w 1/4. w -n#
22
23
den bereikt of bepaalde andere resultaten niet worden
bereikt, wij dan toch in het algemeen kunnen zeggen,
dat het bereikt-zijn of het niet-bereikt-zijn van die
resultaten een gevolg is van het samenspel tussen het
College en de Raad, dat plaats vindt op de wijze, zoals
ik die heel in het kort even heb geschetst. Wanneer er
dus van buiten af kritiek is op het gemeentelijk beleid,
dan kunnen wij ook stellen, dat die kritiek zich richt,
althans zich behoort te richten, op het gezamenlijk
resultaat, zoals dat door het samenspel tot stand komt.
En nu zegt de heer Van der Veen: B. en W. hebben ook
wel eens een motie van de Raad naast zich neergelegd.
Ik wil van mijn kant geen oude koeien uit de sloot
halen, maar nu geloof ik toch wel, dat naar mijn me
ning de heer Van der Veen zich vergist. De motie die
hij op het oog heeft, kan niet anders zijn dan de motie,
die destijds in verband met de straatnamenkwestie is
aangenomen. Toen heeft de Raad aan B. en W. ver
zocht de namen van twee straten nog in nadere over
weging te nemen, dus een verzoek om dit te overwe
gen, met om deze namen te veranderen. Dat B. en W.
deze twee namen niet veranderd hebben, heeft de Raad
B. en W. kwalijk genomen, maar diezelfde Raad heeft
later van zijn Commissie Straatnaamgeving aanvaard,
dat één van die beide namen dat was dus 50,0 van
het verwijt niet in de oude vorm teruggebracht
werd. Ik geloof, dat ik dit even moest opmerken, om
legendevorming te voorkomen. Nu wordt er dus ge
vraagd: Wie bepaalt nu het beleid? Bepaalt de Raad
dit, bepalen B. en W. dit, of bepaalt alleen de Burge
meester het? De lichting van het beleid wordt stellig
in deze gemeente door de Raad, voorgelicht door B. en
W., bepaald en uitgevoerd door B. en W. De Burge
meester heeft in dezen alleen de positie, dat hij lid en
voorzitter is van het College van B. en W. en dat hy
overigens in opdracht van de wet een aantal zelfstan
dige taken heeft.
Er wordt dan geklaagd over de traagheid, die voor
Leeuwarden kenmerkend zou zijn. Ik weet niet, of ik
naast hetgeen daaromtrent al door de heer Van der
Schaaf is opgemerkt nog veel heb te zeggen. A 1 s hier
van traagheid sprake is ik moet ontkennen, dat
hier van groter traagheid sprake is dan ons door de
bestaande verhoudingen wordt opgedrongen en ook, dat
zich hier in verhouding tot elders, relatief gesproken
dus, een trager gang van zaken zou voordoen dan in
andere gemeenten dan zou dit een verwijt zijn, dat
dan toch althans ten dele ook terug zou slaan op de
raadsleden, die dit verwijt uiten. Het beleid van het
Gemeentebestuur ik mag het herhalen kan ook
gekenmerkt worden als beleid van de Raad, die de le
den van het College van B. en W., behalve de Burge
meester, kiest, die voor een deel dus ook in het Col
lege vertegenwoordigd is en die tenslotte toch nog al
tijd formeel in staat is om initiatieven te ontplooien,
Als hier dus geen initiatieven genoeg ontplooid worden,
dan zouden wij van onze kant toch ook voor een deel
weer dit verwijt moeten terugwijzen. Ik geloof echter
niet, dat dit verwijt op zich zelf juist is. De heer Van
der Schaaf heeft al gezegd: Er zijn tal van moeilijk
heden: financiële moeilijkheden, zaken, die niet tot
uitvoering kunnen komen, omdat Gedeputeerde Staten
alleen bereid zijn machtiging tot uitvoering te geven
in het kader van een sluitende begroting; omdat er
technische moeilijkheden of onmogelijkheden zijn en
omdat er tal van instanties zijn, die goedkeuringen
moeten verstrekken. Een beleid, als het particuliere
bedrijfsleven in staat is te voeren, is dus bij een over
heidslichaam als de Gemeente niet mogelijk. En dan
wil ik van mijn kant graag toegeven, dat het natuur
lijk de kunst is om ondanks alle mogelijke hinderpalen
toch iets te bereiken. Ik wil er aan toevoegen, dat het
ons persoonlijk ook buitengewoon vaak een reden tot
aanstoot is, dat tal van zaken die wij zo graag in de
gemeente tot stand zouden zien gebracht, niet eerder
of niet vlugger tot stand kunnen worden gebracht.
Het tijdstip van de aanbieding van de begroting is
stellig ook geen symptoom van een zekere trage gang
van zaken. Als wij nagaan, op welk ogenblik in andere
gemeenten de begrotingen worden aangeboden, dan is
het tijdstip van de aanbieding van de begroting 1962
niet van dien aard, dat dit Gemeentebestuur een ver
wijt van traagheid treft. En dan wil ik er hier nog
wel in het bijzonder bij zeggen, dat deze begroting
aangeboden kon worden op 19 december van het vor.0„
jaar, dank zij een bijzonder grote inspanning van de
afdeling Financiën, waarvan het hoofd nu al enkele
jaren wegens ziekte afwezig is en nadat de vorige be
groting pas in mei 1961 behandeld is, zodat de be
groting 1962 binnen een klein aantal maanden door
de afdeling Financiën gereed gemaakt is. Wij voor ons
zijn dus vol lof over het werk van onze medewerkers
van de afdeling Financiën.
Nu heeft in dit kader de heer Santema bezwaren te
gen de memorie van antwoord. Ook daarover heeft de
heer Van der Schaaf al het een en ander gezegd. Wij
kunnen ons allereerst afvragen, als ik daar van mijn
kant nog iets van zeggen mag: Welke functie heeft deze
memorie van antwoord? Die heeft toch de functie om
de begrotingsbehandeling in de Raad, dus het gesprek
op dit ogenblik en in de volgende uren, zo goed mo
gelijk te doen zijn en als hier tientallen vragen door
raadsleden op het Gemeentebestuur worden afgevuurd
en het Gemeentebestuur zich moet inspannen om met
de hoofden van dienst en met de hoofden van de af
delingen binnen een termijn die daarvoor gesteld is,
deze vragen te beantwoorden, dan is dit een werk,
waar ook het College vele uren in verschillende ver
gaderingen aan heeft besteed. Het zijn dus geen ant
woorden, hoofdstuk voor hoofdstuk, van de Wethou
der, tot wiens portefeuille de hoofdstukken behoren,
maar antwoorden van het College in zijn geheel, voor
gelicht door de hoofden van dienst en de afdelings
hoofden. Dan is de redactie van die antwoorden in het
algemeen voorbereid door het hoofd of het waarne
mend hoofd van de afdeling Financiën en als de heer
Santema dus stuit op een zekere eenheid van stijl, dan
heeft hij daar een verklaring van die eenheid gekregen,
(Stemmen: Soa!) (Gelach)
De heer Santema beklaagt zich er over, dat er hier
en daar geen antwoord was gegeven, maar er zijn ook
geen vragen geweest ter zake; er zijn opmerkingen
gemaakt en die zijn in het verslag terecht gekomen.
Bij verschillende opmerkingen van een raadslid de
heer Santema vereenzelvigt telkens de opmerking van
een raadslid met de gehele Raad, naar mijn mening
ook ten onrechte is het College zo voor en na van
gedachte geweest, dat het geen zin heeft daar in het
kader van de voorbereiding van deze raadsvergadering
een antwoord op te geven, omdat er niets gevraagd
wordt. Als er dus hier en daar een mening wordt weer
gegeven zonder motivering, dan kan het ook wel eens
gebeurd zijn, dat het College in datzelfde kader heeft
gezegd: Wij zijn het daarmee niet eens", zonder dat
het tegenover dat gebrek aan motivering van zijn kant
wèl een motivering geplaatst heeft. Ik geloof, dat men
dit wel uitsluitend praktisch moet zien, wij zouden de
Raad althans willen vragen dit praktisch te zien en
hier vooral niet meer achter te zoeken dan er achter
zit, want er zit niet meer achter.
Ik geloof, dat ik hiermee van dit onderwerp wel kan
afstappen.
Er is ook nog gesproken over de verhouding van het
Gemeentebestuur tegenover de burgerij. Het is toch
misschien wel goed ook daarover iets te zeggen van
de kant van het College en dan zou ik willen beginnen
met te herhalen wat ik ook al vroeger hier heb mogen
zeggen, n.l. dat het College bepaald geen kritiek heeft
over of gebrek aan medewerking van de burgerij. Wij
vinden het altijd bijzonder prettig, dat, wanneer wij
voor het een of ander doel een beroep op de burgerij
of een gedeelte van de burgerij doen, dat beroep dan
altijd beantwoord en volledig beantwoord wordt. En
als hier dus gezegd of gesuggereerd zou worden, dat
er een gebrek aan samenspel zou zijn tussen B. en W.
en de burgerij, dan kan het misschien wel aan B. en W.
liggen wij zijn tenslotte ook niet onfeilbaar maar
dan wil ik van mijn kant zeggen, dat de burgerij in
dat opzicht toch wel tot op vrij grote hoogte onfeil
baar is.
De heer Spiekhout heeft gevraagd: Verkopen wij alle
gemeentelijke zaken wel voldoende? Is wat het blad
Leeuwarder Gemeenschap doet wel voldoende? Hoe
groot is het aantal abonnementen op dat blad? Nu zou
ik wel een misverstand willen wegnemen ten aanzien
van dat maandblad, een misverstand, dat wij zo voor
en na ontmoeten. De inhoud van dat maandblad wordt
hier en daar n.l. beschouwd als te zijn voor verant-
roording van het College. Dat is in genendele het ge-
Het College heeft als zodanig zelfs geen enkele
Bemoeiing met dit maandblad. Voor de inhoud is het
Har. ook in geen enkel opzicht verantwoordelijk. De-
ijgene die dit maandblad redigeert, doet dit ook niet als
gemeente-ambtenaar. Hij doet dit als functionaris van
de Stichting Leeuwarder Gemeenschap en heeft dus als
zodanig van zijn kant misschien ook alleen maar
'maar dat is zelfs nog de vraag rekening en verant
woording af te leggen aan het Bestuur van de Leeu
warder Gemeenschap, doch stellig niet aan het Ge-
Bnonitebestuur. Alles wat dus in dat blad verschijnt,
is ik mag het herhalen buiten elke verantwoor
delijkheid van het Gemeentebestuur. Dat wil niet zeg
gen, als ik dit zo stel, dat het Gemeentebestuur geen
Kvaardering heeft voor de wijze, waarop deze redacteur
fin het algemeen zijn taak vei*vult en wij vinden ook,
«dat de wijze, waarop dit blad zowel door de uitgeefster
Kis door de redactie wox-dt verzorgd, het Leeuwarder
jgemeenschapsleven ten voordeel strekt. Wij zouden
Ki ng zien, dat het aantal abonnementen groter was
Kan het al is. Het is in de loop van het vorige jaar
«neer dan 8000 geweest; het is later en ik heb mij
Oaten uitleggen, dat hiervan het minder colporteren
■dan vroeger de oorzaak is teruggelopen tot ruim
%000 en dat is nog altijd een aanzienlijk aantal. Deze
[voorlichting wordt door ons gewaardeerd, al zijn wij
|er met verantwoordelijk voor en al kan ook van elk
speciaal onderdeel of elk speciaal artikel in dit blad
.•et gezegd worden, dat het op rekening van het Ge-
neentebestuur kan worden geschreven of dat het de
•oedkeuring van het Gemeentebestuur heeft. Die voor-
li hting wordt wel voor verantwoordelijkheid van het
G rciuebestuur verzorgd door de afd. Voorlichting.
[Wij voor ons hebben ook voor het werk van deze af-
|eling veel waardering en wij hebben wel de indruk,
lat bij de veelheid en veelsoortigheid van gemeente
lijke vraagstukken de Voorlichting eigenlijk wel nooit
(Voldoende zal kunnen zijn. Er moet ook aan dit onder
deel van het gemeentelijk beheer een bepaalde grens
tvorden gesteld, ook en dat niet in het minst uit
financiële overwegingen. Het Comité Leeuwarden-
Frieslands Kern is een ander lichaam, dat ook werk-
uam is in de trant zoals de heer Spiekhout wenst.
[H> i Comité Leeuwarden-Frieslands Kern heeft een
zekere beperking van zijn mogelijkheden door het sa
mengaan van de gemeente Leeuwarden in de z.g. In-
dustrialisatieraad van de Friese kernen, maar ook het
[Comité Leeuwarden-Frieslands Kern doet zijn best en
zal dat ook in de toekomst blijven doen om de voor
lichting zo goed mogelijk te doen zijn.
Er is nog dat is een detailpunt een opmerking
gemaakt over het feit, dat brieven vanuit de burgerij
met beantwoord zouden worden. Het systeem is al
sinds lang zo dat, wanneer een brief uit de burgerij of
van een andere instantie binnenkomt en er niet onmid
dellijk een antwoord op kan worden gegeven, dan de
ontvangst van die brief direct wordt bevestigd met de
mededeling, dat, zodra de nodige adviezen zijn ontvan
gen. dan het nadere antwoord zal volgen. Als de Raad
echter enige kijk heeft op de omvang van de corres
pondentie die door het Gemeentebestuur moet worden
gevoerd er komen dagelijks vele tientallen brieven
bmnen, die moeten worden doorgestuurd naar de be
drijven en naar de afdelingen dan zal hij moeten
erkennen, dat het in de praktijk helaas blijkbaar niet
te vermijden is, dat van de enorme correspondentie zo
nu en dan wel eens een brief blijft liggen, zoek raakt
en op een of andere wijze niet afgedaan wordt, zoals
bij afgedaan zou moeten worden. Ik geloof evenwel,
dat dit bij elke correspondentie van gelijke omvang
v el het geval zal zijn. Het verschijnsel wordt ook door
ons betreurd; helaas is er tot dusver blijkbaar geen
volledige remedie op te vinden geweest. Aan de andere
kant zou men van degenen, die deze klachten uiten,
toch wel mogen verlangen, dat zij het niet laten bij het
uiten van deze klacht op een andere plaats dan bij
ons, dat ze in elk geval, voordat ze zulks doen, bij ons
hebben gerappelleerd en gevraagd, waar het antwoord
op hun brief toch blijft. Ik geloof, dat ik hiervan nu
voldoende heb gezegd.
Er is en dan kom ik weer op een detailpunt
door de heer Van der Veen gesproken over de fluoride
ring. Ik geloof, dat het verstandig is en ik heb ook
dezelfde suggestie al uit Uw midden gekregen dit
punt verder te behandelen bij het betrokken hoofdstuk
van de begroting. De raadsleden die evenals de heer
Van der Veen van hun kant over dat onderwerp nog
hebben te spreken of willen spreken, wil ik verzoeken
dat bij het hoofdstuk Volksgezondheid te doen.
De heer Van der Veen, om nog even bij hem te
blijven, heeft ook gesproken over het concrete onder
werp van het ziekenhuis, een punt, dat ook door een
van de andere heren is aangesneden. De heer Van der
Veen heeft gevraagd, hoe nu precies de gang van za
ken is geweest, hoe vaak de Commissie heeft verga
derd en hoe het met het contact met de architect is
gelopen. Ik heb in de woorden, zoals die door de heer
Van der Veen zijn gesproken, een zekere ondertoon van
wantrouwen - ik hoop niet, dat ik, als ik het zo zeg,
door de heer Van der Veen in dat opzicht op de vin
gers wordt getikt beluisterd en zou daar tegenover
willen stellen, dat ik voor mij in het beleid, dat in de
zen door de directeur van de Geneeskundige- en Ge
zondheidsdienst is gevoerd, alle vertrouwen heb. Deze
ambtenaar heeft loyaal het beleid, zoals dat door de
Raad is vastgesteld: het bepalen van een voorberei
dingskrediet en het aanwijzen van een architect, en
zoals het trouwens ook voor hem aangewezen was,
gevolgd. En hij heeft dat zo snel als het hem mogelijk
was gedaan. Hij heeft tenslotte een volle dagtaak in
een dun bemande dienst en heeft het dus naast zijn
ander werk moeten doen. Ik voor mij heb de overtui
ging, dat hij alles in dezen gedaan heeft wat op zijn
weg lag om te doen. Hij heeft dus allereerst aan de
commissie van specialisten, die zich op het verzoek
van het Gemeentebestuur bereid heeft verklaard van
hulp te dienen, gevraagd wat de wensen van deze
heren waren t.a.v. het nieuwe ziekenhuis. Dit moest
eerst gebeuren, voordat met de architect contact kon
worden gezocht, want deze architect kon niet eerder
gaan tekenen dan wanneer hij ook opgegeven kreeg,
wat nu werkelijk getekend moest worden. Een onmid
dellijk contact met de architect had dus geen prakti
sche zin. Nadat het overleg met deze commissie van
deskundigen tot een resultaat was gekomen, is zo snel
mogelijk wel contact met de architect gezocht en ook
is, zoals het in de memorie van antwoord staat, een
contact gezocht met een organisatie van deskundigen
om in onderling overleg dit bouwprogramma af te ron
den, opdat de architect het laatste deel van het voor
bereidende werk zou kunnen doen, n.l. het gebouw uit
tekenen. Hoe vaak er vergaderd is, kan ik niet zeggen.
Ik heb ook van mijn kant geen behoefte gehad om na
te vragen, of in een redelijke tijd een goed resultaat
werd bereikt.
Hiermee is tegelijk al een antwoord gegeven op de
vraag: Waarom is die architect niet terstond bena
derd? Het had geen praktisch nut dit te doen. Eerst
moest worden uitgezocht, wat de taak van de archi
tect zou zijn. Hoe lang zal het nu duren, voordat alle
plannen klaar zijn? Het overleg met de afgevaardig
de van het Bouwcentrum, de architect en de G.G.D.
en via de G.D.D. straks weer met de deskundigen is
volop bezig en zal naar onze verwachting binnen de
eerste maanden afgesloten kunnen worden. Ik voor
mij heb de hoop, dat daarna het besteksklare plan van
de architect de Raad voor het eind van het jaar zal
kunnen worden aangeboden. (Stem: Een ontwerp?) Ja,
eerst komt het schetsplan, maar ik heb het nu over
het eindresultaat. Dat hangt er dan van af, met welke
snelheid de architect en zijn medewerkers straks zul
len kunnen werken. Het is bepaald niet juist, dat er
in de tussentijd, dat er aan dit project gewerkt wordt,
in Leeuwarden op ziekenhuisgebied niets gebeurd is.
Ook de Gemeente heeft zich bepaald niet onbetuigd
gelaten. Zij heeft het door haar garantie voor enige
leningen samen, als ik mij niet vergis, miljoen
mogelijk gemaakt, dat het Diakonessenhuis een
grote uitbreiding gekregen heeft. In dat opzicht heeft
dus ook de Gemeente er stellig aan meegewerkt, dat
Leeuwarden op het gebied van het ziekenhuiswezen
niet achteraan zou komen.
De heer Santema betwijfelt, of aan het nieuwe zie
kenhuis behoefte is. Wij hebben daarop geantwoord
die mening niet te delen. Ik wil dit van mijn kant heel
graag in het kort motiveren en wel aldus: In de prak
tijk, in feite, is gebleken, dat het Stadsziekenhuis, sa-