56 zal dat ook niet verwachten. Het is hier bij vroegere gelegenheden vanuit de Raad zelf bij herhaling gedaan. De gedachte, dat tegen nucleaire wapenen in het ge heel niets te doen zou zijn, wordt door mij niet gedeeld. Ik sta op het standpunt, dat wat er tegen te doen zal zijn dat wil zeggen wat er te doen zal zijn aan be scherming tegen de uitwerking van dergelijke wa penen niet nagelaten behoort te worden. Zo lang men dat nagelaten heeft, is men in zijn beleid niet ver antwoord. En bij de huidige stand van de opvattingen omtrent deze zaken is er, mits men een bepaalde af stand van de ontploffingen weet te scheppen en zich een bepaalde bescherming tegen de uitwerking van die ontploffingen weet te geven, wel degelijk tot op zekere hoogte een bescherming mogelijk. En alles wat mo gelijk is in dit opzicht moet naar onze mening gebeu ren. Of hier, bij de veronderstelling van de heer Klijn- stra, de tijd zal zijn om te evacueren, is iets wat uit de aard van de zaak zal moeten worden afgewacht. Vermoedelijk zal dat is in het verleden ook altijd zo geweest een verscherping van de internationale ver houdingen die tenslotte tot een oorlog voert, vooraf gedurende een zekere tijd toch wel waarneembaar zijn. Er is nog nooit, althans in de moderne tijd niet, een oorlog zo plotseling uitgebroken, dat niet van te bekend zou zijn, dat de agressor maatregelen nam voor zijn agressie. (De heer Kaïnstra: De laatste oorlog] mijnheer de Voorzitter!) Ook de laatste oorlog niet] die was wel degelijk bij degenen die de ogen open had den, vooruit bekend. Dat wil zeggen de maatregelen waren vooruit bekend. De heer Klijnstra zegt, dat de B.B. eigenlijk nieïj zo veel heeft te doen. In mijn woorden van zo pas ligt al besloten, dat buiten een eigenlijk gebied van enorme verwoestingen een bijzonder grote taak overblijft. Ove rigens blijft er, wanneer wij afzien van de veronder stelling van een oorlog met nucleaire wapenen, dus bij[ de veronderstelling van een oorlog met z.g. conven tionele wapenen, voor de B.B. een nog veel grotere taak over. Ik geloof, dat ik hiermee wel kan volstaan. Volgno. 116 wordt onveranderd vastgesteld, met aa tekening, dat de heer Beuving tegen is. De Voorzitter: Het is nu 20 voor zes. Laten we i de vergadering schorsen tot half acht. Dan sluit ik hiermee de vergadering. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. Volgno. 124. Onderhoud der lantaarns en verdere kos ten der verlichting f 373.425, De heer Hoekstra: Over het algemeen is er een |>uit 'ngewoon goede vooruitgang van de verlichting. bezwaar van de verlichting is evenwel de gewen ning' er aan, zodat het moeilijk is dan plotseling de Buis ernis in te treden. Deze noodzaak doet zich voor op de Spanjaardslaan, waar bovendien in de zomer de poi n het zeer bedenkelijk duister maken. Het is toch aanbevelenswaardig om deze laan, wat de ver lichting betreft, nog eens te controleren. De boomwor tels bederven de trottoirranden het trottoir zelf is •ouwens ook niet in een buitengewoon gunstige con- gtie zodat oude mensen die daar vrij veel wonen, makkelijk over deze struikelblokken kunnen vallen, 'ooral omdat het daar zo donker is. Ik zou U dus graag fillen vragen, dat stukje Spanjaardslaan nog eens in w aandacht te betrekken. Even bescheiden is mijn verzoek, om de drie buiten- ewoon fraaie naast elkaar staande panden, die wij in [de Sint Jacobsstraat dank zij U en Uw College en dank ;ij de Hendrick de Keijzerstichting, hebben gekregen, 's avonds extra te verlichten. Ik geloof, dat het de ■oeite waard is, dat de Gemeente aan de overzijde een lichtbron aanbrengt, zodat het publiek ook 's avonds fan deze fraaie gevels kan genieten. De heer Pols (weth.)Ik wil graag trachten de heer Hoekstra te antwoorden, hoewel ik het gevoel heb: Is het nu wel juist, dat ik die vraag beantwoord en was het eigenlijk niet beter, dat de Wethouder van Financiën dat deed. Uiteindelijk is de Gemeente een heel goede klant van ons bedrijf en hoe meer geld de Gemeente er in wil stoppen, hoe meer wij nog willen leveren. Zo bezien, is hier sprake van een typische fi- guui Ik ben het echter met de heer Hoekstra wel eens, dat nog in heel veel straten en lanen wat meer licht zou moeten komen en wat dan het urgentst is, dat willen wij dan ook graag het eerst doen. Ik wil wel toezeg gen dat wij het bedrijf er nog eens op zullen attenderen, dat het daar in de Spanjaardslaan zo donker is, maar ik zou natuurlijk ook wel andere plaatsen in de stad kunnen aanwijzen, waar het absoluut niet beter is. Wij gaan dit zo geleidelijk aan verbeteren en ik wil U wel zeggen, dat het College nog graag veel meer in één jaar tot stand zou willen brengen, maar het zijn de financiën, die dit keren. Dat ook bij het College de wil wel leeft, blijkt wel hieruit, dat wij op het ogenblik een plan in bewerking hebben om nu werkelijk eens een inzicht te krijgen wat het gaat kosten om de verlich ting van de gehele stad te verbeteren en van de wijze waarop dit tot stand moet worden gebracht. Ik wil wel toezeggen ik herhaal het dat wij de Span jaardslaan wel eens in het bijzonder zullen bekijken, maar ik zeg er nog eens bij, dat verbetering op een andere plaats nog veel urgenter kan zijn. Wat de verlichting van de geveltjes in de Sint Ja cobsstraat betreft, ik wil U wel toezeggen, dat ik die kwestie graag eens in het College wil bespreken. Volgno. 124 wordt onveranderd vastgesteld. Hoofdstuk IV. Algemeen. De heer Spiekhout: Ik heb het vorige jaar iets ge zegd over de wenselijkheid van een gezondheidsplan en toen is door U gezegd, dat het College dit zou bekijken. Men had toen zo oppervlakkig gezien het gevoel, dat daar wel wat in zou kunnen zitten. Ik heb nu dus weer gevraagd, of men zich daarop bezonnen had en ik heb als antwoord gekregen, dat de zaak het College tot dusver te vaag was voorgekomen. Nu zou ik natuurlijk kunnen vragen: Wat denkt het College er aan te doen om dat „tot dusver" op te heffen, maar ik begrijp aan de andere kant ook wel, dat men misschien van mij verwacht, dat ik daar wat naders van zeg. Er is nog wel niet veel praktijk met het werken via een gezond heidsplan, maar er zijn toch wel een paar punten te 57 noemen, die daarbij betrokken zouden moeten worden. Ik zie hier als basis een drievoudige taak. Men kan het gezondheidsplan vergelijken met een uitbreidingsplan; dat stelt het kader, waarin de bebouwing en de bewo ning van een bepaalde wijk zich uiteindelijk zullen vol trekken. Zo is het ook met een gezondheidsplan. Bin nen een soort raamwerk dat is punt 1 zou ge pland moeten worden, hoe de gezondheidszorg zich in onze gemeente moet ontwikkelen. Dat houdt in dat is het tweede punt een voorafgaande inventarisatie zowel naar kwantiteit als naar kwaliteit van de voor zieningen op medisch gebied. Dat houdt dus ook in het vaststellen van de lacunes, waar nog in voorzien moet worden en nu kom ik op het derde punt: het op stellen van een werkschema, een prioriteitenschema. Het zou ook kunnen leiden tot het geven van adviezen over een doelmatige coördinatie op bepaalde terreinen, kortom, dan wordt het eigenlijke plan opgesteld. Langs die drie lijnen, geloof ik, zal men de gedachte van zo'n gezondheidsplan moeten ontwikkelen, maar ik geef toe, dat er nog wel enige hersenarbeid nodig is, voor en aleer zo iets tot stand zal zijn gebracht en dat dit ook vrij veel tijd van de betrokkenen zal vergen. Toch geloof ik, dat het nuttig zou zijn, als men ook wat betreft de medische- en gezondheidszorg, iets meer aan planning en vooruitzien deed en dat men dus ook bij het nemen van concrete beslissingen op onderdelen, een onderdeel ingepast weet in een bepaald plan. Ik geloof, dat dit het enige punt is, dat ik algemeen zou kunnen noemen, want ik neem aan, dat U de kwestie van de fluoridering eerder bij een bepaald punt wilt onderbrengen, hoewel het ook algemene aspecten heeft. De Voorzitter: Ik wil dat graag aan de Raad over laten. Of het nü gebeurt of op een later ogenblik in de avond, dat maakt helemaal geen verschil. De heer Spiekhout: Het zou bij „Waterleiding" kun nen; daar is het ook ondergebracht in het sectieverslag, heb ik gezien, maar ik wil het hier ook wel aan de orde stellen. De Voorzitter: Ik zou zeggen: Brandt U maar los. (Gelach) (Stemmen: Spuiten!) De heer Spiekhout: Dat branden zal dan inderdaad meer spuiten moeten zijn, want het gaat hier over drinkwater. De kwestie van de fluoridering is voor mg in de eerste plaats aanleiding geweest om ook in de sectie te vragen naar de mogelijkheden die de Raad heeft, op beslissingen van de aandeelhoudersvergadering van de I.W.G.L. invloed uit te oefenen. Uiteraard is het mij bekend, dat we één of twee ik weet het aantal niet precies meer vertegenwoordigers aanwijzen in die vergadering en ik weet niet, in hoeverre wij verder invloed kunnen uitoefenen. Wij zullen hun, denk ik, wel niet een bindend mandaat kunnen meegeven over bepaalde punten, maar misschien kunt U dat nog iets nader toelichten. Als dat niet zo zou zijn, zou de Raad alleen invloed kunnen uitoefenen door een bepaalde mening uit te spreken en dan aan te nemen meestal zal dat ook uitkomen dat een vertegenwoordiger daar toch rekening mee houdt. En zou hij dat niet doen, dan zou de Raad bij de verkiezing van nieuwe verte genwoordigers daar rekening mee moeten houden, als het punt althans belangrijk genoeg is om daar die con sequenties aan te verbinden. Uw antwoord op de sectie- vragen is mij dus niet voldoende duidelijk. Ik zou graag willen weten, hoe ver onze invloed in dezen precies gaat en misschien kunt U dat nog wat nader toelichten. Toch lijkt het me goed, hoe dan ook formeel de invloed van de Raad moge zijn, om onze mening over de kwestie van de fluoridering van het drinkwater in onze gemeente hier te formuleren. Ik geloof, dat er aan dit probleem drie aspecten zijn te onderscheiden: een medisch, een principieel en dan ook nog een technisch. Laat mij maar met het tech nische aspect beginnen, want dat lijkt mij het minst bestredene, het gemakkelijkste en ook het eenvoudigste. Een en ander zal natuurlijk wel enige moeite kosten en het moet even georganiseerd worden. Vooral ook wat de controle betreft, vereist dat enige organisatie, maar I

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 29