2
c. een rapport omtrent kasopneming en controle van
de administratie van het Openbaar Slachthuis (4e
kwartaal 1961).
Bovenstaande mededelingen worden voor kennisge
ving aangenomen.
d. een verzoek van een commissie van belanghebben
den om zeer binnenkort de toegangsweg naar het
recreatie-oord Froskepólle te doen aanleggen;
B. en W. stellen voor dit verzoek in hun handen te
stellen om preadvies.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
e. bericht van verhindering van mevrouw Heijmeijer-
Croon.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangeno
men.
Punt 2 (bijl. no. 15).
De voordracht van B. en W. luidt:
1. mej. F. L. de Blaauw, alhier;
2. mevr. J. van Stapele-Nicolai, alhier.
Benoemd wordt mej. De Blaauw, met alg. stemmen.
Mevr. Boersma-Hemminga en de heer Boomgaardt
vormden het stembureau.
Punten 3 t.e.m. 5 (bijl. nos. 10, 6 en 5).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 6 (bijl. no. 4).
De heer K. J. de Jong: Het heeft ons eigenlijk iets
bevreemd, dat in dit voorstel aan het slot van de toe
lichting en aan het begin van het besluit gesproken
wordt over het intrekken van een besluit, dat reeds
eerder genomen werd, om het terrein aan de heer Mel-
lema toe te wijzen. Dit terrein werd dus ook verkocht
aan de heer Mellema, terwijl nu wordt voorgesteld die
koop weer ongedaan te maken en hetzelfde terrein uit
te geven aan de heer Bijlenga. Het is op zichzelf spijtig,
dat nu het eerste besluit ongedaan gemaakt wordt.
Dergelijke dingen hebben we hier de laatste tijd wel
eens meer gehad en ik geloof toch, dat wij daar een
zekere mate van teleurstelling over kunnen uitspreken
en, voor zover dat aan de betreffende gegadigden zelf te
wijten is, ook een zekere mate van misnoegen. Uitein
delijk zijn door deze transactie heel wat kosten ge
maakt en er is veel moeite voor gedaan. Wanneer er
dan met een kleine toelichting, een enkele zin, op ge
wezen wordt, dat ze nu weer ongedaan gemaakt moet
worden, dan zou men zich de vraag kunnen stellen:
Moeten de gegadigden van tevoren dan niet beter uit
hun ogen zien en de kosten berekenen en goed weten
wat ze gaan doen Wanneer alles in kannen en krui
ken is en de Gemeente dan maar weer terug moet
nemen wat op een volkomen legale manier tot stand
gebracht is, dan is dat toch eigenlijk niet de juiste
manier van doen. Dat mogen wij hier toch ook niet
van de burgerij verwachten. Op zichzelf heb ik er geen
bezwaar tegen, dat B. en W. het verzoek inwilligen,
want ik geloof, dat het in het kader van het industria
lisatiebeleid juist past, dat ook het Gemeentebestuur
in dezen een soepele houding aanneemt, opdat de bur
gerij in ieder geval kan voelen, dat het Gemeentebe
stuur, ook al bezorgt het hem een grote mate van te
leurstelling en kan het, wanneer men tijd en kosten
rekent, toch nog wel een zeer aanzienlijk bedrag uit
maken, er toch niet voor terugdeinst in dit geval ook
royaal op het eenmaal genomen besluit terug te komen.
Ik geloof, dat het goed is, dat er uit de Raad toch
eens even in zekere zin teleurstelling en misnoegen
over uitgesproken worden.
De heer Van der Schaaf (weth.De opmerking van
de heer De Jong geeft mij de gelegenheid ook van
mijn kant even iets van dit punt te zeggen. Inderdaad
wordt wel eens te licht en te gemakkelijk gedacht ook
over de moeite die het aan gemeentezijde kost met
mensen die gegadigden zijn voor industrievestiging, in-
dustrie-uitbreiding of industrieverplaatsing, tot over
eenstemming te komen en speciaal in het onderhavige
geval is het een inspannende arbeid geweest de zaak
met de gegadigden rond te krijgen. In de stukken vindt
men van de heer Mellema ook een woord van waarde
ring deswege aan de Gemeente, in het bijzonder aan
de Gemeentesecretaris, die zich in dit geval eveneens
veel moeite heeft getroost. Ook het College van B. en
W. heeft echter wel eens de indruk, dat men soms
wat licht denkt over de vele moeite en de kostbare tijd,
die dit kost, en het is helaas ook een en andermaal
voorgekomen, in andere gevallen, dat zoiets niet door
ging. Wij betreuren dat, evenals de heer De Jong en
evenals ook alle raadsleden, neem ik aan, maar in dit
geval menen wij toch niet met een ander voorstel te
moeten komen. Ik zou echter wel willen, dat het door
dit gesprek, dat we op dit ogenblik hebben, ook buiten
deze kring doordringt, dat het behandelen van deze
aangelegenheden toch maar niet een peuleschilletje is
en niet arbeid die als een sinecure kan worden be
schouwd. Deze kost grote inspanning, veel tijd en daar
door eigenlijk ook veel financiële offers. Wanneer men
dat zou calculeren dat komt natuurlijk niet aan de
orde dan zou dat inderdaad een cijfer zijn, waarvan
men wel even staat te kijken. Ik geloof, dat ik het bij
deze opmerking wel kan laten, omdat ik tenslotte aan
neem, dat de gehele Raad mèt het College van oordeel
is, dat hier geen ander besluit past dan dat we de
vroeger genomen besluiten intrekken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 7 (bijl. no. 1).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 8 (bijl. no. 9).
De heer Bootsma: Op zich zelf genomen is dit, zoals
het hier staat, een gebruikelijk agendapunt en uitein
delijk moet men op de een of andere wijze tot een ver
gelijk met de eigenaar en de huurder geraken, maar
wanneer daarvoor verschillende voorschriften gelden,
t.a.v. het aantal huurjaren enz., enz., dan liggen die
bedragen toch wel vast. Hier is echter voorts nog
sprake van een bepaald ongerief, dat gewaardeerd
wordt op een bedrag van f 3.000,en daarnaast wordt
dan nog een woning verhuurd tegen f 4,per week.
Men kan natuurlijk beredeneren, hoe men uiteindelijk
tot de totale schadevergoeding komt dat is minder
belangrijk maar wanneer men in de tegenwoordige
tijd spreekt over een huur van f4,dan geloof ik,
dat men gespeend is van elke realiteit. Als men dan
overigens toch vrij nauwkeurig omschreven berekenin
gen opzet om tot een schadevergoeding te geraken,
dan moet hier toch eigenlijk iets in zitten, wat minder
juist is. En wanneer de Gemeente dan ook nog, als ze
eerder dan over 12 jaar al over de grond, waarop deze
woning staat, zal moeten beschikken, weer een ver
goeding verschuldigd zal zijn aan de huurder, die dan
vermoedelijk een claim zal verlangen, omdat hij een
woning betrekken moet van f 12,tot f 16,per
week, dan zetten we ons toch eigenlijk zelf wel een
klein beetje klem. In elk geval geloof ik, dat de be
paling van dat huurbedrag niet geheel juist is.
De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Bootsma
heeft enkele punten uit de berekende schadevergoeding
naar voren gehaald, die bij hem, naar ik aanneem, de
indruk hebben gevestigd, dat deze pachter door iets
te veel te krijgen, wel heel goed aan zijn trekken komt.
Hier is inderdaad een gedeelte van de schadevergoeding
volgens het gebruikelijke systeem berekend, maar daar
komen bij twee punten, door de heer Bootsma genoemd.
Nu neem ik even onder de loep het geval van het on
gerief wegens het verderaf wonen van de bedrijfsleider.
Dat wordt gesteld op f3.000,—. Wanneer men dat re
kent over 12 jaren en omrekent tot weken en dan tot
dagen, dan komt men ongeveer tot een bedrag van
f 1,per dag. Dat is natuurlijk vrij moeilijk in een
fijnere systematiek te vangen. Ik wil het graag met
degenen die daar behoefte aan zouden hebben, eens
zijn, wanneer men dit bedrag enigszins betwistbaar
3
zou noemen. Wij zouden daarover naar mijn mening
ook wel hebben kunnen procederen voor de Pachtka-
mer en dan was er misschien een ander bedrag uit de
bus gekomen. Of dat dan zoveel lager zou zijn geweest,
dat het de moeite van het procederen loonde, wordt
toch wel sterk door het College betwijfeld. Nu is het
volgende punt nog, dat de huur van f 4,hier wordt
toegepast wegens het feit, dat een woning moet wor
den ontruimd, waarvoor f 4,huur wordt betaald. Dit
bedrag van f4,is niet zo maar uit de lucht geplukt;
de pachter heeft ten genoegen van de directeur van
het Grondbedrijf aangetoond, dat deze woning hem
op dit bedrag kwam te staan. Dat is dus een andere
norm dan men kan halen uit vergelijkbare andere wo
ningen. Hier stelde deze man zich op het volgende
standpunt: Ik kan uit mijn boeken aantonen, dat deze
woning mij als dienstwoning f 4,kost en wat ik nu
meer voor een woning moet betalen, moet ik vergoed
hebben, of ik moet weer een woning voor f 4,heb
ben. Deze berekening berust niet op de stelling, dat de
woning die hier voor f 4,huur wordt berekend, in
andere verhoudingen, in het normale huurverkeer, niet
iets hoger zou kunnen worden geclassificeerd. En nu
wordt dit voor 12 jaar zo gegarandeerd, met de uit
zonderingen die in het raadsstuk worden genoemd.
Tenslotte zijn wij over het bezwaar, dat bij ons ook
wel even heeft bestaan, heengestapt, want uiteindelijk
is het bedrag waarover men als laatste verschil zou
moeten procederen, toch wel een beetje klein gewor
den. Het geheel van de bepaling met de aanvullende
voorzieningen voor het geval, dat er tussentijds ont
ruiming plaats vindt, is m.i. toch wel aanvaard
baar. Ik meen, dat ik hiermee het wezenlijke
van de vraag van de heer Bootsma heb beantwoord.
Mocht het niet zo zijn, dan zal mij in tweede in
stantie wel duidelijk worden gemaakt, waar ik het niet
goed heb begrepen.
De heer Bootsma: De Wethouder heeft mijn vraag
wel in praktische zin beantwoord, maar ik heb nu
niet direct gezegd, dat ik de afkoopsom te hoog vond.
Ik heb meer de klemtoon willen leggen op het systeem,
dat hier toegepast is en het staartje, dat dit geval
voor ons nog zal kunnen hebben. Wanneer een bedrijfs
woning werkelijk niet meer dan f 4,aan huur zou
moeten kosten, dan zijn er, dunkt mij, toch wel be
paalde dingen bij de exploitatie verwaarloosd of de
woning is helemaal afgeschreven. Voor f 4,per week
huur je vandaag-de-dag nog niet eens een onbewoon
baar verklaarde woning. Ik vind het toch eigenlijk geen
juist systeem, dat men zelf een huur gaat vaststellen en
dat de Gemeente later nog misschien de gekapitaliseerde
huur, die voor een andere woning betaald moet worden,
moet uitkeren. Dan zou gesteld, dat de man zes jaar
in deze woning blijft het huurverschil over de volgen
de zes jaren moeten worden uitgekeerd en dat kan toch
nog wel eens een aardig bedragje worden. Dan had ik
liever, dat wat we in één keer moeten betalen, op een
reële, zij het dan een hogere, huur gebaseerd was, die
normaal voor deze beschikbaar gestelde woning be
rekend zou moeten worden.
De heer Van der Schaaf (weth.): Ik wil wel toe
geven, dat het hier toegepaste systeem misschien beter
door een ander zou kunnen worden vervangen, maar
in wezen maakt het natuurlijk geen verschil uit. De
heer Bootsma heeft gezegd, dat ik de zaak in het
praktische vlak heb gehouden en dat is inderdaad zo.
Men zou dan in de gedachtengang van de heer Bootsma
dus ergens de schadevergoeding voor het verlies van
het land hebben moeten verhogen met een bedrag
voor de overbrugging van het huurverschil en ik vraag
me daarbij af, of dit principieel wel ver verwijderd is
van het systeem, dat hier gevolgd is. Ik ben het met
de heer Bootsma eens, dat het zeer betwistbaar is, of
een bewoonbare woning, waarvan de bewoning nu voor
een periode van 12 jaar in uitzicht wordt gesteld, uit
een huuropbrengst van f 4,per week zou kunnen
worden onderhouden. Ik heb dit altijd als een zwak punt
in dit geval gevoeld en dat is dus in een zeker
stadium van deze zaak ook mede een reden ge
weest, waarom een ogenblik overwogen is te
dezer zake te gaan procederen. Daar is tenslotte
van afgezien en nu is de Raad deze zaak zo voorgelegd,
dezerzijds ook met enig bezwaar tegen de systematiek
die in dit geval is toegepast. Maar toch geloof ik, dat
we dit voorstel in zijn eindcijfer voor de Gemeente aan
vaardbaar kunnen achten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 14).
De heer Van Balen Walter: Dit naar mijn mening
enigszins vervelende punt heeft bij mij wel enkele
vragen doen rijzen. Ik zou willen beginnen met op te
merken, dat het eigenmachtig optreden van de be
trokkene het voor de Raad wel moeilijk maakt een
andere beslissing in dezen te nemen dan voorgesteld
wordt door het College. Het betreft hier het handelen
van een aannemer, iemand, die geacht mag worden de
regels van het spel goed te kennen en mijn eerste
vraag is dus: Waarom heeft deze man de regels, die
hij, naar ik veronderstel, kent, niet gevolgd? Waarom
heeft hij niet een bouwvergunning aangevraagd, voor
dat hij begonnen is? Een tweede vraag is de volgende:
Komt dit, doordat hem van te voren bekend was, dat
deze bouwvergunning zou worden geweigerd en hem
ook de gronden daarvan zijn meegedeeld? En dan is
mijn laatste vraag: Welke zijn de consequenties van
het voorstel, dat hier voor ons ligt Moet ik aan
nemen, dat wij hier een geval-Gramsbcrgen zullen
meemaken
Ik zou deze vragen graag door het College beant
woord willen zien.
De heer Heidinga: Ik betreui' het, dat we deze zaak
hier in de Raad moeten behandelen. Al de tijd en moeite
en de grote woorden die aan deze betrekkelijk geringe
zaak gewijd zijn, staan in geen enkele verhouding tot
de belangrijkheid van dit geval. Het is eigenlijk naar
mijn mening al fout gegaan, toen de ambtenaar van
het Bouw- en Woningtoezicht de Gebr. Adema er op
attent maakte, dat het bouwen zonder bouwvergun
ning verboden was. Ik neem zonder meer aan, dat
dezen dat heus wel wisten. Maar dan komt de volgende
vraag: Is hier nu werkelijk van een gebouw sprake?
Naar mijn mening maar zeer ten dele. Als bijv. een werk
afloopt en er moet dan een flinke partij hulpmateriaal
worden opgeslagen op het opslagterrein, dan ligt dat
materiaal daar in weer en wind. Het eerste wat die
man zal doen, wanneer hij er prijs op stelt, dat de
kwaliteit en de waarde daarvan behouden blijven, is
het afdekken met dekzeilen of in vele gevallen met
een afdak van gegolfde asbestplaten of iets dergelijks.
En ik meen, dat het de man staat te prijzen, als hij
dat doet. Maar moeten deze materialen dan weer ergens
anders worden gebruikt, dan verdwijnt in verreweg de
meeste gevallen dat provisionele afdak ook en dan
komt dat op een bouwwerk te staan. In deze geest is
naar mijn mening dat geval hier ook neergepoot. Een
fundering heeft het niet, de zijkanten van dat afdakje
zijn met schrootjes wat betimmerd, waar de wind vrij
spel door heeft, zodat het materiaal er onder kan
drogen. Het is eigenlijk een heel provisioneel geval;
het is m.i. feitelijk maar in zeer geringe mate een
bouwwerk. Wanneer hiervoor bouwvergunning nodig
is, dan is het evenzeer nodig voor iedere keet en bouw
loods die de aannemers op hun bouwwerk plegen te
zetten, die daar soms vaak jaren staan en die precies
hetzelfde doel hebben als dit ding. Voor die tijdelijke
hulpgebouwen is geen bouwvergunning nodig; dat is
nooit zo geweest en ik hoop, dat het ook nooit zo
wordt. Het zou mij helemaal niet verwonderen, als
Gebr. Adema, wanneer ze plotseling ergens weer een
groot werk aannemen, het hele geval meenemen, op
dat werk weer gebruiken als bouwloods en daar be
paalde onderdelen van een gebouw in klaar maken.
Daarom vind ik het jammer, dat de ambtenaar van
het Bouw- en Woningtoezicht die mensen er op ge
wezen heeft, dat ze niet mogen bouwen zonder bouw
vergunning, want daardoor hebben ze juist de bouw
vergunning aangevraagd en dat had niet moeten zijn.
Dan hadden wij die hele zaak hier nooit gekregen;
dan was het hier nooit aan ioe gekomen.
(De heer Spiekhout: Dus dan maar raak bouwen!
Stemmen: De bouwverordening maar afschaffen, dan