18 van zaken, zoals die zich hier binnen het kader van het landelijk beleid ontwikkelt. Nu vraagt de heer De Jong speciaal: Is dit nu ook al voor meerdere jaren verzekerd? Wij hebben, zoals de Raad bekend is, on langs de goedkeuring van de Raad gevraagd en ver kregen op een stratenplan in het uitbreidingsplan Lek- kumerend, waar ruim 200 woningen zullen kunnen worden gezet en vermoedelijk zullen die wel in 1963 daar moeten worden gebouwd. In 1963, 1964 en vol gende jaren zullen we dan stellig weer terecht kunnen in het uitbreidingsplan Ielan, zowel ten oosten als ten westen van de Dokkumer Ee. De maatregelen zijn daarop gepland; men denkt in deze zaken natuurlijk uiteraard altijd vooruit en het is ons goed duidelijk, dat wij alleen op die wijze er toe kunnen komen ons volume te realiseren. Nu is er nog één element dat de heer De Jong heeft aangeduid. Hij zegt, dat het hem tot tevredenheid stemde, dat de woningbouwcorporaties weer zijn ingeschakeld. Het doet me genoegen, dat te horen en ik zou in dit verband over het hoofd van de heer De Jong heen toch ook wel aan de andere woningbouwcorporaties willen zeggen, dat het, geloof ik, tijd wordt, dat ook de woningbouwcorporaties zich gaan bezinnen over de vraag, of zij zich ook moeten gaan inwerken en vertrouwd maken met de methoden van de moderne produktie in de bouwnijverheid. Wanneer wij grotere aantallen woningen willen produ ceren en de woningbouwverenigingen willen daarbij ingeschakeld zijn, dan zullen zij zich naar mijn mening ook daarvoor moeten openstellen, omdat, zoals de Raad bekend is, de toepassing van deze arbeidsbesparende methode toch ook een belangrijk contingent voordeel oplevert. Dit was wat ik in het algemeen over de woningbouw wilde zeggen en het lijkt mij, nu het halfzes is, wel een geschikt punt om te stoppen; dan kan ik straks de beantwoording vervolgen. De Voorzitter: Ik ben het daar wel mee eens. Ik schors nu de vergadering tot halfacht vanavond. 19 De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en geef hel woord aan de Wethouder van Openbare Werken, die zijn hedenmiddag begonnen beantwoording zal ver bolgen. De heer Van der Schaaf (weth.)Voor de pauze heb ik enkele gegevens verstrekt over de stand van de woningbouw. Ik zou het betoog nu graag willen ver volgen met enige beschouwingen over een aantal an dere punten die door enkele raadsleden zijn geopperd en die dan betrekking hebben op de aard van de wo ningen die wij gaan bouwen en moeten bouwen. Dan pringt in de allereerste plaats naar voren het punt, "oor verschillende sprekers genoemd, dat er grote be- oefte is aan woningen voor de laagstbezoldigde groe ien. Ik voor mij geloof, dat wij, die nood bij deze roepen ziende, toch ons anderzijds ook voor ogen oeten houden, dat het niet mogelijk is vandaag aan e dag nieuwe woningen te bouwen tegen prijzen van Sf 8,en f 10,huur per week. Dat leidt tot een an dere conclusie, n.l. dat verschuiving van de bevolking aar de voor de diverse categorieën meest passende oningen, wat de huurprijs betreft, met grote kracht oet worden nagestreefd. Overal, waar ik een lid van e Tweede Kamer ontmoet, propageer ik de gedachte en dat zal ik dan ook hier doen, omdat ook deze Vergadering een lid van de Tweede Kamer telt dat 'e verhuurders van de gesubsidieerde woningen, m.a.w. j'van de woningwetwoningen, dus de Gemeente en de 'oningbouwcorporaties, met een administratief-juri- isch middel zouden moeten worden uitgerust om die [opschuiving niet zo maar aan de praktijk over te laten, ïaar die daadwerkelijk te kunnen bevorderen. De weg aartoe zou zijn, dat in de Huurwet een wijziging wordt angebracht, waarin als grond voor de ontruiming en jde huuropzegging wordt gesteld, dat, ter bevordering [van een goede verdeling van de woonruimte, de huur prijs en de draagkracht van de bewoners in aanmer king genomen zouden moeten worden. Daardoor zou de opschuiving, die nu langs zeer geleidelijke lijnen en natuurlijk verloopt, dan op een betere wijze vlugger tot haar einddoel kunnen komen. Ik geloof, dat dat de gedachte is die meer overweging verdient dan ze ■tot nog toe heeft gekregen. Daarom wil ik er ook nu nog voor pleiten. Zolang dit echter niet zo is, zullen we ons moeten behelpen met de middelen die we hebben, maar het bouwen van woningen voor geringe inkomens in een huurprijs van f 8,a f 10,per week moet wel iuitgesloten worden geacht. Een tweede punt betreft het assortiment van de woningen. Er bestaat behoefte aan meer riante een gezinswoningen, villa-woningen of bungalows, hoe men ze ook wil noemen, voor de staffunctionarissen van de industrieën die naar hier komen, en voor hogere func tionarissen uit andere bedrijven etc. Wat dat betreft, wil ik er op wijzen, dat in deze sector de Gemeente het minder in de hand heeft dan in de woningwetsector. In de sector van de meer riante woningen moet het particulier initiatief voorop staan; de taak van de Gemeente is daar meer beperkt en bestaat in het ont werpen en beschikbaar stellen van ruimte in het uit breidingsplan en, zoals Uw Raad bekend is, is daar voor nu een opdracht gegeven. Wanneer wij alles over zien: de aantallen van woningen die op het ogenblik in aanbouw zijn, en de verbreding van het assortiment van de woningen, dat het College voor ogen staat, dan meen ik te mogen zeggen, dat we hier toch werkelijk kunnen spreken van een zeer serieuze poging de wo ningnood in Leeuwarden in te perken. Ik weet zeer goed, dat dat na de afwikkeling van het jaarprogram ma in 1962 in genendele het geval zal zijn, maar ik meen te moeten stellen tegenover degenen die daar wel eens andere geluiden over laten horen, dat hier toch bepaald een goede, serieuze poging wordt gedaan om de woningnood te helpen oplossen binnen het kader van de bestaande mogelijkheden. De heer Santema heeft gewezen op de vraag naar eengezinswoningen. Ik wil in dat verband nog een enkel cijfer toevoegen aan hetgeen ik voor de pauze heb gezegd en dat is, dat op dit ogenblik in aanbouw zijn enkele series eengezinswoningen in 't Nijlan, n.l. een van 46, een van 56 en een van 31; dat is samen dus ook weer een honderveertig kleine eengezinswoningen in 't Nijlan, zodat de vraag van de heer Santema op dat punt hier wel mee beantwoord is. De andere vragen die i.z. woningbouw zijn gesteld, lijken mij meer in aanmerking te komen om bij andere onderdelen van de begroting aan de orde te komen. Ik wil nu gaan spreken over een ander punt van de eerste orde; dat is de centrale riolering. Wat dat be treft, het is de Raad bekend, dat al geruime tijd ge leden een opdracht is gegeven aan het bureau Op ten Noort Blijdenstein voor het uitwerken van een plan voor de centrale riolering. Bij het besteksklaarmaken van dat plan is nog weer opnieuw naar voren gebracht de vraag, of een persleiding toch ook niet overweging verdiende. Men kan betreuren, dat van de zijde van de Provincie deze vraag niet eerder in die vorm is ge steld, maar wij als College hebben toch gemeend die vraag niet te kunnen negeren. De heer Van der Veen heeft daarover gesproken en bij de behandeling van de begroting in de secties is de opmerking gemaakt en wel door een raadslid, dat ik meen in de buurt van de heer Van der Veen te kunnen vinden dat overwogen diende te worden bij de Provincie aan te kloppen voor financiële medewerking aan dit project. Wanneer dit gedaan wordt, dan spreekt het vanzelf, dat men met de mening van de Provincie toch ook wel rekening moet houden. De vraag die zich hierbij voordoet, is de volgende: De Provincie is niet bijzonder gecharmeerd van het toevoegen van het gezuiverde afvalwater aan de Friese boezem in de omgeving van Leeuwarden. De kwaliteit van het gezuiverde water is tamelijk goed, maar het water bevat toch ook nog bacteriën of hoe men ze wil noemen, pathogene elementen, dus elementen die ziekten kunnen verwekken. Wan neer dat water op de Friese boezem wordt geloosd, dan ziet men daar nog enig bezwaar in. Maar diezelfde vraag komt ook naar voren, wanneer dit water zal worden weggeperst naar de Waddenzee. Men kan ook niet zo maar dit water, dat ziekteverwekkende elemen ten in zich heeft, in de Waddenzee lozen, in verband met de mosselteelt. In het afgelopen jaar hebben wij het bureau Op ten Noort Blijdenstein verzocht door te werken aan plannen voor het maken van een zuive ringsinstallatie en dat heeft men tot een zekere fase gedaan. Later werd het echter toch wel duidelijk, dat dit standpunt niet helemaal kon worden volgehouden. Het uitwerken van dit plan tot het besteksklaar zou zijn, bracht zodanige kosten mee, dat het niet helemaal verantwoord leek. Inmiddels is op het andere front de zaak verder gegaan. Men heeft laboratoriumproeven genomen met aan het water, zoals het uit het verzamel punt komt, een zuiverend element toe te voegen, waar bij de ziektekiemen worden gedood. De proeven zijn tamelijk gunstig verlopen, maar waren niet voldoende. Naderhand heeft men de proefnemingen verder voort gezet in de praktijk door in een stuk van de Groninger persleiding een coupure te maken, die overeenkomt met de lengte van de leiding van Leeuwarden naar de Waddenzee, diezelfde ziektekiemen-dodende ele menten aan het begin van het project in te spuiten en dan te' zien, hoe het resultaat dan is aan het einde van het aangenomen traject. Die proeven zijn, naar mij ter ore is gekomen, iets minder gunstig verlopen dan de laboratoriumproeven aanvankelijk deden verwachten, zodat het eindresultaat nog niet vast staat. Wij hopen evenwel, dat dit ons binnenkort bekend zal worden, misschien in de loop van deze maand nog wel. Dan kan worden beslist, of de persleiding door de diensten die de Waddenzee beheren, wordt aanvaard in verband met de mosselteelt. Als het resultaat negatief is, dan zal full speed weer moeten worden doorgewerkt aan het plan om een zuiveringsinstallatie in te richten. Het is wel duidelijk, dat hierdoor enige vertraging is ontstaan, maar aan de andere kant heeft dit onderzoek naar de mogelijkheid van een persleiding toch wel in een tempo, dat de betrokken diensten kunnen verwerken, plaats gevonden. Men kan nu de vraag stellen: Wat hebben wij hier eigenlijk mee te maken? Het doet me goed, dat sommige leden van de Raad bijval hebben betuigd met dit nieuwe onderzoek. Als het gaat om een zo be langrijk project, dat misschien wel 20 miljoen moet kosten, moet men bereid zijn nadere ontwikkelingen en ideeën onder ogen te zien. Verder is er op het gebied van de centrale riolering natuurlijk ook wel iets ge daan, dat de Raad en de goe-gemeente bekend is. In de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 10