14 dan dus een aanduiding moeten komen of misschien wel zelfs een afscheiding, die het rijwielverkeer daar doet stoppen. Dat is de hoofdgedachte die hier achter zit, maar, zoals ik al zei, deze is natuurlijk tijdens de uitvoering voor wijziging en verbetering vatbaar. In de breedte van die paden wordt dus al een zekere aanwijzing gevonden, maar later kan men door het in voeren van verboden en eventueel feitelijke belemme ringen nog invloed uitoefenen. De heer Bootsma heeft verder ter sprake gebracht de outillage van de velden, o.a. de kleedgelegenheden met de annexen. Die zijn nu nog niet voorgesteld, maar de heer Bootsma dringt er op aan daar niet te lang mee te wachten. Ik geloof, dat ik wel namens het College kan zeggen, dat wij er naar zullen streven, in elk geval tijdig de plannen zullen opleveren, om het mogelijk te maken, dat deze gebouwtjes tijdens de groeiperiode van de velden worden gebouwd, want inderdaad geeft het grote misère, wanneer de velden er wel liggen en de kleedgebouwtjes er dan nog niet zijn. Ik geloof, dat ik wel namens het College mag zeg gen, dat wij dat wel zullen bevorderen. Vervolgens is ter sprake gebracht, door enkele spre kers pro en contra, de gedachte nog in de noordhoek van dit terrein volkstuinen aan te brengen. Het lijkt mij vrij onmogelijk om de verschillende sprekers, die hier over hun mening hebben kenbaar gemaakt, allen te bevredigen. Wanneer ik dus aan de heren Bootsma en Drentje zou zeggen: Daar voelen wij alles voor, dan zou ik in conflict komen met de andere sprekers. Ik wil echter wel opmerken, dat een blijvend volkstuin complex van een omvang die werkelijk ook waard zou zijn blijvend te zijn, toch eigenlijk niet in dit plan in gepast kan worden. Het project dat ten zuiden van het Van Harinxmakanaal is gedacht, vraagt een groter stuk grond dan hier disponibel kan komen. En daarom is het de vraag, of het wel zo veel zin heeft hier een betrekkelijk klein hoekje uit te sparen. Niettemin wil ik dus in het College deze gedachte nog wel eens even in bespreking brengen, maar degenen die bepleitten, dat hier nog volkstuinen zullen worden toegelaten, moeten een opoffering van die speelweide voor een meer of minder belangrijk gedeelte in koop nemen. Dat is on vermijdelijk. Men kan daar niet tegelijk speelweide en volkstuinen op hebben. Een bescheiden hoekje voor volkstuinen heeft de heer Bootsma voorgesteld en ik geloof, dat dat nog maar eens even besproken moet worden. Vervolgens hebben verschillende sprekers een lans gebroken voor de kaatssport. Een kaatsveld is niet in dit plan getekend. Toch is hier natuurlijk zoveel be gaanbare grasoppervlakte, dat hier wel gekaatst zou kunnen worden, en ik heb me dan ook afgevraagd: Zou niet het woord „handbal" moeten of kunnen wor den gelezen als „kaatsspel", want tenslotte zijn er grote handballen en er zijn kleine handballen! (Gelach.) Dit is niet alleen een grapje. Ik geloof, dat eigenlijk op dat handbalveld ook wel zou kunnen worden gekaatst. In ieder geval ben ik van mijn kant gaarne bereid om dat ik er ook een hard voorstander van ben, dat de kaatssport in leven blijft bij de Sportstichting te be pleiten, dat een van deze terreinen, die daar het meest geschikt voor zal zijn, zal worden aangewezen als het terrein, waarop, zij het niet uitsluitend, mag worden gekaatst, in de hoop, dat er dan ook voldoende lief hebbers voor deze nobele sport zullen zijn. Een vraag over de financiële mogelijkheden die de realisering van dit plan moeten mogelijk maken, zou ik gaarne aan mijn collega van Financiën ter beant woording willen overlaten. De heer Hoekstra heeft de vraag nog gesteld: Zijn de verenigingen wel voldoende gekend in de vragen die rijzen bij de uitrusting van deze velden De Heide maatschappij zou daar niet in alle finesses voldoende oog voor hebben volgens de heer Hoekstra, maar ik kan mededelen, dat in het begin van de ontwikkeling van dit plan de toenmalige sportcommissie hierin is gekend en dat naderhand ook de heer Kamphuis hierin volledig heeft meegesproken. Dit plan heeft dan ook de goed keuring van de Nederlandse Sportfederatie gekregen, zodat daarin toch wel waarborgen liggen, dat deze voorzieningen nu wel voldoende naar voren komen. Bovendien blijft het natuurlijk in de periode van uit voering altijd nog mogelijk, dat de verenigingen via de heer Kamphuis wensen naar voren brengen. De heer Kamstra zag gaarne een piasvijver aange bracht, die hij later tot een spartelvijver corrigeerde. Nu kan men natuurlijk in het zwembad ook een beetje spartelen; de diepte van het kinderbad is 030 cm, maar dat is toch wel iets anders dan een piasvijver. Ik zeg op het ogenblik niet, dat zo'n vijver er in zal komen, maar we moeten nog maar eens kijken, of dat wenselijk is. Ook zitplaatsen en toiletten in een ander gedeelte dan bij het zwembad zijn wensen van de heer Kamstra en zijn fractie. Ik zal deze punten nog eens in het College ter sprake brengen en mogelijk, dat dit na overleg, ook met de instanties die hierbij betrokken zjjn, nog wel wenselijk zal blijken. Gelegenheid voor het beoefenen van het baltrappen is er in dit plan wel. Want in de noordelijke hoek is gedacht aan een aantal open weiden; ik heb hier een nadere uitwerking van die n.o.-hoek, waar dus het terrein van De Vluchtheuvel en de rolschaatsbaan staan aangegeven. Meer naar achteren is gedacht aan een open weide, die toegankelijk is voor de jeugd en waar dan ook de vrije trap beoefend kan worden. Ik geloof, dat daar in dit plan inderdaad wel voldoende rekening mee is gehouden. Het theetentje enz. voeg ik maar in het mapje bij Uw andere wensen; dat moet nog eens overwogen worden. Verder heeft de heer Heidinga gesproken over het gebruik van deze velden op zondag. Ik ben het met wat hij daarover gezegd heeft, wel eens; het zou naar mijn mening ook wel aanbeveling verdienen het gebruik van deze velden tijdens kerkdiensten niet te doen plaats vinden, indien dat althans hinderlijk is, maar in dezen spreek ik niet namens het gehele College. Dat is dus een punt, dat nog nader ingepast zal moeten worden. Hier spreken dus personeelsbelangen en andere be langen. Dat zal t.z.t. bij de uitgifte nader onder ogen worden gezien en ongetwijfeld zal de Wethouder, be last met de sportzaken, zich dan weten te herinneren, wat de heer Heidinga heeft gezegd, zonder dat ik hem daar natuurlijk aan gebonden wil achten. Hij zal daar ongetwijfeld zelf ook zijn mening over hebben. De heer Drentje heeft over de volkstuinen een in teressante beschouwing gegeven. Hij heeft de waarde daarvan aangetoond, de waarde, die hier trouwens wel erkend wordt, en hij heeft daarbij nog onderstreept hetgeen de heer Bootsma al had gezegd: Zou het nu niet mogelijk zijn, hier nog een stukje uit te trekken voor definitieve bestemming tot volkstuinen? Dit moe ten we nog eens even bekijken. De uitspraken van de vergadering in deze Raad geven eigenlijk niet een vol doende beeld om te zeggen, dat dit nu de eenstemmige wens van de Raad is. Het College zal zich daar dus nader op moeten beraden. De heer Drentje heeft nog wel even ter sprake gebracht het feit, dat een stukje van de grond die nu ingedeeld is in de noordelijke punt, vroeger is verhuurd aan de volkstuinvereniging en hij dacht, dat nu dit plan in strijd zou zijn met dat raads besluit. Inderdaad is het huidige terrein voor De Vlucht heuvel een ander dan indertijd. De terreinen zijn om gewisseld, maar ik mag dus aannemen, dat de Raad met deze nieuwe indeling wel akkoord gaat. Dan ge loof ik, dat dit verder geen moeilijkheden zal opleveren bij de uitvoering. Met deze opmerkingen kan ik van mijn kant vol staan; enkele opmerkingen blijven dus ter beantwoor ding voor de Wethouder van Financiën over. De heer Tiekstra (weth.): Ik zal t.a.v. de financiële consequenties, de gevolgen van dit plan voor de Ge meentebegroting, even vaag moeten blijven als de raadsbrief is. Misschien heeft die vaagheid het voor deel, dat er dan minder gauw een misverstand ontstaat over de dekking van de hieruit voortvloeiende lasten. Het ligt voor de hand, dat in het kader van het ont wikkelingsproces dat Leeuwarden nu eenmaal onder gaat en ondergaan moet, ook naar het oordeel van de Raad, uitvoering van dit plan alleen maar mogelijk is, wanneer hiervoor bijzondere bronnen en dan in dit geval bronnen die op enigerlei wijze bij de Rijksover heid aanwezig zijn worden aangeboord. Welke de mogelijkheden hiertoe zijn, zal ik op het ogenblik kort heidshalve maar in het midden laten. Aan de Raad is 15 bekend, op welke wijze de uitgaven voor het zwembad De Kleine Wielen gedekt worden. Wij zullen dus moe ten trachten min of meer analoog daaraan ook hiervoor dekking te verkrijgen. Dan heeft de heer Wethouder van Openbare Werken gezegd, dat te gelegener tijd de Wethouder, in het bij zonder belast met de sportzaken, omtrent het zondags- gebruik een zekere regeling mede moet bevorderen. Dat zal dan uiteraard zo opgevat moeten worden: voor zover de uitvoering van de Wet op de zondagsrust een zaak van College- dan wel van Raadsbeleid is. Voor mij persoonlijk sprekend, geloof ik, het op het ogen blik zo te moeten formuleren, dat het me toelijkt, dat wij, gezien de tegenwoordige situatie hier ter plaatse, loch wel geen behoefte zullen hebben aan verder strek kende regelingen dan die, waarin de Wet op de zondags rust voorziet. Er moet hier uiteraard ook uit het oog punt van laat ik het zo zeggen redelijk evenwicht tussen de opvattingen zoals die in de bevolking leven, een verantwoorde regeling komen, maar overigens is dat een min of meer voorbarige discussie. Ik zou het prettig vinden, wanneer we daarover vanavond nog concreet zouden kunnen gaan discussiëren, maar dat zou betekenen, dat het gehele project klaar was. Dat zou, geloof ik, alleen maar tot voldoening kunnen strek ken, maar zover is het helaas op dit moment nog niet. De hear Santema: Lit my earlik wêze: doe't dit kaertsje ünder myn eagen kaem, hie it foar my min- oftomear in forrassend elemint yn. En dat is, dat ik net tocht hie, dat oan de noardeast-kant fan de oprit ek noch in fuortsetting fan datselde rekréaesjeterrein pleats fine soe. Mar dat wie dan ek in blide forras- sing. Ik ha mei bisündere oandacht heard nei hwat de hear Drentje hjir niis nei foaren brocht hat en ik moat Jo earlik sizze: De sympathike fordigening fan dizze promotor fan dit stik rekréatyf wurk sa wol ik it dochs ek wol neame die my wierliken goed. Mar ik moat der wol by sizze, dat dat myn miening oer it plak fan dizze folkstunen net foroare hat. As ik het wurd „rommelich" brükt haw en ik bin dêr de hear Drentje mei op 't sear kommen, dan wol ik graech dat wurd ynlüke. Ik mei der fierder dochs wol efkes op wize, dat, hwannear't de maitiid en de foarsimmer dêr is, dy folkstunen, as se goed ünderhalden binne, har ek yndied hiel gunstich oansjen litte. Mar hwannear't dan it jier fierder giet en de earste produkten wurde der üt helle, dan komt der sa njonkenlytsen in tiid, dat it der net moaijer op wurdt. En hwannear't dan de hjerst kommen is en fierwei de measte produkten binne der üt, dan bliuwe der yn de folkstunen noch hwat koalstruken of sprütsjes oer; hjir en der stiet hwat en op oare plakken stiet neat mear. Noch fierder yn 'e tiid yn 'e winter is it oansicht fan in folkstün bipaeld net sa moai. En as de hear Drentje nou seit, dat it aensen öfsluten wurde sil mei in greate muorre dêr, dan soe ik sizze, dat dat gesicht op sa'n muorre sünder mis net moai is, mar dan moatte wy dêr bileaven net noch in terrein nést kréearje, dat dan ek net moai is. Dêrom liket it my jitrisyn it forban fan it gehiel abslüt mispleatst, om dêr nou noch in folkstün to bihalden. Ik wol foar nimmen ünderdwaen yn weardearring foar it wurk fan üs folkstünders en ik kin dus ek yn sekere sin tige respektearje, dat hjir sokke waerme wurden troch de hear Drentje oer sprutsen wurde. Wy hawwe nou ienkear in plan fêststeld inkelde jierren forlyn en dêrby fêstlein, dat wy dizze folkstunen oerbringe sille nei in terrein, dat him dêr spesiael foar eigenet en dat ek op'en dür dus in plak wêze sil, hwer't wy, ek rekken haldende mei de opmerkingen dy't makke binne, der op tasjen moatte, dat it yn alle gefallen as gehiel in folkstünkompleks wurdt, dat bisjen lije kin. Mar, ek sjoen de needsaeklikheit fan de forskillende terreinen, dy't wy tige nedich hawwe yn dit greate bifolkings- gebiet fan de gemeente Ljouwert, soe ik der abslüt op tsjin wêze, dat it ea trochfierd wurde soe hjir in folks tünkompleks to stiftsjen. Dêrom kin ik der dan ek net yn meigean, dat der aensen noch in nij ütstel fan B. en W. oer dizze saek oan de Rie dien wurde sil. De heer Bootsma: Datgene wat ik in eerste in stantie heb gezegd, heeft bij de Wethouder een wel willend gehoor gevonden. Datgene wat de heer Santema nu naar voren brengt, deed na zijn aanvankelijke waar dering voor het betoog van mijn partijgenoot Drentje een ander slot verwachten dan hij er uiteindelijk aan vastknoopte. En ik voel me, daar ik dit punt ook het eerste heb aangesneden, dan ook genoodzaakt hier toch nog even op terug te komen. De hear Santema forjit, dat it oansjen fan de folks tunen tige biynfloede wurdt troch it hiel tydlike ka rakter hweroan dizze dingen dochs laborearje. Hwan near't men n.l. fan it iene jier op it oare net wit, dat men wer oer in tüntsje biskikke kin, dan leit it foar de han, dat men jin net tige drok makket om de oan- kleijing, büten de produkten dy't men dêrop forbout. En ik leau dochs, hwannear't hjir oan in hoekje fan dit plan de definitive bistimming fan folkstüntsjes jown waerd, der wis wol hwat goeds fan to meitsjen wie. Der binne ek plakken genöch yn üs lan, dêr't wol to sjen fait, dat it yndied sa kin. En dêrom mien ik, dat dy wurden fan weardearring dy't de hear Santema ütsprutsen hat, eigentlik net oars binne as allinnich mar wurden. Hy forwiist dan wol nei it plan, dat wy in oantal jierren forlyn oannomd hawwe (südlik fan it Van Harinxmakanael), mar ek dat binne wurden, hwer't de folkstünders to'n earsten neat oan hawwe. Faeks sil oan dit terrein noch in hiel oare bistimming jown wurde, hwant in ütwreidingsplan is hiel faek noch oan wiziging ünderhevich. En hwannear't hy dan seit: Der is in moai plan en der komt wis wol ris in kear hwat fan to lünne, dan is dat in wiksel op 'e fiere takomst; dêr witte wy allegearre genöch fan óf. En it wie dochs ek hielendal net sa slim, dat yn it rekréaesjeplan, dat wy nou ünder hannen hawwe, in biskieden hoekje hjirfoar bistimd waerd, hwer't dan ek de folkstünders de gelegenheit krigen om ris to toanen hwat hjirfan to meitsjen fait, hwannear't dit in mear definitive bistimming ta folkstünkompleks hat. Dêrom soe ik dochs noch in kcar waerm by it Kolleezje oanbifelje wolle om dit idé net sünder mear to forwerpen en it ek noch ris in kear yn him omgean to litten. Er is hier gezegd, dat de Raad er van doordrongen moet zijn, dat een volkstuincomplex ten koste zal gaan van een gedeelte speelweide. Ik meen, dat in dit gehele gebied ook overigens wel vrij veel aandacht aan het onderwerp „speelweide" is besteed en dat dat toch geen argument behoeft te zijn ook aan deze verlangens, die dan werkelijk in het randgebied van het gehele plan gelegen zijn, eventueel nog tegemoet te komen. De Wethouder heeft een keer gezegd, dat dit niet de uitspraak van de Raad zou zijn, maar ik geloof toch wel, dat men, behoudens dan een enkele tegengestelde mening, ook deze beoefenaren van de recreatie wel aan hun trekken zal willen doen komen. Ik geloof niet, dat we daar een stemming over behoeven; zo zwaar wil ik dit niet stellen. In tegenstelling met de aanvankelijk goed bedoelde woorden van de heer Santema wilde ik dit toch nog eens naar voren brengen. De heer Hoekstra: Ik heb eigenlijk niet goed be grepen wat men met die volkstuinen wil; in de eerste plaats is mij niet duidelijk, hoeveel mensen daar hun genoegen zouden kunnen vinden. Maar bovendien ge loof ik, dat het gehele terrein bestemd wordt voor recreatie van de jeugd. Misschien vergis ik mij daar echter mee. Daarom zou ik bij wijze van informatie aan de heer Drentje willen vragen, of hij ook voelt voor het idee hier de jeugd de grond te laten bewerken, dus voor jeugdvolkstuinen. Ik zou voorts nog even in het kort Uw aandacht willen vestigen op de edele polsvèrspringsport. Ik zie hier op het kaartje vele wateren; misschien is er een klein plekje voor te vinden. En tenslotte nog een opmerking over de speelweiden. Die behoeven niet zo erg eenvoudig ingericht te wor den, want op het ogenblik worden in Wenen en ook wel in Nederland voor de jeugd zeer fraaie, zeer artistieke voorwerpen gemaakt om op speelweiden geplaatst te worden. De inrichting van dergelijke speelweiden ver eist dus ook nog zeer veel deskundigheid. De heer Engels: Omwille van het evenwicht toch nog even iets over de volkstuintjes en dan op gevaar af, dat ik het met mijn tegenvoeter volkomen oneens ben. Aan volkstuinen kan, meen ik, echt niet het recht op het predikaat recreatie ontzegd worden. Maar als we

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1961 | | pagina 8