'y- - - vJr zou hier haast een zekere „Schadenfreude" kunnen uiten, maar dat wil ik niet doen. Ik vind het voor de gemeente Leeuwarden belangrijk, dat hier goede wo ningen gebouwd worden en dat wij dus met elkaar moeten zorgen, dat ook dit plan zo goed mogelijk van de grond komt. Ik acht het dan toch wel wenselijk, dat een gesignaleerde fout dus niet domweg wordt her haald, omdat het systeembouw is. De heer Bootsma: Wanneer ik hier het woord voer, dan is dat vermoedelijk wel een klein beetje een ander geluid dan mijn overbuurman, mede-commissielid van de Commissie Openbare Werken, zo net heeft laten horen. Dit wil nog geenszins zeggen, dat onze fractie zonder meer zo geweldig ingenomen is met datgene, wat tot nog toe hier in 't Heechterp tot stand is ge bracht. Maar wij zullen hierbij toch wel de realiteit moeten betrachten. Wanneer dit voorstel tot de bouw van 240 en 258 woningen wordt aangenomen, dan is dat toch eigenlijk een logische voortzetting van het besluit, dat indertijd hoewel door de grote meerder heid van onze Raad niet enthousiast, maar min of meer uit de nood geboren, genomen is. Op dat moment moest er iets gebeuren, waardoor wij werkelijk tot een enigs zins massale aanpak van de woningnood zouden kun nen geraken. De toenmalige mogelijkheden, die gescha pen werden door de systeembouw, hebben er toe ge leid, dat onze Raad indertijd in zee is gegaan met het systeem-Zwolsman, later VAM en nog later de Inter- vam. Aan deze woningen kleven inderdaad wel bepaal de gebreken. Ik geloof, dat we niet al te lang moeten vechten over de esthetica, maar ik zou me toch wel bij de heer Van Balen Walter willen aansluiten, die nog even de technische gebreken, welke ook door de heer Heidinga genoemd zijn, naar voren heeft gebracht en graag zien, dat juist aan deze technische gebreken de nodige aandacht besteed wordt. Dat behoeft zeker niet veel geld te kosten, wanneer men er maar op bedacht is de bouw van het begin af aan goed te doen. Naast deze technische gebreken is er ook nog een esthetisch kantje aan het geval, dat, dunkt me, toch wel de aandacht verdient. Dat is n.l., dat al de woningen die hier tot nog toe gebouwd zijn, in de ramen het glas „ten voeten uit" hebben. Hierdoor ontstaat een vrij rommelig aanzien. De één plakt het dicht met papier (ik wil nog niet zeggen met krantenpapier), een ander zet er een boekenkast achter, en zo gaat dit voort. Dit te veranderen is toch een kleinigheid; met een beetje goede wil gaat dat gemakkelijk. Misschien is aan het geheel van deze bebouwing nog wel iets levendigs te geven, wanneer voor de benedenpanelen eens hier en daar ander materiaal wordt gekozen. Er is tegenwoor dig in het plaatmateriaal voldoende keus en dat be hoeft ook nog niet duurder te zijn dan het glas, dat daar nu in zit. Verder wil ik er mijn voldoening over uitspreken, dat het College besloten heeft om aan de bezwaren, die aangevoerd zijn in de Commissie Openbare Werken, volledig tegemoet te komen. Ik zou daar alleen een vraag aan willen verbinden, in verband met het feit, dat dit uitbreidingsplan niet door de Raad, maar door Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld, zij het dan in nauw overleg met de Gemeente. Heeft t.a.v. de door het College overgenomen wijziging ook reeds het ver eiste overleg met het Provinciaal Bestuur plaats ge had, zodat we mogen verwachten, dat van die kant hierin niet weer een wijziging aangebracht zal worden? Wij zijn dus niet van alle kanten volledig met dit plan ingenomen, maar we zien dit toch wel als een consequentie van het eens genomen be sluit. Het is indertijd ook bedoeld als een zekere proef. Wanneer wij straks tot de bebouwing van 't ïelétn en later- ook van 't Aldlan moeten geraken, dan geloof ik, dat dan het juiste moment gekomen is om ons te be raden op het resultaat van wat hier is bereikt. Dit plan houdt in elk geval de concrete voordelen in, dat (de heer Heidinga heeft dit zelf genoemd) het gehele plan in één keer wordt volgebouwd, dat een verruiming van het contingent is verkregen en dat wij hier voldoen aan een bepaalde behoefte. Nu kan men van mening verschillen over de vraag, of het wel gewenst is om dergelijke kleinere woningen in een zo groot aantal te bouwen, maar in dit opzicht staan wij niet alleen. Ook het z.g. Wielewaalflat in Groningen heeft uitsluitend deze kleine en nog kleinere woningen. Die hebben maar 1 slaapkamer. Groningen is evenwel niet geheel te ver gelijken met Leeuwarden. Ik ben er zelf in de commis sievergadering bevreesd voor geweest, of dit plan werkelijk wel zou slagen, maar wanneer we de bevol kingsopbouw nagaan en wanneer we stellen, dat we van ons 25ste tot ons 65ste jaar praktisch een en dezelfde woning bewonen, dan is het gezin gedurende een be langrijke periode van deze 40 jaren meestal niet meer zo groot. In deze tijd is er inderdaad een periode, gedu rende welke vele gezinnen wel behoefte hebben aan een grotere woonruimte. Hierover is vrij zeker wel een statistiek op te slaan, maar ik geloof toch, dat er tegenwoordig heel veel kleine gezinnen zijn, die in een grotere woning wonen, omdat ze nog een aantal logeer kamers willen behouden. Ik geloof, dat, wanneer aan deze gezinnen de gelegenheid geboden wordt om een kleinere woning met meer gerief te betrekken, men van deze opschuiving toch een dankbaar gebruik zal maken. De hear Santema: Wy hiene as fraksje wol graech wollen, dat by dit greate projekt oan de Rie hwat langer tiid fan tarieding jown wie en foaral ek mear foarljochting. De tiid fan tarieding wie mar hiel koart en der lei in hiel tsjokke portefeuille mei tekeningen, dy't wy (in part derfan alteast, situaesjetekeningen) hiel graech ris in kear thüs hawwe wollen hienen. It is dochs wol singelier, dat der tidens dizze gearkomste noch in kaertsje komme moat, hwer't wy dé situaesje, a.1 is it dan in nije situaesje, op oantreffe kinne. As B. en W. der priis op stelle, dat de Rie foar sokke projekten in goede taljochting kriget, dan moatte hja net hannelje lyk as nou. Ik haw it al faker sein; ik fyn it ien fan de forfelendste dingen, dat ik dit eltse kear wer op- merke moat en dat ik it nou ek by dit projekt, dat om tsien miljoen giet, opnij sizze moat. Stel Jo dochs ris efkes foar: As elts lid fan üs in diel fan dizze teke ningen krige hie, hokker bidrach hie dat dan noch üt- makke Wy hiene yn alle gefallen dizze saek better bistudearje kinnen. Ik haw sa njonkenlytsen oanstriid to tinken, dat B. en W. yn dizzen de Rie diskriminearje. De wiziging, dy't hjir dan nou nei foaren brocht is, jowt nei üs idé dochs wol wer in greatere kans, dat it üntwerp better slagje sil. Wy binne yndied fan bitin- ken, dat dizze opstelling fan de trije blokken oan de Grinzerstrjitwei better is as tofoaren. En ik leau ek net, dat de kwesje fan de tsien wenlagen hjir nou sa'n greate rol spylje moat, dat wy dêrom it hiele plan öf- wize moatte. Fjirder binne wy as fraksje ek fan bitinken, dat oan dizze Heechterp-kwesje wol dingen sitte mei in raer bysmaekje. Us binne de klachten per forkearde yn- dielingen en forkearde öfwurkingen ek wol yn de earen kommen en as sadanich binne wy fansels ek tige hoeden en wy wolle ek wer lyk as hwat binammen de hearen Van Balen Walter en Bootsma al opmurken hawwe, oan B. en W. sizze, dat wy by it oannimmen fan dit twadde diel der foaral tige op oanstean moatte, dat dy aide flaters har net wer herhelje. Fjirders sjoch ik it eigentlik sa, dat wy foar dit projekt, dat nou ófwurke wurde sil mei likernöch 500 wenten, net wei kinne, hwant wy hawwe ienkear a sein en wy sille dus ek b sizze moatte. Ik hoopje, dat B. en W. dus gehoar jaen wolle oan de winsken, dy't ek yn üs fraksje libje. De heer Kamstra: Eigenlijk om te voorkomen, dat de gedachte zal post vattten, dat onze fractie zonder meer met het gehele voorstel akkoord zou gaan, vraag ik hier het woord. Ik zal natuurlijk niet over de bouw technische kant beginnen, want op dat gladde ijs waag ik me niet. Maar de bezwaren, die door de heer Hei dinga naar voren zijn gebracht, kunnen wij toch voor een groot deel wel onderschrijven. Hij heeft naast de bouw-technische bezwaren het accent gelegd op het grote aantal kleine woningen, dat gebouwd wordt. In onze fractie bestaat ook de mening, dat we nu toch wel heel erg ruim in de kleine woningen komen te zitten. En ik geloof, dat de Wethouder zelf ook die gedachte wel heeft, ofschoon hij meent, dat door op 9 schuivingen enz. nog wel het een en ander is te be reiken. Ik betwijfel dat. Ik betwijfel dat echt, omdat de huurprijs zodanig is, dat degene, die een grotere woning zal verlaten om deze kleinere, misschien meer comfortabel ingerichte te betrekken, daarvan zou wor den weerhouden. Voor wie zijn eigenlijk de kleinere woningen? Voor bejaarden, voor alleenstaanden en voor kleine gezinnen, meen ik. Bejaarden plaats je niet in de hoogbouw, ofschoon, zoals vanavond is mee gedeeld, de lift op meer punten zal kunnen stoppen als oorspronkelijk in de bedoeling lag. Maar toch ge loof ik niet, dat hoogbouw de plaats voor bejaarden is. Daarnaast zal de huurprijs voor deze mensen heel erg bezwaarlijk worden, want de heer Heidinga heeft al f 23,90 en f 24,92 genoemd voor de 6-persoons wonin gen. Dat is dus een prijs, die de meeste bejaarden niet kunnen betalen. Voor alleenstaanden zijn het, dunkt mij, ideale woningen. Voor kleinere gezinnen wordt het moeilijk, want er zijn maar twee slaapkamers en wan neer er dan twee kinderen zijn, dan moeten het al of twee meisjes of twee jongens zijn. Anders zit men na tuurlijk direct weer met een moeilijkheid, want een uit wijkmogelijkheid is niet aanwezig. Ik meen, dat bij het plan-Bijenhof ook nog 66 4-persoonswoningen komen en door de heer Heidinga is er zopas nog op geattendeerd, dat ook een vorig bouwplan kleinere 4-persoons wo ningen inhield. Zo krijgen we een groot aantal. Ik meen echt, dat het te veel is en nu heeft de Wethouder de heer Heidinga eigenlijk niet een behoorlijk antwoord gegeven op zijn vraag, of de mogelijkheid aanwezig is, om het plan voor de 4-persoons woningen te veranderen in een plan voor 6-persoons woningen, dus voor grotere gezinnen. (De heer Pols (weth.): Dat kan niet.) Goed, maar dat neemt niet weg, dat wij, wat dat betreft, toch echt wel bezwaar hebben. Dan zal men het plan moe ten terugnemen en daar zien wij toch ook weer een klein beetje tegen op. Dat wordt wel heel moeilijk. We moeten er bij zeggen, dat, wanneer we eventueel onze stem aan dit plan zullen geven, dat niet met veel animo zal zijn. De heer K. J. de Jong: Ik heb, na datgene wat al gezegd is over deze zaak, eigenlijk nog een viertal punten, die ik even ter sprake zou willen brengen. In de eerste plaats wat betreft de stelling, die dooi de heer Bootsma naar voren is gebracht, n.l. dat we hier eigenlijk te maken hebben met een consequentie van een eens genomen besluit. Hij doelt daarmee waar schijnlijk op het basiscontract, dat destijds is afgeslo ten. Ik meen, dat bij de behandeling van dat basis contract, waartegen wij onze stem ook hebben ver heven, door U, meneer de Voorzitter, toen door de heer Schootstra de opmerking gemaakt werd: „Maar mensen, wanneer wij dit basiscontract accepteren, dan hangen we!" gezegd is: „Neen meneer Schootstra, dan hangt U niet, want wanneer de plannen uiteindelijk aan de Raad zullen worden voorgelegd, heeft U de volle vrijheid om die plannen al of niet te accepteren. Zijn ze niet naar Uw genoegen, dan zegt U nee en dan kun nen er andere plannen gemaakt worden". Dus in dat opzicht zijn we bepaald niet gebonden. Wij kunnen dus öf ja, öf nee zeggen. Bovendien is het zo en dan heb ik toch wel een beetje verschil van mening met de Wethouder dat we aanvankelijk een groter aan tal woningen in dat basiscontract gehad hebben, maar naderhand is duidelijk afgesproken (en daar is de ïntervam ook mee akkoord gegaan), dat het aantal te ruggebracht zou worden tot, naar ik meen, 768. Daar mee was dus het basiscontract bepaald op 768. Wat er nu gaande is, is een geheel nieuwe zaak. Ik vind het niet reëel om nu te zeggen: Nou ja, maar we zitten eigenlijk nog wel zo'n beetje aan het basiscontract vast. Nee, dat hebben we positief afgekapt op die 768; die zijn gebouwd, of in ieder geval grotendeels afgebouwd. Hier komt een nieuw geval aan de orde, waarover wij ons opnieuw zullen moeten uitspreken. En dan moeten wij naar mijn mening toch echt niet zeggen: Dit zit aan het basiscontract vast. Dus in dit geval lijkt het mij nog veel minder juist toe om te zeg gen: Dit is een consequentie van een eens genomen besluit. Dat eens genomen besluit (naar onze mening- niet zo'n gelukkig besluit) kan nu zijn afronding krij gen door te zeggen: afgebouwd is afgebouwd en nu beginnen we opnieuw. Ik wilde dat toch wel even dui delijk stellen om niet de indruk te wekken, dat wij het er mee eens zijn, dat hier kan worden gesproken van een eenmaal ingenomen standpunt, dat consequent moet worden doorgetrokken. Er is wel terdege een nieuwe zaak aan de orde gesteld, waarbij een verband met het voorgaande toch wel moeilijk te trekken is. Het tweede punt, dat ik naar voren zou willen bren gen, is de kwestie van de behoefte aan eengezinshuizen of aan woningen met 1% of 2 slaapkamers. Ik heb in zoverre hier een kleine relatie mee, omdat bij het vol gende punt gesproken wordt over een aantal woningen van 132, waar dan ook 66 kleine woningen in gepland zijn. Ik kan me voorstellen, dat de Wethouder het zo zegt, maar in feite heeft dit plan bepaald niet zonder meer de vrije keus en vrije wilsbeschikking van het College en van de woningbouwvereniging gehad. Dat plan moest aanvaard worden zo het er lag en anders konden we dit z.g. keuzeplan zonder meer niet ge realiseerd krijgen. Dus ik vind, waar wij helemaal geen invloed op het plan hebben kunnen uitoefenen, het wel een beetje moeilijk om nu te zeggen: Kijk dan eens naar het plan, dat bij het volgende punt aan de orde wordt gesteld. Wanneer men zelf niet de vrije wil ge had heeft om te zeggen: Die woningen willen we heb ben, dan is het toch eigenlijk wel een beetje bezwaar lijk om van de Wethouder als tegenargument te horen: Maar dat zit bij het volgende punt toch ook precies zo. Hier hebben wij als Gemeente wel terdege een eigen verantwoordelijkheid. Wij kunnen dus vragen: Welke behoefte is hier in Leeuwarden en hoe zullen we aan die behoefte tegemoet komen? En dan ben ik het met de heer Heidinga eens, dat wij het gehele beleid moe ten richten op de grotere gezinnen, die, wat de woning behoefte betreft, toch wel een beetje in de knel komen. Het volgende punt is eigenlijk één van de centrale stellingen geweest van de Wethouder. Hij stelde aan het eind van zijn betoog: Denk er toch om, A.R.-fractie, het woningvolume mag niet verloren gaan. Ik bind het jullie op je hart! Dat argument wil er bij mij wel in, want wij willen ook niet graag dat volume verloren laten gaan en daarom meen ik, dat inderdaad in die gedachte van de heer Heidinga de juiste conclusie zit, wanneer hij zegt: Wij willen dat woningvolume ook niet verloren laten gaan. Daarom zijn wij als fractie zo ver gekomen, dat we in verband met de bezwaren, die door de heer Heidinga duidelijk kenbaar gemaakt zijn tegen de woningen, die nu gebouwd zijn in het plan 't Heechterp, willen zeggen: Splits dit plan zo, dat we het gaan uitvoeren met uitzondering van de 3 blokken van 80 woningen aan de Groningerstraatweg. Dan gaat er tenminste geen volume verloren. Als U zegt: Dat kunnen we niet splitsen, dan zeg ik: Maar dat is ónze verantwoordelijkheid niet. Wij willen dat volume niet verloren laten gaan en daarom zeggen we: Splits dit geval. Als U dan zegt: „Wij kunnen het niet splitsen", dan kom ik tot een volgend punt, dat eigen lijk meer het beleid van het College raakt. Naar mijn mening is, als ik de beleidskwestie hier in het geding- breng, één van de kardinale punten, die mij altijd ont zettend wrang gesmaakt hebben, het feit, dat bij het hele uitbreidingsplan de Raad niet aan bod gekomen is. Dat Gedeputeerde Staten een plan moeten vaststellen met passeren van ons, is niet onze schuld. Daar kun nen wij niets aan doen. Laten we dat even duidelijk vaststellen. Daarom vind ik dit een zwakke positie van B. en W., die ze uiteindelijk aan zichzelf te wijten hebben. Punt twee is de kwestie van de ïntervam. In hoe verre speelt de ïntervam hier een rol? Heeft U zich misschien ook in een bepaalde positie gemanoeuvreerd tegenover de ïntervam Is het zo, dat ïntervam U mis schien voor de keus gesteld heeft: Ik wil wel bouwen, maar dan zowel die 240 als die andere 258 en als ik dat niet zo gekoppeld krijg, dan bouw ik niet. Zit het er misschien ook in, dat de ïntervam een positie tegen over B. en W. inneemt, op grond waarvan het College alleen maar „ja" kan zeggen? Staat het College hele maal vrij? Zo ja, waarom splitst U het plan dan niet? Dan komt U aan onze bezwaren tegemoet en dan kun nen we rustig eens bekijken, hoe wij dat restant van die 240 eventueel gerealiseerd kunnen krijgen. Dan kom ik nu weer terug op de bezwaren, die de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 5