Wat betreft de industrialisatie, heb ik de vraag ge
steld: Op welke wijze denkt het College een gunstiger
klimaat te scheppen? Daarop heb ik nog geen ant
woord gehoord. Via U, mijnheer de Voorzitter, en de
Wethouder van Openbare Werken zou ik graag willen
weten, welke ziekten men allemaal opdoet bij de af
voer van het water in de Friese boezem. (Gelach)
De deftige woorden voor de verschillende ziektekie
men weet ik niet meer, maar in ieder geval kan men
door die dingen in paniek raken. (Gelach)
Verder heb ik gesproken over een bouwteam. Ik
heb daar later in de pauze wel iets van de Wethouder
over gehoord, maar in deze openbare zitting niet. Ik
had dus gevraagd om een bouwteam. In dat bouwteam
zou ik willen zien een aantal mensen, in de eerste plaats
practici, die tussen de dienst Openbare Werken en de
Raad in staan en die ook hun bevindingen, hun ideeën
in dat team kenbaar maken. Ik denk daarbij vooral
ook aan de huismoeders als toekomstige bewoonsters
van de huizen, want ik hoor maar al te vaak van een
huismoeder: „Waarom is dit aanrecht nu zo kort ge
maakt! Ik kan er niets op kwijt". En: „Waarom is dit
en waarom is dat zo?" Maar het is gebeurd en dan is
er niets meer aan te veranderen. De Wethouder heeft
het er ook over gehad, dat het niet mogelijk is woningen
te realiseren met een huur van f 8,a f 10,Dat
lijkt me ook werkelijk zeer moeilijk, maar de huurprijs,
die hier voor de goedkopere woningen wordt gevraagd,
is toch wel belangrijk hoger dan elders. De totale
huurprijs zal hier bij de f 16,a f 17,per week lig
gen. Dit maakt natuurlijk een groot verschil met een
huurprijs van f 8,a f 10,maar zou er toch niet een
goed bewoonbare woning van f 12,a f 12,50 per week
te fabriceren zijn? Want goedkope woningen zijn toch
wel van belang. Wij bemerken immers wel, dat de
opschuiving niet zo gemakkelijk gaat. We hebben nog
niets gehooid over het opruimen van krotwoningen. Ik
geloof, dat de opruiming de verkrotting niet of nauwe
lijks kan bijhouden.
Ik wil het hier maar by laten.
De heer Beuving: Ik heb in mijn korte beschouwing
reeds gewezen op de noodzakelijkheid van de bouw
van goede arbeiderswoningen en dat zijn altijd de wo
ningen, die betaalbaar zijn door arbeiders, dus de
woningwetwoningen. Wethouder van der Schaaf juicht
het toe, dat er dit jaar ruim 800 woningen klaar ko
men, maar even later hoor ik van Wethouder Pols van
Huisvesting, dat we ons daar niet zoveel van moeten
voorstellen en dat er dit jaar slechts bijna 200 nieuwe
woningen op het programma staan. Als een deel van
het nu toegewezen woningvolume reeds het vorige jaar
is opgesoupeerd, dan is het toch zaak, dat de nu toe
gewezen woningwetwoningen dit jaar alle worden ge
bouwd. (De heer Pols (weth.): Dat krijg je nooit in
één jaar klaar.) Volgens de heer De Jong is er eigen
lijk geen woningbehoefte meer. Volgens hem moet er
ook plaats zijn voor goedkope woningen en is er in de
sector premiebouw vooruitgang t.a.v. de opheffing van
de woningellende te constateren. Het vorig jaar bleek
uit de discussies, dat van de ruim 3000 woningzoeken
den, die op Huisvesting geregistreerd zijn, 70 een
inkomen geniet van f 70,tot f 75,per week. En
in dat verband zou ik U toch de vraag willen stellen:
Zijn die mensen geholpen met premiebouw of met
woningwetwoningen
Dan wil ik in het bijzonder wijzen op de krotoprui
ming, dus op de sanering van de oude wijken. De men
sen, die dergelijke krotten verlaten, zijn toch ook in
de eerste plaats aangewezen op de woningwetbouw. Ik
ondersteun dan ook met blijdschap de motie van de
heer Spiekhout. Ik wil niet de politieke opmerking
plaatsen, dat hier sprake is van een verkiezingsstunt;
mij werd, als ik namens mijn partij in de Gemeente
raad het woord voerde, ook altijd voor de voeten ge
gooid, dat ik er politieke munt uit wil slaan. Maar
wanneer de Regering bewust, zoals ik ook heb aange
toond in mijn beschouwing, er op aanstuurt om van de
subsidiëring van de woningbouw af te komen, dan is
dat voor mij een reden te meer de hier ter tafel ge
brachte motie te ondersteunen, niet omdat ik er poli
tiek voordeel in zie, maar omdat ik meen, dat het be
hoefte-element in onze gemeente, wat betreft de wo
ningwetbouw, hier een rol speelt.
De Voorzitter: Ik geloof, dat ik goed doe even met
U te praten over de gang van zaken. Het is nu zes
minuten over elf en ik had mij aanvankelijk voorge
steld deze algemene beschouwingen voorzover ze
dan werkelijk algemeen zijn, want bij de hoofdstukken
krijgen we ook stukjes algemene beschouwingen
vanavond af te maken met inbegrip van de beslissing
over deze motie. Nu weet ik eigenlijk niet, of die ge
dachte realiseerbaar is en ik zou eigenlijk willen voor
stellen, dat de Raad dit zelf tenslotte is het een
vergadering van de Raad ook maar moet weten,
Ik zou U dus willen vragenHoe denkt U erover Ik
heb toch wel, gegeven de tijd die ook van de Raads-1
leden gevraagd wordt om deze zaak te behandelen, de
indruk, dat het ook de Raad zelf welgevallig zal ijn I
om deze begrotingsbehandeling morgen te beëindigen.
En als we dus rekenen, dat U morgenmiddag en mor-
genavond opnieuw vergadert in een periode van zoveel
uur, dan ben ik een beetje bang, met het oog op de
gang van zaken van vandaag, dat deze twee dagen niet
genoeg zullen zijn. Ik heb dus voor mij de indruk, lat
het verstandig is om nu wel even door te gaan, maar
nogmaals, ik wil het graag verder aan de Raad over
laten. Ik hoor stemmen om tot twaalf uur door te
gaan; het is mij natuurlijk best, ook al gaat U veel lan
ger door, maar het is maar: wat wilt U in deze doen?
Als U zegt: tot twaalf uur doorgaan, laten we dit dan
doen, maar ik zou dus wel aan de Raad willen voor
stellen om te trachten morgenavond tot een einde te
komen. Kunnen we dit zo samen afspreken, dan gaan
we nu voorlopig door en dan geloof ik, dat de Secreta
ris maar even opdracht moet geven om hier koffie te
laten komen ter besparing van tijd.
De heer Bosgraaf: Het was niet mijn bedoeling an
de algemene beschouwingen deel te nemen, maar de
motie-Spiekhout geeft toch wel aanleiding tot het ma
ken van een paar opmerkingen. De heer Spiekhout
heeft in zijn motie en de toelichting daarop enkele
dingen gesteld, maar naar mijn mening heeft hij niets
bewezen. Hij heeft o.a. gesteld, dat er voor de beter
gesitueerden geen woningprobleem meer bestaat. Ik
ben dat niet met hem eens. Ik meen, dat er nog wel
degelijk een woningprobleem ook voor deze mensen
bestaat. Dit mag wel blijken uit de prijzen van de
riantere woningen, want deze (ik spreek nu over de
woningen, die in de handel zijn, de bestaande woningen
dus, niet over nieuwbouw) zijn juist de laatste twee
jaren enorm gestegen. En deze enorme stijging wordt
in genen dele gerechtvaardigd door de ontwaarding \an
de gulden. M.i. wijst dit op een tekort ook in deze
sector en voor de woningen van de middenklasse zou
ik hetzelfde kunnen zeggen. Ook hiervoor wordt meer
betaald dan de woningen eigenlijk waard zijn. Ik moet
dus wel tot de conclusie komen, dat er in alle sectoren
een tekort is, niet alleen in de sector, waarover hier
vanmiddag en vanavond steeds gesproken werd, maar
ook in de sector van de betere woningen. Daarom zou
ik de stellingen die de heer Spiekhout hier naar voren
heeft gebracht, eigenlijk wel meer bewezen willen zien,
voordat wij ons achter deze motie zullen stellen. Op
dit moment heb ik eigenlijk helemaal geen behoefte
aan deze motie en ik zou me overigens, om mijn betoog
kort te houden, volledig bij de heer De Jong willen aan
sluiten, vooral bij wat hij omtrent dit punt heeft gezegd.
De heer Ytsma: Ik zou in de eerste plaats wel willen
ingaan op een paar opmerkingen die zijn gemaakt over
het betrekken van de politiek en in het bijzonder van
de landspolitiek bij de besprekingen in deze Raad. Ik
kan mij eigenlijk niet voorstellen, dat enkele fractie
voorzitters dat niet juist vinden, omdat ik in de eerste
plaats meen, dat de landspolitiek toch wel erg nauw
betrokken is bij de politiek die wij hier in de gemeente
kunnen voeren. Ik meen, dat de politiek zelf er ook
niet zonder kan. En waarom zouden we hier in deze
Raad zonder politiek moeten trachten de belangen van
de burgerij te behartigen? Wij doen dat uit de visie
van verschillende politieke standpunten en ik geloof,
dat dat hier in deze Raad zeker wel naar voren mag
komen. Ik begrijp dan ook de opmerkingen niet, al
weet ik wel, dat er een bepaalde vrees bestaat om de
landspolitiek bij de onderwerpen van bespreking in de
35
emeenteraad te betrekken. Ik mag echter wel zeg
en. dat wij van onze kant, ook toen wij zitting hadden
i de landsregering, dat nooit hebben gevreesd en zo'n
ppmerking nimmer hebben gemaakt.
De heer K. J. de Jong heeft als pluspunt van deze
egering genoemd hij zal nu misschien wel meer
pluspunten kunnen noemen, veronderstel ik het voor-
Zimmgsniveau en hij heeft met enkele cijfers de vooruit
gang daarvan aangetoond. Nu wil ik die cijfers niet
Aanvechten, maar ik ben toch wel van mening, dat de
hi De Jong daar wel iets aan had moeten toevoegen.
j menen, dat de categorie die hij genoemd heeft,
toch wel een belangrijke achterstand had en dat eigen-
li leze cijfers niets anders betekenen dan het inhalen
v de achterstand, ontstaan door de Korea-kwestie en
d> bestedingsbeperking, en ik geloof, dat die achter-
tand ingehaald is ondanks de politiek van deze re
gering. Ik wilde dat toch wel graag even opmerken,
k veronderstel niet, dat in de cijfers, die de heer De
Jong genoemd heeft, ook de salarissen van de direc-
t i en en de commissarissen van N.V.'s begrepen wa-
dat zal de cijfers ook wel heel gunstig beïnvloeden.
Ik geloof niet, dat we, als we die wél in aanmerking
ta nen, tot een verdeling komen, die we eigenlijk
[moeten hebben. Hoe deze cijfers er echter ook voor
st in, wij zijn toch wel zeer verontrust over de huidige
1 onpolitiek. Ik geloof, dat wij kunnen zeggen, dat de
g ide loonpolitiek voor de arbeidersbevolking toch wel
min of meer begrijpelijk was. De vrije loonpolitiek wordt
e. -olijk alleen maar door enkele geleerden in de we
it. begrepen en deze kunnen wij niet meer aan de ar
beiders „verkopen". Ik geloof trouwens, dat de vrije
loonpolitiek, waarover wij op het ogenblik spreken,
v i een bankroet staat. Hoe kan deze regering menen,
d:u wij die in theorie nog kunnen handhaven? De
praktijk wijst wel anders uit. Wij maken ons dit wil
ik toch wel zeggen ernstig ongerust over de verde-
lii van het nationaal vermogen en van de welvaart,
dii wij dan, naar het heet, hier in Nederland hebben.
hebben hier een grote categorie de heer Beuving
lit i die zonet zeer terecht genoemd n.l. van 70
a ->0 die minder verdient dan netto f 70,en dat is
juist de categorie, waarover wij ons ernstig ongerust
maken en het moet uitgesproken die categorie zijn,
geloof ik, waarvan de heer Van der Veen zegt, dat
deze mensen toch eigenlijk de kostprijs als huurprijs
ai sten betalen. Dat is echter een opmerking, waaraan
;je niets hebt. Ik geloof, dat de heer Van der Veen moet
aangeven, hoe deze mensen een reële huur zouden
nm ten kunnen betalen. Dat is juist de categorie ik
w hier wel even politiek bedrijven waarvoor de
V Y D. in het geheel geen oog heeft. Als ik zie, hoe
nu n op het ogenblik de differentiatie toepast de
kleine minder verhoging dan de grote dan geloof
1 ik, dat het wel zeer inconsequent is, om te zeggen:
Deze mensen moesten eigenlijk hun huur kunnen be-
t den. Zij zijn er niet toe in staat. Ik geloof, dat ik voor
onze partij geen propaganda behoef te maken door te
zeggen: Wij hebben altijd voor deze categorie op de
bres gestaan en wij zullen dat ook blijven doen.
Het was voor mij wel een bijzonder groot genoegen
I een artikel van Dr. Hoefnagel te lezen, geen partij-
I genoot van mij, maar een partijgenoot van de fractie
an de heer Kamstra. De heer Hoefnagel zegt daarin:
Het is wel onbegrijpelijk, dat de arbeiders met deze
verdeling van het nationaal inkomen nog genoegen
nemen; het is mij onbegrijpelijk, dat dit nog mogelijk
ik vind dat on-sociaal en ik vind dat on-christelijk".
Dn woorden kunnen wij van harte onderschrijven en ik
geloof ook, dat onze loonpolitiek wel tot uitdrukking
komt in de motie-Spiekhout, waarin er wel niet veel
van gezegd wordt, maar waarin wij stellen, dat de ten-
(lens van deze regering om het aantal woningwet
woningen te verminderen, ons ernstig ongerust maakt.
Als men op het ogenblik zegt: De situatie in Leeuwar
den is niet zo slecht, dan wil ik dat wel onderschrijven,
maar ik geloof, dat onze motie ook alleen maar ingaat
tegen de tendens van de Regering, die het aantal wo
ningwetwoningen denkt te verminderen. Daar maken wij
ons ernstig bezorgd over. De categorie mensen, die
vroeger wel hun huur konden betalen, maar dit nu niet
meer kunnen, ligt ons wel na aan het hart.
Het was mijn bedoeling ook nog iets te zeggen over
de salarispolitiek, omdat hier ons gemeentepersoneel
wel heel nauw bij betrokken is, maar ik wil dat nu maar
bij het betreffende hoofdstuk doen.
De heer KeuningIk heb één ding niet helemaal
begrepen en dat is, dat de heer De Jong enerzijds zo'n
groot voorstander is van een continuïteit met planning
bij de grote woningbouw en anderzijds naar een verdere
vrije woningbouw wil, waar dus bouw van kleine huizen
hoegenaamd niet plaats vindt. De heer Van der Veen
heeft gezegd, dat naar zijn mening die kleine bouw
helemaal geen effect sorteert. Ik geloof, dat de heren
Van der Veen en De Jong dat verder maar moeten
uitvechten. Maar een andere zaak is, dat, naar mijn
mening, een continuïteit met planning slechts dan mo
gelijk is, wanneer deze berust op een ruimere toewij
zing in de gesubsidieerde sector van de woningwet- en
premiebouw. En wanneer men daarbij aanhaalt het
statistisch woningtekort, dan zou ik slechts willen op
merken, dat dat het meest bestreden statistisch gegeven
is, dat ik ken. De Wethouder spreekt ook in zijn ant
woord in eerste instantie telkens over de mogelijk
heden onder de gegeven omstandigheden, waarmee hij
dus m.i. beslist niet heeft willen zeggen, dat de woning
bouw in Leeuwarden in de volkswoningsector vol
doende wordt.
Ik wil nog even een opmerking maken over het punt
van de opschuiving. Het wordt dus naar de mening van
de betreffende sprekers een fout geacht, dat mensen
in de gesubsidieerde woningen blijven wonen, die mis
schien ook wel een andere woning zouden kunnen be
trekken. In dit opzicht zouden wij natuurlijk wel kun
nen stellen, dat blijkbaar blijkens de wet van vraag en
aanbod het in de praktijk een fictie is, dat deze be
trokkenen in staat zijn om een hogere huur te betalen.
Ik zou het zo kunnen stellen: De bouwprijzen zijn ge
stegen en deze stijging wordt naar mijn mening juist
sterk beïnvloed door het stimuleren van de bouw in de
vrije sector en. zoals het meermalen hier al gezegd is,
de tendens tot afremming van de gesubsidieerde sector.
Dat betekent dus, dat des temeer mensen eventueel ge
dwongen zouden kunnen worden om woningen boven
hun kracht te kopen. Op de reële markt van vraag en
aanbod van woningen ook dat is al gezegd be
staat juist grote vraag, ook hier in Leeuwarden, naar
die woningen, die uitsluitend gebouwd kunnen worden
met het nodige subsidie, hetzij in de woningwetsector,
hetzij in de premiesector, en dan nog liever in de wo
ningwetsector dan in de premiesector, omdat daarvan
de huren nog iets draaglijker zijn. En dan kan ik mij
ternauwernood voorstellen, dat men een voorstander is
van het loslaten van dit stelsel van subsidiëring. Inte
gendeel, ik meen, dat aan de grote vraag naar dit soort
van woningen uitsluitend kan worden voldaan door een
vergroting van deze contingenten.
Ik wil ook nog even van mijn kant iets zeggen over
de opmerking, dat hier gewerkt zou zijn met een of
andere verkiezingsstunt. Ik geloof in tegendeel, dat het
juist de gemeenten zijn, die de lasten dragen van de
vermindering van de gesubsidieerde sector en ik geloof,
dat het ook juist is, dat van de zijde van de gemeen
ten en ik zou willen, dat het niet alleen vanuit onze
gemeente gebeurde, maar vanuit alle gemeenten in Ne
derland een aandrang kwam tot een vergroting juist
van de contingenten in de gesubsidieerde sectoren.
Wanneer de heer Kamstra dan zegt: De Kamer heeft
in meerderheid niet dit stootje nodig van b.v. de ge
meente Leeuwarden, dan zou ik kunnen zeggen, dat de
Kamer inderdaad heus niet alleen van de zijde van mijn
partij een duw in die richting heeft gekregen, maar dat
het klaarblijkelijk toch wel nodig is, dat de Regering nog
eens extra in deze richting wordt geduwd. Ik meen dan
ook, dat juist van onderop, dus van de zijde van de
gemeenten, die met dit woningbouwbeleid moeten wer
ken, een dergelijke duw moet komen.
De heer Heidinga: Ik acht het toch wel noodzake
lijk om tegenover al de stemmen die nu van de over
kant klinken, iets te zeggen. De heer Ytsma zegt: Er
zijn verschillende categorieën van onze bevolking die
een behoorlijke achterstand hadden en hij is er erg
blij om, dat heeft hij letterlijk gezegd dat die
onder deze Regering is ingehaald. (De heer J. de Jong: