10 heer Heidinga heeft aangevoerd. Er is van de Gronin gerstraatweg toch ook nog wel wat anders te maken. U kunt zeggen, dat wij daar niets aan kunnen doen, dat dat een kwestie is van G.S. Die stellen dat vast. Dan zeg ik op mijn beurt: Bezorg U nu niet weer zo'n knel positie, meneer de Voorzitter, daar heeft U zichzelf al in gemanoeuvreerd. Wij kunnen als Raad toch door de knelposities, waar het College zich misschien in ge manoeuvreerd heeft (laat ik het een beetje voorzichtig stellen), zowel met betrekking tot de positie van G.S. als tot die van de Intervam, uiteindelijk onze eigen ver antwoordelijkheid niet laten beknotten. Dan zult U zelf daarvan ook de gevolgen moeten ondervinden. Wij zijn graag genegen om U te volgen voorzover het enigs zins acceptabel is. Wij willen het volume niet verloren laten gaan en vandaar ons voorstel: Splitst U dit. Kunt U dit niet, in vredesnaam, dan ligt het niet aan ons, dat wij ons tegen dit voorstel moeten verklaren. Maar wij zullen van onze goede wil blijk geven, wanneer U alsnog zegt: Ik ben bereid om dit te overwegen. Ik heb de indruk, dat, wanneer U zou zeggen: Ik wil als nog overwegen om dit plan gesplitst te krijgen, dit bij meerdere fracties een welwillend oor zou vinden. Mis schien niet bij alle fracties, maar ik heb toch de in druk, dat dit in ieder geval de overweging waard zou zijn. Zegt het College: Wij voelen daar niet voor, dan rijst bij ons de vraag: Zullen wij voor of tegen stem men En dan heb ik niet de moed om vóór dit gehele project met al zijn bezwaren te stemmen, al hoe goed ik ook begrijp, dat het voor het College en vooral voor de Wethouder bepaald niet gemakkelijk is een stand punt in te nemen, dat afwijkt van dat van zijn fractie. Ik heb daar begrip voor, net zo goed als hij er begrip voor heeft, dat wij tegenover hem komen te staan. Maar daarom is het naar mijn mening ook juist om de zaak duidelijk te stellen, vooral wat de genoemde kardinale punten betreft. De heer Beuving: Ik wil in het kort ook nog iets zeggen over de wijze, waarop de zaak hier getractcerd wordt vanavond door de verschillende fracties. Temeer omdat ik ook bij de behandeling van de laatste be groting heb aangedrongen op meer woningbouw. De woningbouw op zichzelf juichen we toe, maar daar naast is gezegd: Goede en goedkope arbeiderswonin gen. En wanneer ik dan in deze discussie hoor over de fouten, die aan de reeds gebouwde woningen in dit plan kleven, en wanneer ik daarnaast hooi-, dat voor deze bouw door dezelfde machtige firma geen veranderingen in de plannen zullen worden gebracht om die fouten te voorkomen, dan kan ik niet anders dan naast de heer Heidinga staan en ook naast de heer De Jong, die duidelijk vraagt: Zitten we nu aan handen en voe ten gebonden en kan de Raad maatregelen nemen om deze fouten en gebreken te niet te doen, of kunnen we dat niet? De heer Klijnstra: Na wat er besproken is, kan ik mij ook maar zeer ten dele met dit voorstel verenigen. Ik voel wel mee met de grieven van de heer Heidinga en ook vooral met die van de heer De Jong, maar in het bijzonder met die tegen de hoge huren, die hier voor de zoveelste maal weer nodig schijnen te zijn. Ik ben geen bouwkundige en ik kan me er ook niet goed in verdiepen, daar heb ik de capaciteiten niet voor, maar realiteit is, dat wij ook in deze gemeente een groot aan tal inwoners hebben, die toch beslist niet meer dan f 10,maximum f 12,huur per week kunnen be talen. Ik vraag mij af, of er werkelijk voor deze men sen geen oplossing is en ik zou kunnen zeggen: Deze mensen moeten dan maar opschuiven, die moeten naar een andere woning. Maar dat gebeurt niet. Ik deel niet het bezwaar van het te grote aantal kleine woningen. De Wethouder van Openbare Werken heeft gezegd, dat hier in de toekomst een groot aantal kleine gezinnen zal ontstaan. Men kan dat aan de ene kant betreuren ik behoor niet tot hen, die dit. doen maar ik ge loof, dat het de realiteit zal zijn en dat de woningbouw met deze toekomst rekening heeft te houden. De heer Hoekstra: Het interesseert mij buitenge woon, hoe het interieur zal zijn en hoe staat het met de gehorigheid? We hebben daarover veel klachten ge hoord en ik weet, dat dat heel erg is. Ik heb tot nu toe niet vernomen, dat op dit gebied maatregelen zijn ge troffen om de begane fouten op te heffen. Misschien wil de Wethouder ons daarover inlichten. De heer Venema: Mij persoonlijk treft het een klein beetje, dat de stemming nu zo heel anders is dan toen wij het geluk hadden om een toezegging te krijgen voor de bouw van deze grote wijk. Ik kan me nog herinne ren, dat, toen van het College destijds de mededeling kwam, dat wij de kans hadden deze 1000 woningen te bouwen, men de hoofden bij elkaar stak en zeiTjonge, jonge, dit lijkt er op. En als ik het nu zo beluister, dan deugt daar eigenlijk niets meer van. Ik sta op dit standpunt: Men praat over de hoge huren, maar als men steeds maar grotere woningen gaat bouwen, dan betekent dat, dat de huren nóg hoger worden. Het staat als een paal boven water, dat in ieder blok, van welke woningbouwvereniging ook, de grootste huizen de meeste huur opbrengen. Ik geloof toch wel, dat wij de huren zo laag mogelijk moeten houden. Ik ben ook geen deskundige, maar wel een praktisch iemand, die nogal vaak met het publiek in aanraking komt. Daar door weet ik, dat de huren, die hier nu voor de goed koopste woningen moeten worden betaald, toch zeker wel het maximum zijn voor de mensen, die in de ge wone bedrijven hun loon moeten verdienen. Misschien wil men zich wel realiseren, dat de prijzen van deze huizen niet lager kunnen zijn. Dat ligt niet aan ons, maar dat ligt aan Den Haag of aan de aannemers, die zeggen niet goedkoper te kunnen bouwen. De heer Van der Schaaf (weth.Als ik de rij van sprekers nog even langs ga, dan kom ik eerst bij de heer Heidinga. Die heeft toch wel even een zeer zwarte kleur voor zijn penseel gebruikt, toen hij zei, dat in dit plan eigenlijk ligt opgesloten, dat het College van mening is, dat een aantal gezinnen zich maar moet beperken tot één kind. Dat is natuurlijk niet de be doeling. Dat ligt er ook helemaal niet in en dat zal de heer Heidinga toch eigenlijk ook niet kunnen handha ven. Maar ik wil het toch even weerspreken. De heer Heidinga zegt, dat voor de toerekening van de kosten gedurende de periode, die het „oude" en het „nieuwe werk" parallel zouden lopen, een vast percen tage is aangenomen, dat is vastgelegd in het basis contract. Dat is niet het geval. Het vaste percentage heeft betrekking op andere kosten dan de kosten, waarover een sleutel voor toerekening zou moeten wor den gevonden. Daar worden de heer Heidinga en ik het misschien niet over eens. We hebben daar uiter aard al eens eerder over gesproken. Maar het is be paald een misverstand. Hetgeen de heer Heidinga be doelt gaat over een andere rubriek van kosten. De heer Heidinga en later ook dc heer De Jong, hebben dringend de vraag gesteld: Kan dit plan niet worden gesplitst in twee delen? N.l. een deel, dat dan voor de A.R.-fractie aanvaardbaar zou zijn, omvatten de de maisonnettes en de winkels, en het andere deel, dat onaanvaardbaar is. Die splitsing is niet mogelijk. Wij hebben n.l. het plan, zoals het nu is voorgelegd, niet zomaar gekregen. Wij hebben ook al eens eerder plannen gehad, die we hebben teruggewezen, omdat er te hoge huren uit de bus kwamen. Uiteindelijk hebben we ons met een gezamenlijke krachtsinspanning uit gerekt om tot dit voorstel te komen. Dit plan waar borgt tevens, dat er in continuïteit gebouwd kan wor den. Wanneer dit plan moet worden gesplitst in twee ongeveer gelijke helften, dan gaat er een groot gedeel te van het effect en van de besparing van het rationa liseringselement verloren. En omdat we bij deze ge combineerde bouw precies uitkomen op de curveprijs, kunnen we als vaststaand aannemen, dat bij een ge splitste gunning deze curveprijs zou worden overschre den. Daarom kan gesteld worden, dat een splitsing van dit werk zowel de ene helft als de andere helft in ge vaar brengt of wel zo goed als zeker zal doen mis lukken. De curveprijs kan net worden gehaald door de combinatie van de beide helften, ieder ongeveer 250 woningen omvattende. Ik wil nog even opmerken in de richting van een andere vragensteller, dat deze 240 kleine woningen niet allemaal tegelijk aan de markt zullen komen. Het schema van uitvoering zal zrjn, dat er één blok van 11 de hoogbouw in uitvoering wordt genomen en in aan sluiting daarop een blok maisonnettes, zodat het aan de markt komen van deze kleine woningen toch wel over de gehele bouwduur van dit project wordt ver spreid. De heer Van Balen Walter geeft mij gelegenheid om nog even in te gaan op de vragen, die door de heer Heidinga in eerste instantie zijn gesteld om trent de kwaliteit van deze bouw en welke vra gen door mij ten onrechte niet in concreto zijn beant woord, n.l. omtrent het lekken onder de kozijnen en onder de gevels. Nu komt helaas bij nieuwbouw lekken veelvuldig voor. Dit heeft zich niet alleen hier voor gedaan, het heeft zich ook bij andere, door de Raad misschien meer gewaardeerde projecten voorgedaan. Ik heb zelfs vernomen, dat er in Nederland een bedrijf is, dat helemaal bestaat van het dichten van lekken in nieuwbouw. Je kunt op de gekste manier blijkbaar je brood verdienen. Hoe dan ook, dit is te betreuren, maar het wordt verholpen, ook in het „oude" werk. Maar nu het „nieuwe" werk. Bij het lekken onder de dorpels van de kozijnen is de oorzaak geweest, dat boven de vloer een klein opstaand stukje moest wor den gestort, dat tussen de onderkant van het kozijn en de bovenkant van de vloer stond. Dat opstaande stukje is in het „oude" werk in een aantal gevallen een beetje laag uitgevallen, zodat het grote moeilijk heden gaf om dat tegelijk mee te storten. Er is toen blijkbaar een andere werkwijze gevolgd, die tot kritiek aanleiding heeft gegeven en waarvan wij ook hebben geëist, dat het zou worden hersteld. Bij het „nieuwe" werk zal dat anders worden gedaan. Daar zal dus de storting van dat opstaande richeltje moeten gebeuren, terwijl het beton nog in staat is om zich daaraan te hechten. Dat zal dus zeer kort daarna moeten gebeu ren, binnen 24 uur. Op deze wijze is dan de fout te herstellen t.a.v. de lekkerij onder de gevels, die inder daad is geconstateerd. Daaromtrent is overleg gepleegd met de dienst van Bouw- en Woningtoezicht en met de Intervam en daarvoor is de oplossing gevonden, die nu zal worden toegepast. Men is bij de technische diensten van oordeel, dat deze oplossing afdoende is, zodat t.a.v. de vraag van de heer Heidinga in eerste instantie en van de heer Van Balen Walter en de heer Bootsma in tweede instantie, of er aan deze technische gebreken wat wordt gedaan, positief kan worden ge antwoord, dat daarvoor de oplossing is gevonden. Ik kan wel zeggen, dat van de zijde van dc Provinciale Directie ook de conditie is gesteld, dat deze gebreken zouden worden verholpen. We hebben gezegd, dat wij cr ook uiteraard alleen maar belang bij hebben, dat ze worden verholpen. De gevonden oplossing zal, naar het ons voorkomt, afdoende zijn. De heer Bootsma heeft dan nog gevraagd, of we een herhaling moeten hebben van de glaspui, die van boven tot de vloer doorloopt. Het is inderdaad de be doeling, dat het onderstaande paneel daarvan van een ander materiaal zal worden, zodat het enigszins storen de in het „oude" werk zich niet zal herhalen. Het is indertijd in het eerste werk blijkbaar gebeurd om re denen van zuinigheid. Nu is er op ons aandringen een andere oplossing ontworpen, volgens welke het onder ste gedeelte van de pui een dichte plaat wordt. De heer Bootsma vraagt verder: Is er ten aanzien van de wijzigingen, die nu worden voorgesteld in ver gelijking met het vorige plan, reeds overeenstemming bereikt met de Provincie? Dat is niet op alle punten het geval. Dat komt ook, omdat er op het laatste ogen blik nog wijzigingen zijn aangebracht. Maar er zijn goede gronden om aan te nemen, dat dit bij de Provin cie wel zal slagen. De hear Santema hat him der oer biklage, dat dit plan, dat inkelde miljoenen kostje sil, bitreklik koarte tiid by de Rie west hat. Hy hat dat yn in earder gefal alris neamd; ik moat wer in protteltsje halde. En dat is nou wer sa. Ik wol der dochs op wize, dat it hjir wol om hiel greate bidragen giet, mar dat it üteinliks mar giet om twa typen fan wenten en in pear winkels, mar dy meitsje it net yngewikkeld. Foar de bioardie- hng fan de situaesje, sa't dy steddeboukundich wêze sil, liket my de tiid net to koart to wêzen. En fjirder giet it oer de bioardieling fan twa types fan huzen, wol yn greate oantallen en ta greate bidragen, mar üteinliks dochs net fan greate yngewikkeldheit, tinkt my. Dêrom miene wy, dat dizze tiid ek foldwaende wést hat. Dat dit in diskriminaesje fan de Rie ynhalde soe, is bislist net it gefal. Ik hoopje, dat de hear Santema dat fan my oannimme wol. De forhalding tusken de Rie en it Kol- leezje is dochs, soe ik sizze, net sadanich, dat nou it wurd „diskriminaesje" net op syn plak is. Yn elts gefal wol ik sizze, dat it fan üs kant der bislist net yn sit en ik leau, dat de hear Santema it der net mei rjocht üt preaun hat. Fan de klachten oer dit wurk haw ik al it ien en oar sein. As wy prate oer de yndieling fan de wenten, dan moatte wy natuerlik sizze, dat dy yndieling bard is oerienkomstich de plannen. It is net, dat dat ünder de oannommen kwaliteit is. Dat is oerienkomstich de plan nen. Dêrom kin it wol wêze, dat eat, hwer't klachten oer binne, letter forholpen wurde moat, mar de bitref- fende klachten lizze dan op in hiel oar flak. Oer de yndieling fan dizze wenten kin men üngelyk tinke. It Kolleezje mient, dat dy dochs ek hiel goed to oan- furdzjen is. De heer Kamstra deelt met de heer Heidinga het bezwaar, dat hier een nogal groot aantal woningen van een klein type wordt aangeboden, vermengd met een evengroot aantal van iets grotere allure. Dit is een punt, dat in eerste instantie door mij ook al is be sproken. Ik kan me begrijpen, dat men dit uit ver schillende gezichtshoeken beoordelende, zegt: Wij wil len ook wel graag eens grotere woningen hebben. Maar de heer Venema heeft er terecht op gewezen, dat die grotere woningen ook een hogere huur zullen moeten opleveren. En wanneer ik nog eens herhaal wat ik in prima heb gezegd, n.l. dat men dit aantal van 240 woningen en het totaal van de woningvoorraad in het stadsgedeelte tegenover elkaar moet stellen, dan zal blijken, dat het aantal kleine woningen niet verontrus tend groot is. Ik neem aan, dat mijn collega van Huis vesting het daar wel mee eens is. Of er van de opschuiving veel terecht zal komen, daar twijfelt de heer Kamstra aan. Ik wil wel zeggen, dat ik ook graag zou zien, dat de opschuiving meer effectief zou zijn, maar ik voor mij twijfel er niet aan, dat die 240 woningen op dat punt van onze stad toch best hun bestemming zullen vinden. Men kan denken aan bejaarden, aan gezinnen van beperkte omvang, aan twee dames, die gaan samenwonen, en men kan nog meer combinaties bedenken. Daarover wil de heer Pols straks nog wel iets zeggen. Ook de heer Kamstra komt met het idee: College, kap deze 240 kleine woningen van de overige af. Ik heb daar al het mijne van gezegd. Dat is in dit stadium beslist niet haalbaar. De heer De Jong heeft nog enige bezwaren aange voerd. Hij heeft eerst met de heer Bootsma enige woor den gewisseld en gezegd: Eigenlijk zijn we toch wel volkomen vrij van de Intervam, wat betreft dit tweede project. Ik voel dat toch een klein beetje anders aan. Wanneer de situatie zou zijn, dat hier een aannemer (ik wil nu niet zeggen uit de stad, maar een aannemer uit de provincie) in de situatie verkeerde, dat hij één maal een contract zou hebben gehad voor de bouw van 1100 woningen, dat daar om bepaalde redenen een aan tal van 300 moest worden afgenomen en men zou later op die 300 weer terugkomen, dan zou men toch een zekere aanspraak kunnen doen gelden om in de eerste plaats voor de bouw van die 300 woningen in aanmer king te komen. Ik voel dat daar wel iets in zit, maar ik zeg ook: Het College heeft dat niet als het zwaarste argument naar voren gebracht; er zijn zwaardere en meer doorslaggevende. Laten we dus niet verder pra ten over dit argument, waarvan de heer De Jong de waarde dubieus vindt. Mijn verwijzing naar de 132 wo ningen van het volgende agendapunt ligt de heer De Jong niet helemaal. Het is juist, dat dit niet helemaal het vrije ontwerp is van de woningstichting „Patrimo nium". Wanneer dat een geheel vrij ontwerp geweest zou zijn, was het misschien anders uit de bus gekomen. Toch is het plan van „Patrimonium", inhoudende fifty-fifty 4-persoons en 6-persoons woningen, met een zekere instemming overgenomen en wanneer ik dus zeg, dat de verhoudingen van dit plan wel geac cepteerd zijn, dan geloof ik, dat ik dat als argument mocht bezigen bij de verdediging van dit punt. Ik denk echter, dat dit argument toch niet de uitwerking heeft gehad, die ik daar misschien van had verwacht

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 6