EBUBËSSE 68 ook niet zo geweldig veel bezwaar tegen hebben. Maar weest U onbezorgd, met het middel tegen reuma is men al vrij ver. Het kan echter waarschijnlijk niet met wa ter toegediend worden. Om aan te tonen, dat de me dische eenheid van opvatting in deze in Nederland wel gevormd is, heb ik nog een brief meegenomen het voert te ver om die voor te lezen die door de Maat schappij tot Bevordering van de Tandheelkunde, de top- organisatie van de tandartsen dus, waarbij zich Prof. Muntendam aansloot, aan alle tandartsen is rondge stuurd. Prof. Muntendam herhaalde met nadruk, dat alle nationale en internationale tot oordelen bevoegden met klem de fluoridering van drinkwater aanraden. Op grond van een U nu bekend betoog, waarvan voor lezing mij wéér te veel tijd kost, maar dat ik zonet al heb gehouden, komt Prof. Muntendam tot zijn con clusie door te stellen, dat het onverantwoord is in het algemeen belang een preventie na te laten, die in zo belangrijke mate het optreden van een volksziekte kan voorkomen. Wanneer dus op deze wijze door de Direc teur-Generaal van de Volksgezondheid wordt gesproken en dit woord ligt naast juist geredigeerde correcte we tenschappelijke artikelen, dan begrijpt U wel, dat ik, on danks het pessimisme dat bij mij hier opkomt, tóch in deze optimist blijf, omdat ik er zeker van ben, dat in de toekomst de toevoeging van dit heilzame fluor, ondanks de kosten en moeiten voor Uwe technici, (waartegenover dus de besparing staat van de kosten en moeiten van de tandartsen en van de schooltand- verzorging envan de onbeschrijflijke pijn) er in de toekomst tóch zal komen! U, mijnheer de Voorzitter, sprak over het bezwaar van hen, die tegen het gebruik van gefluorideerd drink water zijn. Het is mogelijk om filters aan te brengen voor de waterleiding van de betreffende bewoners. Dat zou dan veel geld kosten, maai men moet toch ook iets voor de mensheid over hebben. En als het dan om een principe gaat, laat men dan eens f 25,op tafel leggen voor zo'n filter; dan is men tenminste van zijn schuld gevoel af. Een kleine meerderheid laten we maar zeggen 60 pet. van de bevolking kan dan zonder kiespijn rondlopen. En U en hun wens ik dan hoge tandartsenrekeningen toe. (Gelach) De heer Spiekhout vraagt het woord. De Voorzitter: Mijnheer Spiekhout, als ik van U nog een heel betoog krijg en ook van een aantal andere raadsleden, dan zal ik van mijn kant toch ook wel ge noodzaakt zijn om iets te zeggen. Als we nu afspra ken, dat ieder één minuut spreekt, want wij moeten tenslotte met deze begroting klaar. De heer Spiekhout: Ik heb heel wat punten door gestreept, omdat mijn mede-indiener van deze motie die al heeft behandeld. Er blijft dus inderdaad niet zo vreselijk veel over. Maar toch zou ik over deze ern stige zaak, die we ook dienovereenkomstig behande len, graag hier nog wat willen zeggen. U kunt het beslist niet aanduiden als een storm in een glas water, geloof ik, en daarom heb ik toch wel behoefte om een enkel punt te noemen. Ik wil graag ingaan op wat de heer Boomgaardt ge zegd heeft; die heeft wel erg zwaar geladen gesproken. „Dit kan alleen in een dictatoriale staat", in die geest heeft hij het een en ander gezegd. Hij heeft ook be toogd, dat er in de commissie die fluoridering propa geert, te veel medische mensen zitten en te weinig po litieke en andere elementen naar voren komen. Ach, ik weet dat niet. In de commissie zit ook een zekere heer Smallenbroek die de heer Boomgaardt toch ook wel als politicus bekend is, naar ik aanneem. Die deelt dus zijn principiële bezwaren blijkbaar niet. Ik heb tenminste niet gehoord, dat hij zich teruggetrokken heeft, maar als dat wel zo is, dan hoor ik dat nog wel. Het is nu eenmaal nodig om te leven met het com promis. Ik heb ook wel eens principiële bezwaren tegen het tot mij nemen van schadelijke stoffen, welker scha delijke uitwerking ik toch moet ondergaan. Ik denk al leen maar aan de schadelijke invloed van de radio-ac tieve besmetting, die we geleidelijk aan allemaal onder gaan. Daarom heb ik principiële bezwaren tegen de atoombomproeven. Ik verwacht dus van de heren Boomgaardt en de zijnen steun te krijgen als wij ons daar principieel tegen verklaren, want als principieel tegenstander van het opnemen van radio-activiteit word ik desalnietemin gedwongen het te ondergaan. De andere door de Voorzitter genoemde vormen van toediening van fluoride, zijn allemaal veel minder dege lijk onderzocht dan de fluoridering door middel an drinkwater, heeft de heer Hoekstra al gezegd ik behoef daar dus niet meer over te praten. De V0017.it- ter voorziet moeilijkheden voor de industrie die w.' ter indampt. Een industrie dampt natuurlijk geen watt in voor haar plezier, voegt het dus niet toe; die da pt overtollig water in van bepaalde vruchtensap] en, melk enz. en een enkele zal misschien eerst een oplos sing moeten maken, maar dat is een zo grote uitzon dering, dat daar wel een voorziening voor is te tref ten. Het is technisch moeilijk, zegt U. Misschien is <lat wel zo, maar dit probleem zal met de moderne tech nische apparatuur van dosering die we hebben, met enige inspanning bepaald op te lossen zijn. We mo n dat beslist niet overdrijven; onoplosbaar is het vr; ig- stuk bepaald niet. U hebt nog niet gezegd, mijnhee Ie Voorzitter, hoe formeel de invloed van de Raad jiier precies is en hoe de verhouding tussen Raad en veite- genwoordiging van de Gemeente in de aandeelhoud< rs- vergadering is; misschien kunt U dat alsnog even doen. De heer De Jong, mijn buurman, heeft gezegd, dat hij nog wel met enkele aarzelingen zit, dat hij dit niet in een hiep-hiep-hoera-stemming bekijkt. Dat kar al heeft dan ons Partijcongres zich uitgesproken voor fluoridering. Bij onze partij bltfft het mogelijk daar toch nog anders over te denken. Ik hoop echter, dat hij nu goed geluisterd heeft naar de verschillende je togen, dat zijn mening zich onderwijl heeft gevormd en om daarmee dan ook maar te eindigen ik hoop toch wel, dat men in het belang dus van wat Dr. Hc k- stra zo uitvoerig heeft betoogd, deze motie hier zal aannemen en dat dat dan ook verder invloed zal heb ben. Ik hoop, dat de Raad zich zal aansluiten bij de beslissing, die ook b.v. de Raad van Smallingerland genomen heeft; deze heeft zich ook uitgesproken voor fluoridering van het drinkwater. De heer Engels: De heer Hoekstra heeft een stort vloed van woorden op ons losgelaten; we hebben alle maal zo'n beetje ons pilletje en ons poeiertje gekregen, misschien zelfs een overdosering hier en daar. Hij is er in geslaagd verband te leggen tussen de „mystei in van cariës" en de gemeentelijke autonomie; spijtig, dat het mij op dat moment even ontgaan is. Ik moet U zeggen, dat die stortvloed van woorden voor mij niets heeft kunnen afdoen aan het uitstekende betoog, rat de Voorzitter zelf gehouden heeft voor de pauze, een betoog, dat mij er in ieder geval van overtuigd heeft, dat het zeer onverstandig zou zijn op dit moment ls Raad hier een uitspraak te doen. Ik moet U zeggen, dat ik duidelijker het verschil heb leren zien lu. :i de toevoeging aan het water van een profylacticum r die van opbouwstoffen die in het water noodzakc jk aanwezig moeten zijn voor het menselijk lichaam. Ik kan mij voorstellen, dat men van overheidswege en ook als bestuur van de Waterleiding zich terdege moet a vragen, of men zonder meer tot toevoeging van de gelijke profylactica tegen gebreken zou kunnen ovl gaan; dat men zich moet realiseren, dat men dan een precedent schept, dat van zeer grote betekenis kan zij Ik ben ook gevoelig voor de complicatie, dat het wat» geleverd wordt aan voedingverwerkende industries, en ik moet tenslotte zeggen, dat ik tegen de motie-oj - zich twee bezwaren heb, die ik in eerste instantie had willen mededelen, maar toen gleed hier iets van de tafel en was ik even van mijn apropos. Ik vind aller eerst, dat men, als men uitgaat van het recht van de minderheid (die principiële bezwaren heeft) om niet gefluorideerd water te krijgen, dat dan ook moet uit spreken in de motie. Ik vind het op de tweede plaats niet verantwoord, niet wetenschappelijk verantwoord ook, in die moti een getal te noemen van 1 milligram. Ik geloof, dat men moet spreken van een zodanige dosering, dat de cariës wordt bestreden. Ik zie n.l. ook dit bezwaar in het experiment dat in Tiel gehouden is: Wanneer men op wetenschappelijke gronden een experiment gaat be ginnen, waarvoor men 15 jaar neemt, dan vind ik het ook wetenschappelijk niet verantwoord, dat na 5 jaar 69 I af te kappen. De heer Hoekstra heeft dat ook zelf ge- I i.teid in de loop van zijn betoog. Men moet dan inder- I dii.id die volle 15 jaar doorwerken om de uiteindelijke I uitaten daarvan te zien. Het zou best kunnen zijn, I dat na 15 jaar gebleken zou zijn, dat in plaats van 1 I milligram Va milligram van deze uiteindelijk giftige I stof voldoende zou zijn geweest. Dat zijn dus twee bezwaren die ik tegen de inhoud I van de motie heb. Voor het overige moet ik U zeggen, mijnheer de V orzitter, dat ik n.a.v. Uw betoog mèt U van mening ben. dat het veel verstandiger ware deze motie in te tn kken en nog even de ontwikkeling van deze dingen af te wachten. De heer Van Balen Walter: Juist het betoog van I de heer Engels noopt mij toch nog een enkel woord te zeggen, dat ik anders niet zou hebben gezegd, n.l. dat ik juist in tegenstelling met deze spreker niet onder i1 indruk van Uw betoog ben gekomen. Dit betoog 1 heeft op mij wel de indruk gemaakt van een kwasi- sluitend betoog, maar naar mijn mening was het dat toch in werkelijkheid niet. U hebt gesproken over water, helder water, wat in dit verband een vaststaand be grip is. Chemisch gesproken is het dat natuurlijk in genen dele. U hebt op een gegeven moment de uitdruk king H.O gebruikt, en inderdaad, wanneer het water leidingbedrijf HoO aan zijn klanten zou leveren, dan v s ik wel onder de indruk van Uw betoog gekomen, i. ar de Waterleiding levert geen H.O. Het begrip „wa ter" is niet een vaststaand begrip. De Waterleiding in Friesland levert zelfs heel verschillend water, al naar gelang de winningsplaats, en dit is dus een reden, waar- men ook principieel met dit geval wat voorzichtig et zijn. Hier zijn eigenlijk geen principes in het spel; dit is alles relatief. Water, zoals wij het drinken, bevat c stoffen, bevat ook fluor, en nu ontgaat mij wer kelijk het principiële bezwaar, in deze zin, dat je aan dat water w e 1 iets mag onttrekken en niet iets toevoegen. In feite is onttrekken niets anders dan ne gatief toevoegen. (De heer Engels: Ik heb niet meer over de principiële kant gesproken.) Ik heb het nu ook niet legen U, mijnheer Engels, ik heb het nu nog over de principiële bezwaren en het principiële betoog van de Voorzitter. Het onttrekken aan water is naar mijn me ning principieel precies hetzelfde als de toevoeging; het ao is positief, het andere is negatief, en ik zie dus eigenlijk werkelijk geen reden, dat men hier principieel zoveel bezwaren tegen kan hebben. En wat ook het '■nschappelijk betoog van U, mijnheer de Voorzitter, betreft, waarin U het dus had over de al of niet schade- ikheid, ik ben van mening, dat de uitspraak van de /.ondheidsraad toch minstens zo gefundeerd is als Uw uitspraak en ook daar ben ik dus niet buitenge woon van onder de indruk gekomen. Ik geloof, dat wjj deze dingen rustig, praktisch, moe ten beschouwen en dat wij onze principes op dit punt rustig in de kast kunnen laten. Hier zijn naar mijn mening geen principes in het spel. De hear Boomgaardt: Ik haw ek al earder sein, dat de foarstanners fan fluoridearring de saek minofto- mear bagatellisearje. Yn it rapport fan de „Gezond heidsraad" stiet: „De conclusie van de commissie van Gezondheidsraad is de volgende: De toevoeging van fluoride aan het drinkwater in een concentratie van 1 op 1.000.000 milligram zal een zeer belangrijke daling van de cariësfrequentie tot gevolg hebben". Ik wol dit der oan tafoegje: As men op in stuit by de Wetterlie- ding stoffen üntlükt oan it wetter, dan giet it om sa suver mooglik wetter to leverjen. En dat is de taek fan de Wetterlieding. Mar as men der ta komt om mei in medysk advys tafoegingen to dwaen, net inkeld om wetter to leverjen, mar om dat to dwaen yn it bilang fan de sounens ik nim oan, dat it yn it bilang fan de sounens is dan leau ik, dat men prinsipieel for- keard stiet en to fier giet. Dat is hwat ik noch sizze woe. De heer Bosgraaf: Ik zal hier nog een enkel woord over zeggen. Ik begrijp niet, hoe de heer Hoekstra hier kan spreken over vrijheid. Ik geloof, dat wij hier meer in het straatje van dwang komen; het is misschien wel vrijheid voor de Raad, maar dan toch dwang voor de inwoners van onze gemeente. Ik had dit van de Partij voor Vrijheid en Democratie toch enigszins anders verwacht. Bovendien dat heb ik al eerder gezegd we zetten de deur open voor allerlei andere praktijken die mogelijkerwijze kunnen komen en die ik volstrekt niet wil aanvaarden. Vooral zou ik verder nog de ge dachte van de heer Engels willen onderstrepen, dat we eigenlijk nog te vroeg zijn om hier een uitspraak te doen, dat we toch wel die 15 jaar, die Tiel dus eigen lijk gesteld had, moeten afwachten, vóór een uitspraak gedaan zou kunnen worden. Ik meen, dat het dus na 5V2 jaar te vroeg is om te oordelen. Men heeft niet de periode afgewacht, die men gesteld heeft om de proefneming tot een goed einde te brengen. Bovendien is wat nu bewezen is slechts bewezen voor kinderen van 1 tot 5 a 6 jaar, maar die kinderen zijn tot 15 jaar nog in hun ontwikkelingsperiode. Ik geloof, dat daar toch wel rekening mee mag worden gehouden. De heer Van der Veen: Ik geloof, dat we hier niet al te lang meer over behoeven te praten. Het gaat dus inderdaad om het artikel water, dat we graag gebrui ken van de best mogelijke samenstelling. Als het nodig is daarvoor stoffen aan de grondstof te onttrekken, dan doen we dat. Als het om die reden nodig is stoffen er aan toe te voegen, dan doen we dat ook. U hebt er al op gewezen, hoe in Rotterdam chloor aan het water toegevoegd wordt, wanneer dat de kwaliteit verbetert. Men moet fluor niet zien als een drankje. Dat is een te simpele wijze van zien. We hebben hier geen ge distilleerd water, we hebben hier niet een zuiver element dat we consumeren, maar we hebben hier een artikel dat een conglomeraat van alle mogelijke sporen van elementen bevat en dat we graag van de best mogelijke samenstelling hebben. Ik geloof, dat wij ons, wanneer wij op dit moment, een beslissing moeten nemen, dan vooral er van bewust moeten zijn, dat, voorzover er uit medisch oogpunt ooit enige zekerheid te krijgen is, die zekerheid op het ogenblik aanwezig is. Het aan gewezen orgaan daarvoor, de Gezondheidsraad, heeft zich duidelijk uitgesproken, de Maatschappij ter bevor dering van de tandheelkunde heeft zich duidelijk uit gesproken, de Minister heeft zich duidelijk uitgespro ken, Prof. Muntendam heeft zich duidelijk uitgespro ken en noch de mening van de heer Engels noch de mening van een van de andere heren, voor zover zij leek zijn, kunnen, wat mij betreft, opwegen tegen deze deskundigen-oordelen. Wanneer wij niet zouden over gaan tot het aanwenden van de invloed die wij hebben, om te bereiken, dat ons water gefluorideerd wordt, dan nemen wij een vrij zware verantwoordelijkheid op ons tegenover onze jongere generatie, omdat wij deze dan doemen tot een ziekte, die wij kunnen voorkomen. Ik geloof, dat iedereen die de vrijheid lief heeft, rekening moet houden met zijn verantwoordelijkheid t.o.v. de ge zondheid van de komende generaties. Des te meer, om dat degene, die bang is zich aan dit koude water te bran den, toch altijd nog de mogelijkheid heeft voor zichzelf via een filterinstallatie een ongewenst element er uit te verwijderen. Deze verantwoordelijkheid hebben wij. En wanneer wij een meerderheid zouden dwingen een door haar noodzakelijk geacht element te missen, dan zouden wij, meen ik, ook dwingelandij uitoefenen. Ik heb mij in mijn algemene beschouwingen op dit punt afgevraagd, of Leeuwarden weer in het achterste gelid zou sukkelen. Wanneer wij deze motie zouden afstem men, is de kans groot, dat wij inderdaad in het achterste gelid terecht komen. Miljoenen mensen in andere we relddelen gebruiken het fluor al lang; in alle mogelijke landen is men hiermee op de hoogte; wetenschappelijk is dit geen probleem meer. In Friesland zijn er ge meenten die graag tot fluoridering zouden willen over gaan; wij hebben in Nederland gemeenten, waarin deze reeds wordt toegepast. Ik zie geen enkele reden, waar om men 15 jaar zou moeten wachten, wanneer men in staat is om na 5 jaar al een oordeel te geven. Ik meen, dat ook de provincie Gelderland besloten heeft om fluoridering toe te passen. Straks zullen wij dus zien, dat we inderdaad de kans lopen achteraan te komen en ik zou dan. als het zo zou moeten zijn, graag willen, dat het niet aan de gemeente Leeuwarden zou liggen. De heer K. J. de Jong: Ik zou graag een korte op merking willen maken en dat is deze. Ik heb de in-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 35