2 4. de raadsbesluiten van 26 juli 1961: a. tot het in eigendom overdragen van een perceel grond, gelegen tussen de Hercules Seghersstraat en de Lucas van Leijdenstraat aan de O.L. Vrou we Stichting te Amersfoort; b. tot het verhuren van een perceel grond, gelegen ten zuiden van de Tijnjedijk, aan T. Stienstra, alhier; c. tot het voeren van een rechtsgeding inzake de onteigening ten name van de gemeente Leeu warden van de Wilhelminabaan B. dat zijn ingekomen: 1. het besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland van 17 juli 1961, houdende, dat de mededeling van Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden van de toelating als raadslid van de heer H. Jellema, wonende De Ruyterweg 72, alhier, voor kennisge ving is aangenomen; 2. rapporten omtrent kasopneming en controle van de administratie van de dienst voor Sociale Zaken (2e kwartaal 1961), omtrent controle en kasopne ming van de Markt- en Havendienst, omtrent con trole van de voorschot- en legeskas van de Politie en de Brandweer, omtrent controle van betaalde waarschuwen, als bedoeld in het „Besluit Trans actie in handen der Politie 1959", omtrent kasopne ming en controle van de Geneeskundige en Gezond heidsdienst (le en 2e kwartaal 1961) en omtrent controle van de administratie van het Grondbedrijf (2e kwartaal 1961). Al deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. Punten 4 t.e.m. 10 (bijlagen nos. 229, 233, 234, 231, 227, 230 en 236). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 228). De heer Beuving: Ik verzoek U er rekening mee te houden, dat ik geacht wil worden tegen dit voorstel te hebben gestemd. De heer Klijnstra: Ik mag aannemen, dat de Raad ons standpunt kent, dus zou ik ook gaarne geacht wil len worden hier tegen te hebben gestemd. Motivering van dit standpunt lijkt mij overbodig. De Voorzitter: Het verzoek van de beide heren zal in de notulen worden opgenomen. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 235). De heer Heidinga: Ik zou hier graag een opmerking bij willen maken en dat is deze. Zij houdt er eigenlijk maar zijdelings verband mee. Wij hebben hier het plan „Bisschopsrak" liggen, voor zover het in onze eigen Gemeente ligt. Ik meen daarom te mogen aannemen, dat we voor het verdere gedeelte straks nog eens een voorstel betreffende dit uitbrei dingsplan in de Raad zullen krijgen. Maar waar het zo is, dat die beide industrieterreinen aan elkaar grenzen (weliswaar gescheiden door een kanaal), kwam bij mij de gedachte op, dat het grote industrieterrein, dat we ook nog eenmaal in cultuur moeten brengen, eigen lijk maar van één kant bereikbaar is, n.l. langs de spoorbaan over de gedempte Zwette. En verder ligt dat hele grote stuk tussen het water. Nu is mijn vraag of het College in overweging zou willen nemen of het ook mogelijk zou zijn om de nieuwe weg, die in dit uitbrei dingsplan noord-zuid geprojecteerd is, door te trekken naar het andere industrieterrein, zodat daar als het ware een doorstroming plaats kan vinden. De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Heidinga vraagt of het College bereid is in overweging te nemen de weg, die door hem voldoende duidelijk is aangege ven, nog door te trekken in zuidelijke richting tot aan dat andere, door hem eveneens aangeduide industrie terrein. Ik zou daar graag met enig voorbehoud op willen antwoorden, omdat het bekend is, dat dit in dustrieterrein, hier genoemd „Bisschopsrak", speciaal wordt aangelegd in verband met de behoeften van het aan de Raad bekende bedrijf. Wanneer dat zou mee brengen, dat het tracé van de weg, zoals die nu is ge projecteerd, nog eens anders zou moeten worden ge legd dan het nu is, dan zou waarschijnlijk aan de ge dachte, die de heer Heidinga suggereert, geen gevolg kunnen worden gegeven. En daarom spreek ik hier met het nodige voorbehoud over. Natuurlijk willen wij gaarne in overweging nemen of de gedachte van de heer Heidinga op een aanvaardbare wijze kan worden gerealiseerd. Men moet dat ook afwegen tegen de kos ten, die waarschijnlijk op de industrieterreinen zouden worden gelegd. Bovendien ligt het uitbreidingsplan „Schenkenschans" vooralsnog buiten de Gemeente. Daar om wil ik dus wel zeggen, dat wij de gedachte van de heer Heidinga zeker nog wel eens zullen bekijken, maar dat we daar toch met het nodige voorbehoud over moeten denken. Nu ik toch het woord heb wil ik graag even van de gelegenheid gebruik maken om aan de Raad mede te delen, dat ik hier voor me heb een schrijven van de volgende inhoud. Het is gericht aan het College van Burgemeester en Wethouders der gemeente Leeuwar den en hier ingekomen op 14 augustus van dit jaar. „Mijne Heren, de ondergetekende Reinder Wassenaar, veehouder te Leeuwarden, Harlingerstraatweg 85, Ge zien hebbende het ter inzage gelegde plan van uitbrei ding der gemeente Leeuwarden en daaruit vernomen hebbende, dat bij de uitvoering van bedoeld plan de thans bij ondergetekende in pacht en gebruik zijnde boerenhuizinge met veestalling aan de Harlingerstraat weg moet komen te vervallen en zal moeten worden afgebroken, maakt bij deze bezwaar tegen gemeld uit breidingsplan, voorzóver betreft de hiervoor bedoelde boerenhuizinge met veestalling, aangezien ondergete kende de boerenhuizinge en stalling niet kan missen zowel voor bewoning als voor de uitvoering van zijn veehoudersbedrijf. En verzoekt U beleefd bij de uitvoe ring van Uw plannen rekening te houden met de be langen van ondergetekende." Wanneer ik even een korte opmerking ter toelichting hiervan maak, dan zeg ik het volgende. Op de tekening, die ik hier in mijn handen heb, staat zoals de heren zich zullen herinneren aan de noordzijde een vrij brede gele strook, die aangeeft, dat men gedacht heeft dit geelgekleurde stuk te bestemmen voor wegaanleg. Die gele kleur is inderdaad getrokken over de door de heer Wassenaar bewoonde boerderij, zodat hij wanneer hij daaruit afleest, dat zijn boerderij in gevaar komt, dat terecht doet in zeker opzicht. Maar nu is er uiteraard over deze zaak overleg geweest tussen de Rijkswater staat en de dienst van Openbare Werken en daarbij is gebleken, dat wij ons hier wat de weg betreft bevinden op het grensgebied van de Gemeente en van de Rijks waterstaat. Wanneer de zeer belangrijke industrieves tiging, die hier gedacht is, wordt gerealiseerd, dan zal het aan de Raad duidelijk zijn, dat de toegangsweg naar dat terrein verbetering behoeft. Uitgaande van de nu bestaande as van de weg denkt men aan een zeer belangrijke verbreding in zuidelijke richting, bij voorbeeld in de vorm van een parallelbaan of iets der gelijks. Om nu voldoende ruimte te hebben voor het aanleggen van een parallelbaan aan de zuidzijde van de Harlingerstraatweg, is met een vrij ruime marge, ik meen met een 40 meter uit de as van de nu be staande weg, een rooilijn getrokken. Deze laat voldoen de ruinlte om daar verschillende oplossingen te reali seren. Door de vaststelling van een rooilijn wordt de mogelijkheid van het bouwen van industriegebou wen aan de noordzijde duidelijk afgepaald. Dit behoeft echter niet te betekenen, dat de strook, die geelgekleurd is, ook volledig als weg zal worden aangelegd, want het is mogelijk, dat binnen deze strook verschillende oplossingen worden gevonden. Ook Rijkswaterstaat heeft verschillende oplossingen. Men heeft ook wel ge dacht aan een oplossing, waarbij nog juist de boerderij van de heer Wassenaar wordt vermeden, zodat die in dat geval zou kunnen blijven bestaan. Het is daarom van de zijde van de Gemeente wel zo te stellen, dat de Gemeente uit eigen beweging niet zal overgaan tot 3 amovering van deze boerderij. Maar rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid, dat de Rijks waterstaat t.z.t. ten behoeve van dit industrieterrein een wegverbreding in zuidelijke richting wil toepassen. Deze zal dan wel dicht bij de boerderij komen, maar misschien kan de boerderij ook nog wel blijven be staan. Het is dus kort samengevat zo te zeggen. Wan neer de Rijkswaterstaat t.b.v. het industrieterrein Bis schopsrak daar een oplossing gaat zoeken en deze zou meebrengen, dat de boerderij Wassenaar dient te ver dwijnen, dan zal de Rijkswaterstaat een onteigening moeten toepassen, of langs minnelijke weg tot verwer ving moeten komen, in beide gevallen uiteraard met volledige schadeloosstelling. Daarom geloof ik, dat wij aan de heer Wassenaar hetzelfde kunnen berichten. Het College is ook voornemens dat te doen. Uiteraard moet men er rekening mee houden, dat bij een afron ding van dit industrieterrein, waarvoor ook gebied van de gemeente Menaldumadeel, dat in de voorgenomen annexatie is begrepen, zal moeten worden gebruikt, veel land aan de boerderij zal worden onttrokken, waar door dit bedrijfsgebouw om zo te zeggen wel eens „sec" zou kunnen komen te staan en waardoor niets anders over blijft dan een gebouw zonder land. Dit valt uiteraard op het ogenblik buiten de orde. Ik deel de Raad een en ander mede met de opmerking, dat het College voornemens is in deze zin aan de heer Wassenaar te berichten. Z.h.st. wordt daarna besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 232). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 2