20 nieuwe wijken worden voortdurend stukken stamriool aangelegd, die gebaseerd zijn op het nieuwe riolerings stelsel. Wanneer er dus nieuwe wijken worden aange legd, dan wordt daar al voldoende rekening mee gehou den en dit zijn dan de kosten, die bij de definitieve uit voering ons ten goede komen. Verder is er in de Bornia- straat en in het gedeelte van Huizum in die buurt ook het een en ander gebeurd. Mijn linker buurman heeft mij wel eens verteld, dat het nogal wat ongerief heeft op geleverd en nog zegt hij, dat in de buurt van de Willem Lodewijkstraat ook zo iets zal moeten gebeuren, waar voor de middelen evenwel nog niet door de D.A.C.W. beschikbaar zijn gesteld. Ik mag dus eigenlijk wel zeg gen, dat op dit gebied binnen het raam van de bestaan de mogelijkheden, toch ook wel met voortvarendheid en soepelheid en ook met openstaan voor eventuele nieuwe ontwikkelingen naar behoren gewerkt is en ik meen ook, dat dit beleid zich zeer goed laat verdedigen. Inderdaad is het eindresultaat nog niet bereikt, maar dat wordt niet alleen door de technische, maar ook door de financiële mogelijkheden bepaald. Een volgend punt, dat ik even in algemene zin wil bespreken, is dat van de uitbreidingsplannen. Ook daar hebben verschillende sprekers opmerkingen over ge maakt, o.a. de heer Van der Veen, die zei, dat het ge zicht van de stad een beetje eenvormig gaat worden. Dat kan men beweren en men hoort het te veel be weren, maar het is niet daarom, dat de heer Van der Veen dat zei; het is zijn eigen overtuiging, neem ik aan. (De heer Van der Veen: Ik denk, dat de Wethouder die overtuiging deelt.) Daar zou ik nu juist over te woord. Het bepalen van het gezicht van de stad brengt ons in belangrijke mate mede op esthetisch gebied en daar valt veel over te twisten. Ik wil er dit van zeg gen, dat in de moderne stedebouwkundige opzetten in onze stad toch wel van variatie gesproken kan worden. Wanneer we het gebied 't Nijlan nemen, dan vertoont het toch een totaal ander karakter dan het plan in het westen van de stad en ook een heel ander gezicht dan het plan Heechterp. Het is dus een feit, dat men straks niet kan zeggen, dat de wijk Nijlan zich niet onder scheidt van andere wijken en ik wil er nog bij zeggen, dat 't Nijlan zich qua opzet toch ook duidelijk onder scheidt van wijken in andere steden. Men kan nu wel alleen over 't Heechterp praten, maar men moet toch ook daarbij de andere plannen noemen. Het passende antwoord van deze tijd is naar mijn mening door de heren architecten en stedebouwers nog niet helemaal gevonden en dat kan men natuurlijk, omdat het op esthetisch gebied ligt, de besturende Colleges moeilijk verwijten. Het is alleen te hopen, dat er zo langzamer hand in de architectuur en in de stedebouwkundige op vattingen een duidelijker conceptie naar voren komt dan tot nu toe het geval is. Een ander punt, dat verband houdt met de uitbrei dingsplannen tenminste daar zou ik het onder willen groeperen is het punt „sanering" en ik geloof, dat het beter is, dat wij in de vergadering van vandaag en eventueel van morgen een consequent standpunt zou den gaan innemen en dat we niet in alle breedvoerig heid praten over het saneringsplan, nu dat toch aan staande is. De heer Spiekhout heeft nog gevraagd: Kan de vergadering die daartoe zou worden belegd, op een ruime termijn worden aangekondigd? Ik geloof, dat wij het in het College er wel over eens zijn, dat de Gemeen teraad voor deze zeer belangrijke zaak een ruime ter mijn moet hebben en daarom hebben we U ook reeds een tekening doen toekomen, die U de mogelijkheid biedt daarop, wanneer U daar gelegenheid voor hebt, eventueel in verloren ogenblikken, te gaan turen. De gedachte is, dat die vergadering op 11 april zal plaats hebben, zodat De Voorzitter: Mag ik even interrumperen: Met de heer Kuiper is afgesproken, dat hij woensdagavond 11 april a.s. een toelichting zal geven. Als de dames en heren dat willen noteren, dan is dat punt hiermee wel klaar, dunkt mij. Het is niet de bedoeling, dat op die 11e april over het plan zal worden beslist, maar dat een toelichting zal worden gegeven en dat men in een vergadering daarna, na uitvoerig beraad en de moge lijkheid in de fracties te overleggen, tot een beslissing over het plan zal komen. De hear Santema: Is dy gearkomste iepenbier? De heer Van der Schaaf (wcth.)Daar zullen we nog wel even overleg over moeten plegen; daar hoort U dan wel van. De heer K. J. de Jong: Wordt dat een extra raads vergadering De heer Van der Schaaf (weth.): Ja, een aparte vergadering speciaal voor dit onderwerp. Ik heb nog genoteerd om mijn betoog te vervol gen dat de heer Spiekhout liever een iets positiever geluid had gehoord over de waarde van een dam naar Ameland. Ik geloof, dat het College wel eenstemmig is in zijn opvatting, dat het een uitermate belangi-jke zaak voor de leefbaarheid van Leeuwarden zou zijn, wanneer men vanuit onze stad Leeuwarden binnen drie kwartier aan het strand zou kunnen zijn. Dat wil ik dus hier nog wel even onderstrepen. De verschillende sprekers die het hebben gehad ever de recreatie en die hebben aangedrongen op de aanleg van parken, groenvoorzieningen etc., zou ik willen .vij zen op de plannen die we hebben, en tevens daarbij vermelden, dat de uitvoering van die plannen ten ge volge van financiële beperking nog niet eens is verze kerd. Dit neemt niet weg, dat wij met degenen die daarover hebben gesproken, van oordeel zijn, dat de recreatie in de stad en in de onmiddellijke en zelfs in de iets ruimere omgeving daarvan van het allergroot ste belang is voor de bewoners van deze gemeente. Wat daarvan te bereiken is na afweging tegen andere be- langen, zullen we steeds blijven bevorderen. De heer Van der Veen heeft nog de volgende geda •li- te geopperd, die ik niet helemaal goed begrepen heb; Stel, dat we nu eens grond en huizen gingen verkopen en dan desnoods gingen lenen om daarmee de centrale riolering te betalen. Ik weet niet, hoelang die spreker daarover heeft nagedacht. Ik heb niet zolang de tijd gehad om daarover na te denken, maar ik geloof, dat dit toch eigenlijk niet nodig is voor het vinden van de dekkingsmiddelen. De gemeente Leeuwarden zou van daag aan de dag best wel 10 miljoen kunnen lenen voor dit doel, maar met die lening zijn we er niet. We zullen gedurende de afschrijvingstermijn laten we zeggen 40 jaar in de begroting dekkingsmiddelen moeten hebben en wanneer we nu gronden en woningen gaan verkopen, dan gaan we dus renderende objecten af stoten en daar zouden we onrenderende voor aanhalen, zodat daarmee natuurlijk in het geheel niet een oplos sing is gevonden voor de dekking van de jaarlijkse lasten. (De heer Tiekstra (wcth.): Ho, ho!) O, neem me niet kwalijk. Mag ik geacht worden dit niet gezegd te hebben? (Gelach) Dan zal dus de repliek op dit punt bij de Wethouder van Financiën terecht komen. De heer Van der Veen heeft verder ook nog gespro ken over de betrekkelijk trage gang van zaken, die hier in de gemeente zou zijn waar te nemen. Nu wil ik niet zeggen, dat alles even vlug gaat, maar er wordt toch wel echt aan gewerkt, dat het zo vlug mogelijk gaat als het kan. Als ik nu b.v. neem het idee van de heer Van der Veen om een kunstijsbaan aan te leggen op de plaats van het oude veemarktterrein, dan zou dat over wogen moeten worden, maar de overweging van die kunstijsbaan zou in de andere overweging, n.l. een bode-terrein op die plaats te vestigen, weer een be langrijk element van vertraging vormen. Men moet er dus beslist wel oog voor hebben, dat de gecompliceerd heid van de dingen onvermijdelijk zekere vertraging en een trage gang van zaken met zich meebrengt. Niettemin zijn we er wel van overtuigd, dat, waar mo gelijk, een vlotte en spoedige gang van zaken alles veel prettiger doet zijn. Wij streven daar dan ook naar, maar men is bij al deze dingen aan zoveel goedkeurin gen gebonden en aan zoveel overleg met instanties, die overladen zijn met werk en lang niet elke keer, als wij vragen, voor ons klaar staan, zodat het tempo toch be zwaarlijk groter kan zijn. De hear Santema hat frij folie punten nei foaren brocht en hy hat minoftomear syn üntofredenheit to kennen jown oer in oantal antwurden en oer de iepen romtes neist in oantal fragen. Nou wol ik der dit fan sizze, dat men by de opset fan in stik wurk as dit dochs ek in bipaelde biheining yn acht nimme moat. As wy it oandoare soenen om net in stik to leverjen, 21 dat noch lêsber is binnen in oantal üren en de frrjmoe- di< heit hawwe soenen om dêrfan in foliant to meit- sji.sa't men dy yn de Kanselarij wol sjocht: sa h( h, sa breed en sa dik. Dêr koe men alles hast yn biskriuwe, mar dan soe der ek foar de bihanneling yn de 1 lie praktysk neat mear oerbliuwe. Wy moatte dus w sykje nei hwat oant nou ta altyd ek brükme hat in biknopte, in koarte biantwurding fan de fragen. (De heer Van der Veen: Daarin is het Col- leg' clan wel geslaagd.) Dat verwijt beschouw ik niet al een verwijt (Gelach). De hear Santema is der tige yn slagge om op humoristyske wize, hoewol earnstich bidoeld, syn miening nei foaren to bringen, mei üt- drukkings as „Soa", „Och heden, jonge noch ta", ensfh. ten dêr wol ik wurdearring foar ütsprekke. It hat my jLol plezier dien; it wie dus de han, dy't in bytsje kitele, Snar ik mocht it wol. Allinnich, ik leau net, dat de ant- wiruiden folie oars wêze kinne. Men forfait dan yn to igreate wiidweidichheden en as it it algemiene idé fan de Rie wêze soe of van de greate mearderheit, dat it ■olie breder en wiidweidiger moast, dan soenen wy dat «üncier mear dwaen moatte, oft wy woenen of net wniskien, mar nou it net in algemiene klacht is, mien ®k, Jat wy dochs mar minoftomear yn dizze selde ma ne .tr fan biantwurdzjen fierder gean moatte, hwei'by fw fensels altyd foar eagen hawwe moatte, dat wy it ■yi. 1963, as it heal kin, better dwaen moatte as yn ■1962. Dat moat üs stribjen wêze en wy moatte stribje, Bsalang as wy wurkje. Fierder lykje de punten, dy't de ihear Santema oanfiert, my mear geskikt foar biant wurdzjen by bipaelde punten. Sa is ek de kwesje fan it Fiiet hiel geskikt om to biantwurdzjen by it sanear- ringsplan. I De hear Santema hat ek noch frege: Is der antwurd er it „keuzeplan" ynkommen? Dat wie der hjoed-de- dei noch net. I De heer Klijnstra heeft de toepassing van de moderne produktie in de woningbouw bepleit en heeft tegelijk, meen ik, ook gezegd, dat we tegen de uniformiteit moesten opkomen, maar dat blijkt nog niet zo eenvou dig te combineren. Als wij grote aantallen woningen moeten produceren, dan komen wij bij complexen, in Leeuwarder cijfers gedacht, van 300, 200 soms 700 en het wordt uiterst moeilijk dan nog in de woningen die individualiteit te brengen die de heer Klijnstra bepleit. Misschien heeft de heer Klijnstra er ook van gehoord, dat er één dezer dagen een jonge architect is opgestaan m Nederland, die fantastische plannen heeft gehad om de woningen in massa-produktie te combineren met de individuele inrichting van de woning, maar dat is voor alsnog niet voor verwezenlijking vatbaar. De heer Beuving heeft tenslotte nog aangedrongen op lage huren. Ik heb er al het mijne van gezegd en ik meen, dat ik nu toch wel in hoofdzaak, althans voor zover van algemene aard, de opmerkingen heb beant woord. Tenslotte wil ik ook nog degenen die het woord hebben gevoerd en die naast de kritiek ook op de po- si tieve kanten van de resultaten van ons beleid hebben gewezen, daarvoor graag erkentelijkheid betuigen. De heer Pols (weth.Graag een korte opmerking aan het adres van de heer Spiekhout, die in zijn alge mene beschouwing even sprak over de ontsplitsing van de duplexwoningen Leeuwarden-Leeuwarderadeel. De heer Spiekhout merkte op, dat hij dit wel toejuicht, maar dat de huren hoger zouden worden. Om mis verstand te voorkomen, lijkt het mij wel goed, dat ik even zeg, dat in deze woningen twee heel kleine ge zinnen wonen. Als deze woningen dus ontsplitst wor den. dan zal dat voor het Bureau Huisvesting deze moeilijkheid meebrengen, dat deze beide gezinnen eruit moeten en dan zal in de ontsplitste, dus grotere wo oing, een groter gezin komen. De Wethouder van Openbare Werken heeft vrij grote aantallen genoemd van woningen, die in aanbouw zijn en wij zijn daar ook heel erg blij mee, maar ik vind het toch wel goed om ook even te zeggen, omdat een raadslid wel eens aan geklampt wordt door iemand die graag gehuisvest wil worden en wat dan niet gauw genoeg gelukt, dat daar dit jaar maar heel weinig van klaar komen. Als wij •lit jaar 200 woningen klaar krijgen in tegenstelling tot verleden jaar, toen er een aantal tussen de 700 en 800 gereed kwam, gaan wij, wat dat betreft, niet zo'n prettig jaar tegemoet. Daar komt nog bij, dat men, als men deze woningen wil ontsplitsen, dan twee woningen moet hebben voor deze twee kleine gezinnen (vaak ook zijn het alleenstaanden). Dan kan een groter gezin daar geplaatst worden. We laten dus niet een gezin in de grotere, ontsplitste, woning zitten, maar we moeten zorgen, dat zo'n gezin weer een woning krijgt in be trekkelijk dezelfde huurklasse. En dat geeft voor het Bureau Huisvesting nog wel moeilijkheden. De Voorzitter: Dan blijft mijn taak om het gedeelte van de algemene beschouwingen te beantwoorden, dat nog niet door de heren wethouders beantwoord is. Dit is wel eens wat moeilijk, omdat op deze wijze voor mij eigenlijk alleen maar tenminste dat is vandaag het geval zeer algemene dingen overblijven, algemene dingen, waarover men misschien heel lang, misschien heel kort, zal kunnen praten en waarbij dus een con creet gesprek met de Raad en dat is toch de be doeling van deze begrotingsbehandeling misschien niet helemaal uit de verf komt. Ik zal, hoe dan ook, mijn best doen dit gedeelte zo goed mogelijk te be antwoorden. Als ik spreek over heel algemeen, dan moet ik toch in dat opzicht misschien wel allereerst de heer Klijn stra beantwoorden, omdat die beschouwingen heeft ge geven hoe naar zijn mening het Gemeentebestuur zal moeten worden ingericht, hoe de wethouders, hoe de burgemeester zou moeten worden benoemd enz. Ik ge loof, dat de heer Klijnstra mij wel niet kwalijk zal willen nemen, als ik op die beschouwingen toch niet nader inga, omdat zijn opvatting zelfs wetswijziging zou meebrengen en ik geloof, dat de begrotingsbehan deling ons dan wel veel te ver zou voeren. Behalve de heer Klijnstra hebben nog enige heren gesproken, o.a. over de verhouding van het College van Burgemeester en Wethouders en de Raad. Ik ont moet daar de heren De Jong, Spiekhout, Van der Veen en Santema en ik zal proberen op hun opmerkingen een antwoord te geven. De heer De Jong heeft gesteld: Krachtens de wet staat aan het hoofd van de Gemeente de Raad, en ik zal van mijn kant geen enkele poging doen om daar iets van af te dingen. Dat staat nu eenkeer in de wet, maar deze bepaling is zo algemeen, dat men, wanneer men vraagt: Wat is nu de inhoud van de verhoudingen, zoals deze bestaan en onder de Gemeentewet zijn ge groeid, daar op grond van die enkele woorden geen antwoord op kan geven. De Gemeentewet en dat weet U allemaal dateert van het jaar 1851 en is na dat jaar principieel niet gewijzigd, wel op diverse on derdelen, maar in hoofdlijnen is deze wet dezelfde ge bleven. Toch heeft zich onder vigeur van deze één en dezelfde wet, dus over een tijdsverloop van meer dan 110 jaren, een ontwikkeling van de gemeenten voor gedaan, die door de toenmalige wetgever stellig niet voorzien was. Dat mag ik tenminste aannemen. Zelfs al had Thorbecke een vooruitziende blik, hij heeft niet vooruit kunnen zien tot aan dit ogenblik toe. Deze ont wikkeling heeft de verhoudingen volkomen veranderd, maar toch altijd nog is de Gemeente bestuurd kunnen blijven op basis van deze zelfde wet. De positie nu is bepaald in het algemeen niet zo, dat in een gemeente van de grootte van Leeuwarden de Raad zich kan be moeien met alle mogelijke kleinere zaken van bestuur en dat doet de Raad dan ook niet. De verhoudingen zijn zo, dat het College van Burgemeester en Wethou ders aan de Raad voorstellen doet en dat de Raad die voorstellen op hun merites onderzoekt. En in het al gemeen is de ervaring, dat deze voorstellen onveran derd of met heel weinig veranderingen worden aange nomen. Er zijn maar heel weinig voorstellen, die de Raad terugwijst, en als de voorstellen eenkeer zijn aan genomen, dan heeft de Raad in het algemeen een ze kere controle op de uitvoering van de besluiten. Deze ontwikkeling brengt dus mee, dat de positie van B. en W. voor een belangrijk deel een besturende is en die van de Raad voor een belangrijk deel bepaald niet uitsluitend, maar voor een belangrijk deel contro lerend. Belangrijker evenwel dan die controlerende taak is dan toch wel, dat de richting van het beleid door de Raad wordt bepaald en dat B. en W. zich bij hun bestuur bewegen binnen beleidslijnen, die bij de Raad tot uiting komen. Ik geloof, dat, wanneer hier dus in het Gemeentebestuur bepaalde resultaten wor-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 11