die misschien nog iets kan oplopen, terwijl dan voor het volgende jaar nog een korting op het contin gent mag worden verwacht van 20%, zodat door te contracteren met de Intervam, die systeembouw toe past, er in het geheel een winst wordt gemaakt van 75 a 100 woningen. Dat is toch wel een heel belangrijk argument, waarom het College het heeft gezocht in de richting van de Intervam. Bij de beslissing over deze zaak moet dit naar mijn mening ook wel in be langrijke mate meespelen. Wanneer nu deze aanbie ding zo gedaan is, dan kom ik ook al op het punt, dat de heer Heidinga heeft aangesneden, n.l. dat er een zekere koppeling is, die eigenlijk tegelijk een ontkop peling is met het nu grotendeels afgewerkte deel van het plan 't Heechterp, dat we dan maar het „oude werk" zullen noemen. Hieromtrent wordt voorgesteld om het los te koppelen of om het af te sluiten. Het College heeft dit punt zeer indringend overwogen en heeft ook inderdaad pogingen aangewend om het zo te dirigeren, dat de bestaande basisovereenkomst, die een open begroting heeft, volgens de sleutels, die in het contract zijn opgenomen, zou aflopen. Maar bij de diepe indringing in deze materie is gebleken, dat daar toch wel belangrijke bezwaren en moeilijkheden aan vast zitten. Welke zijn die moeilijkheden? Die zijn o.a. deze, dat door het feit, dat het „oude werk" en het „nieu we werk" niet achter elkaar volgen, maar een ogenblik parallel lopen en dat daardoor bepaalde kosten op het eerste werk worden bespaard. Immers de kos ten van het toezichthoudend personeel, dat werkt èn op het „oude werk" èn op het „nieuwe", het materieel, dat ingezet is voor het „oude werk" èn voor het „nieu we werk", de betonmolens, de keten en al dergelijke dingen meer, dé afvoer van het oude materiaal en eventueel de aanvoer van nieuw, dat zijn allemaal din gen, die in de massa van dit werk zijn opgenomen en die moeilijk zijn toe te rekenen gedurende de periode van het parallel lopen. Wij hebben ons daarin nogal behoorlijk verdiept met de ambtenaren van onze af delingen Financiën en Algemene Zaken en we hebben daar diepgaande besprekingen mee gevoerd, uiteinde lijk ook in presentie van de Provinciale Directie en van hoge ambtenaren van het Ministerie en daar is men uiteindelijk toch tot de conclusie gekomen, dat deze afsluiting van het oude gedeelte aanvaardbaar is. Nu kan men zeggen, dat dit een gooi met de muts is. Ik geloof niet, dat dat het geval is. Wanneer wij eens nemen de bouwsom van het eerste project met de bij- werkkosten etc., dan komt men op een bedrag van ten naaste bij f 12y2 miljoen. Volgens het contract mag daarvan een bepaald percentage ik meen 4% worden berekend voor z.g. ,,overhead"-kosten; dat zijn de kosten van de centrale boekhouding, de directie- kosten en al dergelijke dingen. Nadat daar 4% voor is gerekend, mag de Intervam volgens contract bereke nen een winst van 5% en wanneer we dus 5% van f 12.000.000,nemen, dan zitten we op f 600.000, winst, die gewoon mag worden geboekt. Wanneer we nu nog aannemen, dat 2 ton aan de Gemeente terug komt bij de behandeling van het basiscontract is er ernstige twijfel over uitgesproken, of daar wel ooit een sou van terecht zou komen, maar f 200.000,is een bedrag, dat de moeite waard is dan komen we tot deze optelling: Op dit werk mag volgens het con tract f 600.000,winst worden gemaakt. Wanneer we 2 ton voor de Gemeente rekenen en 1/3 daarvan nog voor de Intervam, dan komen we tot een bedrag, dat toch al heel dicht de 8 9 ton nadert. En wanneer men dat gevoelsmatig beschouwt, dan zou men zeggen, dat dit toch niet zo ver mis kan zijn. Er komt nog bij, dat het bureau Berenschot ons inderdaad diensten heeft bewezen, diensten, die ook resultaten hebben opgele verd, en waarin de lijn is te onderkennen, dat tijdens de eerste tranche, omvattende twee units, praktisch niets is bezuinigd op de geschatte arbeidsuren. Daar kwam het geschatte en het werkelijk verwerkte aantal arbeidsuren ongeveer overeen. Bij de tweede tranche is een zeer duidelijke besparing in die uren geconsta teerd en uit besprekingen met de directie van de In tervam hebben wij ook wel de indruk gekregen, dat op die tweede tranche bepaald wel een goede winst is ge maakt. Er is een hapering geweest in het organisato risch verloop van de derde tranche, die verlies heeft opgeleverd. Daar is het dus duidelijk weer veel minder voordelig verlopen dan bij de tweede tranche. Bij de vierde tranche spelen al afloopfactoren een rol; daar is het dus ook lang niet zo duidelijk als bij de tweede tranche, waar het repetitie-element en de organisato rische voordelen wel heel duidelijk naar voren zijn ge komen. Nu is dit werk dus voor een gedeelte afgelopen en voor een nog niet zo onbelangrijk gedeelte nog niet. Dit houdt in, dat de bouwrekening, die de N.V. Inter vam van dit werk aanhoudt en waarin alle resultaten worden verwerkt, nog niet kan worden afgesloten. Toen deze prijs gecalculeerd is, betrof dat ge deelte, meen ik, nog wel 3 miljoen gulden. Hier komt nog bij, dat in het aflopen van dit werk de loons verhogingen, die na de bouwbeschikking van de Rege ring, die aanleiding heeft gegeven tot de staking, nog moeten worden opgevangen. Daarin moet ook nog wor den opgevangen het effect van de vijfdaagse werk week e.d. Dat alles geeft ons de indruk, dat dit een cijfer is, dat wel ongeveer bij de waarheid ligt. Ik wil daar nog iets aan toevoegen. Wanneer er van het „oude werk" in het geheel geen overwinst zou zijn teruggekomen, dan moeten we aannemen, dat dat „oude werk" toch niet boven de toelaatbare prijs zou zijn uitgekomen. Het „oude werk" heeft indertijd de goedkeuring verworven op een toelaatbare prijs en door het verloop van het werk zakt het daar 2 ton onder. De prijs van het „nieuwe werk" en dat is ook een zeer belangrijk punt in deze zaak ligt bij de curveprijs. We hebben dus het overeengekomen be drag al van verschillende kanten benaderd. In de eerste plaats volgens het rapport-Berenschot; in de tweede plaats op basis van de curveprijs, die toch altijd een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 3