druk, dat deze motie toch bepaald niet met bijv. op een
na algemene stemmen zal worden aangenomen en juist
omdat het hier een motie is, die uiteindelijk een zekere
dwingende houding van de I.W.G.L. t.o.v. de gebruikers
vraagt, zou ik de waarde van deze motie toch wel sterk
in twijfel willen trekken. Wat zegt nu een motie, die
misschien met net iets meer dan 50% van de stemmen
zal worden aangenomen Zouden wij hier allemaal ge
lijk of op een kleine uitzondering na gelijk over den
ken, dan zou het nog iets anders zijn, maar in de hier
bestaande situatie, geloof ik, dat het verstandiger is
om deze motie, nu wij ongeveer weten hoe de stukken
liggen, niet aan te nemen. Juist omdat dit niet een
normaal bestuursgeval is, waarvan men kan zeggen,
dat het aan geen enkele twijfel onderhevig is over
het algemeen denkt men daar gelijk over in het Col
lege juist omdat het een zaak is, waar nog zo weinig
gegevens van bekend zijn, zou ik zeggen: Laten we
deze motie toch in vredesnaam niet aannemen. Laten
ook degenen, die misschien nog in tijfel verkeren, rustig
zeggen: Wij stemmen tegen, juist gezien deze conse
quenties.
Ik herhaal: Wat voor waarde heeft een motie, wan
neer er misschien 52% van de Raad vóór zou zijn. Ik
vind aanneming bij deze verhouding voor zo'n zaak
wel een bedenkelijk iets.
De Voorzitter: U zult mij ten goede houden, dat ik,
ondanks het late uur, nu zoveel raadsleden hierover
gesproken hebben en ook hun bezwaren hebben geop
perd tegen het een of ander van hetgeen ik in eerste
instantie heb gezegd, toch nog een enkel woord zeg. Ik
zal de grootst mogelijke kortheid betrachten.
De heren Van Balen Walter en Van der Veen heb
ben willen betogen, dat hier van een beginsel in het
geheel geen sprake zou zijn. Ik geloof, dat zij dan toch
wel royalistischer zijn dan de koning en fluoralistischer
dan de Gezondheidsraad, waar beide heren zich bij
voorkeur op beroepen als het bij uitstek deskundige
lichaam. Dit erkent zelf het bestaan van ethische, poli
tieke of andere bezwaren, dus van principiële bezwaren.
Ik geloof, dat wij over hun betoog, waarin zij trachten
deze zaken te bagatelliseren, toch eigenlijk kort kun
nen zijn. Een waterleidingbedrijf heeft de plicht om zo
zuiver mogelijk water te leveren, water als drinkwater,
dus zoveel mogelijk toch het ideaal van enkel HaO, che
misch gesproken, te benaderen. En het toevoegen aan
het water van een stof niet om dat water zo zuiver
mogelijk als drinkwater te hebben, maar om met die
stof een profylacticum tegen een bepaalde kwaal aan
de bevolking toe te dienen, is principieel een heel andere
zaak dan het produceren van zo zuiver mogelijk water.
Ik heb toch wel mèt de heer Engels bepaald bezwaar
tegen het goochelen met het begrip „vrijheid" door te
gaan spreken van de vrijheid van de gemeenten. Het
gaat hier niet om de autonomie van de gemeenten, het
gaat hier om de vrijheid van het individu om zelf te
bepalen, of hij dat profylacticum al dan niet wil hebben.
Dat is een heel andere zaak. Ik heb ook bezwaar tegen
de bewering van de heer Hoekstra e.a., ook dan weer
op voet van de Gezondheidsraad, dat nu een grote
meerderheid die fluoridering zou wensen en dat een
achterlijke minderheid, om in de trant van de heer Van
der Veen te spreken, zich daartegen zou verzetten. Geen
sterveling weet er iets van af, hoe hier de getalverhou
dingen liggen. Dat weet de Gezondheidsraad niet, dat
weten de heren, die hier over meerderheid en minderheid
spreken, ook niet, want daar zijn geen peilingen over
gehouden. Er is ook gezegd en dat is weer zo'n
veralgemenisering van de zaakdoor de heer Hoek
stra, dat alle nationale en internationale tot oordelen
bevoegden vóór deze fluoridering zijn. Dat is bepaald
onjuist. Er zijn in ons land wel enkele instanties en
ik geef toe gezaghebbende instanties die hiervóór
zijn, maar het zal ook in ons land blijken, dat zeer
gezaghebbende deskundigen hier zeer bepaald tegen
zijn en in de landen uit het rijtje, waarvan ik heb aan
gewezen, hoe de stand van zaken is, is het geringe
voorkomen van het fluorideren een gevolg van de prin
cipiële, wetenschappelijke, tegenstand van de fluori
dering; dus de deskundigen in die landen zijn daar zeer
ernstig tegen gekant. Ik heb ook bezwaar - - dat wordt
dan een praktische zaak - om dat cijfer van f 0,40
per inwoner en per jaar over te nemen. Dat is al weer
een bagatellisering van de moeilijkheden bij de propa
ganda, want het is een propaganda en anders niet. die
op het ogenblik door het Departement van Sociale Za
ken wordt gevoerd en zelfs met middelen die niet h le-
maal onbedenkelijk zijn. Dat wil ik toch ten aan en
van die brochure nog wel uitdrukkelijk en ook in het
openbaar zeggen. Dit cijfer is ook uit de lucht gegre
pen en dit is, wat de Friese verhoudingen betreft, be
paald veel en veel te laag. Ik heb van mijn kant ge
zegd, dat deze maatregel, ook al vindt men een op
treden tegen de tandcariës nodig, op deze wijze n-
nodig is en ik heb gewezen op de mogelijkheid om dit
via tabletten, dus veel meer geïndividualiseerd, te doen.
Dan kan men de 99% van het water dat niet als
vehiculum van dit vergif behoeft te dienen, ook inder
daad zonder dat vergif laten. Het betoog van de h.ier
Hoekstra tegen deze tablettentoediening moet ik t h
wel ten enenmale onvoldoende achten. Dat komt h er
op neer: de bevolking is met deze tabletten niet ver
trouwd; daar komen ongelukken van. Dan vind ik
dit toch een grote ondei'schatting van de mogelijkh id
en de bevoegdheden van de moeders om hun kinde n
te voeden en hun kinderen die voedingsstoffen mee te
geven, die zij nodig hebben. Ik neem dat bepaald niet
aan. En als wij er van uitgaan, dat dus in plaats van
die fluoridering van het water een andere vorm voor
de hand ligt, zeer wel mogelijk en zelfs principieel veel
meer aanvaardbaar is en ook medisch gesproken, om
dat hier per individu kan worden gewerkt, de voor
keur verdient, dan moet ik zeggen, dat dit betoog .ui
de heer Hoekstra mij bepaald niet overtuigd heeft.
Er is tenslotte mijn vi'aag geweest aan de heren:
Als U uitspreekt, dat dit waterbedrijf deze maatregel
moet nemen, dan ligt het ook op Uw weg om aan te
tonen, hoe degenen die van dit gefluorideerde wa er
niet gediend zijn, aan ongefluorideerd water moeten
komen. Dat is ook volledig onaangetoond gebleven en
men kan niet volstaan met te zeggen: Die minderh id
(al weer die minderheid, maar wie weet, of hier van
een minderheid sprake is) moet er maar iets voor over
hebben om van haar gevoel van tekortkoming af te
komen. Dat is helemaal de zaak niet. Als hier een
principieel bezwaar is, dan heeft die minderheid aan
genomen, dat die minderheid er is dat gevoel niet:
dan ligt het op de weg van de meerderheid om i ie
mindei'heid gelegenheid te geven haar vrijheid te kun
nen uitleven en dan moet de meerderheid die mindt -
heid geen lasten pi"oberen op te leggen. Ook in dat
opzicht is de heer Hoekstra en mèt hem de heer Spiek-
hout volstrekt in gebreke gebleven.
De heer Van der Veen heeft wel even gezegd, dat
het mogelijk is door middel van filterinstallaties het
fluor weer vrij te maken, maar dat is een zaak, die
nog in de verste verte niet voldoende is uitgekiend,
en bovendien, ook al zou dit zo zijn, dan zou dit ook
weer aanmerkelijke kosten meebrengen. Het is wei i'
een zaak, die veralgemeniseerd wordt: het is niet waai',
dat in de provincie Geldei'land besloten is het water
te fluorideren. In één van de waterbedrij'ven in Gelde. -
land is besloten dit bij wijze van pioef te doen en daa
tegenover staat bijv. het Gemeentebestuur van Den
Haag, dat uitdrukkelijk uitgespi'oken heeft, dat het te-
gen deze maatregel is op principiële gronden. Da;
staat verder tegenover het Gemeentebestuur van Delf
dat hetzelfde gedaan heeft en ook dat van Bussun
om maar in ons land te blijven. Deze stemmen hebben
sinds kort geklonken en ik kan U voorspellen, dat in
de toekomst nog in veel sterkere mate en in veel gro
ter aantal dergelijke stemmen zullen klinken. Waai
volgens de heer Hoekstra zelf de oorzaak van de cariës
nog helemaal onbekend is, waar wetenschappelijk nog
volstrekt niet duidelijk tot uitdrukking is gekomen
welke moeite en welke kosten bij een waterbediüjf als
waar het bij ons om gaat, toepassing van een maat
regel als deze meebrengt en welk een enorm bedrag
het zal kosten om degenen die niet van fluoridering
gediend zijn, aan zuiver water te helpen, waar daai
tegenover staat, dat het enorme kostenbedrag op an
dere wijze (en zo'n bedrag niet eens) veel beter voor
ditzelfde doel kan worden besteed, moet ik van
mijn kant U toch stellig blijven ontraden de I.W.G.L.
een motie van deze simpele inhoud die met al deze
moeilijkheden geen rekening houdt, en nog veel min
der daar een oplossing voor geeft, op te dringen.
Ik stel U voor om nu maar heel snel tot stemming
over te gaan.
De Raad gaat daarmee akkoord.
De motie-Spiekhout-Hoekstra wordt verworpen met
24 tegen 12 stemmen. Vóór stemden de heren Boot-
sma, Ir. van Balen Walter, Spiekhout, Mr. Keuning,
Drentje, Tiekstra, Mr. v. d. Veen, Ten Brug, Vellenga,
Dr. Hoekstra, Van der Heijde en Volbeda.
De Voorzitter: Nu stel ik U voor maar met de gi*ootst
mogelijke spoed de begroting verder te behandelen.
Volgno. 162. Waterleiding f 21.630,
De heer Balt: Het heeft niets te maken met fluori
dering, want in het gebied, waar ik over wil spreken,
is geen waterleiding. Ik heb in de secties vragen
gesteld over het gebied, dat wjj van Menaldumadeel
hebben overgenomen, o.a. over de weg, maar ook over
de verlichting en de dienstverlening door de gemeen
telijke bedrijven. Het antwoord daarop is geweest: Die
zaak is in studie in verband met de ontsluiting der
industrieterreinen. De mensen die daar wonen, hebben
veel waardering voor en sommigen zijn zelfs enthou
siast over de uitnodiging die ze onlangs kregen om
als nieuwe burgers van Leeuwarden hier aanwezig te
zijn en ook over de ontvangst die hun hier ten deel
viel, omdat ze altijd door de gemeente Menaldumadeel
zeer stiefmoederlijk zijn behandeld. Nu leeft bij hen
ook de hoop, dat er in de toestand daar wat verbete
ring zal komen. Ik weet wel, het is niet een groot
gebied; er wonen, meen ik, 11 gezinnen, er zijn een
paar bedi'ijven plus kantoren, maar daar de Reini
gingsdienst daar niet komt, behoef ik natuurlijk niet
te vertellen, hoe de toestand daar is. En nu geloof ik
toch niet, dat er een studie voor nodig is om in elk
geval daarin te voorzien.
De Voorzitter: Ik wil de heer Balt toch wel dit ant-
woorden, dat van de kant van het Gemeentebestuur
deze zaak heel snel in onderzoek is genomen, omdat het
Gemeentebestuur van mening is, dat wat hier aan ge
meentelijke voorzieningen kan worden geboden, ook
inderdaad dient te gebeuren. Nu kost dat uit de aard
van de zaak toch wel enige tijd. De aanleg van de
waterleiding om toch maar weer bij dat onderwerp
terug te komen kost niet alleen tijd, dat is ook een
zaak, die een kostenfacet heeft. En nu hebben wij van
de I.W.G.L. pas heel kort geleden bericht gekregen,
hoe het staat met de aansluiting van de woningen aan
de westkant van de bedrijven op Schenkenschans, dus
aan de zuidkant van de Harlingervaart. De woning
aan de noordkant van de Harlingervaart zal zeer waar-
iiijnlijk samen met de voorziening voor het sportter-
rein straks aangesloten kunnen worden. Ik heb uit het
belicht van de I.W.G.L. de indruk gekregen, dat dit
met een aantal woningen aan de zuidkant ook het ge
val zal kunnen zijn, maar ik moet dit op het ogenblik
nog met een zeker voorbehoud zeggen, omdat de zaak
nog nader onderzocht moet woi'den. Hoe dit ook mag
zijn, ik kan de heer Balt toch bepaald wel verzekeren,
dat deze zaak onze sterke aandacht heeft en dat wat
wij in dit opzicht ten aanzien van deze nieuwe ingeze-
nen van onze gemeente in redelijkheid kunnen doen,
ook gebeuren zal. Maar meer kan ik er toch op dit
moment niet van zeggen, omdat de tijd daarvoor te
kort geweest is.
De heer Balt: Dat men daar van de zijde van de
I.W.G.L. is geweest ik vergat het te zeggen
daarvoor zijn de bewoners zelfs zeer dankbaar, maar
het andere punt, dat ik genoemd heb, de taak van de
- Reinigingsdienst daar, is m.i. nog veel urgenter. Wat
daar ontbreekt op hygiënisch gebied behoeven we hier
niet te zeggen natuurlijk. Het is meer dan treurig.
De heer Pols (weth.): Wanneer de heer Balt stelt,
dat het meer dan treurig is, dan is het natuurlijk wel
een feit, dat de andere gemeente het wat lang heeft
laten liggen. De Reiniging kan daar niet één-twee-drie
komen. Die dienst heeft eigenlijk te kort aan materieel
en als men dan zo'n uithoek in een route moet opne
men, dan is dat heus niet zo eenvoudig. We hebben er
wel eens over gedacht, of we er niet beter over het
water naar toe kunnen, maar dat geeft ook weer moei
lijkheden. Deze zaak wordt dus ondex-zocht en wij zul
len ook op dit gebied de mensen helpen.
De heer Balt: De Reinigingsdienst komt toch bij de
verste industriehallen; net even het hoekje om en dan
zijn ze daar ook. Er is natuurlijk door Menaldumadeel
-ik heb dat al eens eerder gezegd aan die gehele
wijk nog nooit iets gedaan. Alleen heeft men bonne
tjes uitgedeeld.
De Voorzitter: Nogmaals, we zijn van zeer goeden
wille, mijnheer Balt, meer kan ik er werkelijk op dit
moment niet van zeggen.
Volgno. 162 wordt onveranderd vastgesteld.
Hoofdstuk V.
De heer Bootsma: Ik zal trachten het heel kort te
maken. Ik wil in het algemeen hier iets van zeggen
en wel dit: Gisteren is wel onomstotelijk gebleken, hoe
onze fractie denkt over de kwestie van de woningwet-
bouw, maar daai'bij zou ik toch wel graag nog in over
weging willen geven ook in de indeling en het uiterlijk
nog wat variatie te brengen. Daarbij staat mij iets
voor de geest wat ik een keer in Limburg gezien heb,
waar men ook woningwetbouw pleegde in een con
structie, waarbij alle vloeren vrijdragend waren. Men
had de indeling verkregen door eenvoudige lichte wan
den, dus geen dragende wanden. Nadat de woningen
waren toegewezen, werd per blok een vergadering uit
geschreven, waarin de toekomstige bewoners een be
paalde keuze konden maken, wat betreft de indeling,
die dan nog gemaakt zou worden. Hierdoor krijgen
deze mensen van het begin af aan ook het gevoel, dat
hun toekomstige woning zoveel mogelijk past bij hun
eigen behoeften en inzichten en, voorzover ik heb ver
nomen, heeft dit systeem daar uitstekend gewerkt. En
ik zou dit ook hier nog wel eens in overweging willen
geven.
De heer Van der Schaaf (weth.): Ik geloof, dat
het stellig van waarde is deze suggestie van de heer
Bootsma eens in overweging te nemen. Ik ben tenmin
ste wel van plan te trachten daar iets meer van aan
de weet te komen. Ik vrees alleen, dat dit misschien
wel kostenverhogend kan werken. Dat is echer ook een
punt, dat in de beschouwingen betrokken zal moeten
worden.
Volgno. 174. Uitbreidingsplannen f 93.275,
De heer Heidinga: Het lijkt ons nuttig en ik zou
haast zeggen noodzakelijk om nog even tei*ug te ko
men op het uitbreidingsplan 't Ielan. We behoeven deze
kwestie niet weer in den brede te releveren, omdat het
zowel Uw College als de Raad als ook de burgerij zo
zachtjes aan wel duidelijk is geworden, dat de ontwer
pers van dit plan er op staan, dat in dit gebied de zes
z.g. woonpalen en zes hoge woongebouwen zullen wor
den gerealiseerd. En het lijkt er veel op, dat B. en W.,
steunende op de vaststelling door de Raad van het
plan in hoofdzaken, zich hier achter stellen en reeds
vele pogingen doen om dit klaar te krijgen. De discus
sie in de voorlaatste xaadsvergadering heeft ons in
deze mening nog gesterkt. Wij willen nu zeer uitdruk
kelijk stellen, dat wij deze gang van zaken niet juist
achten. Er zijn destijds bij de behandeling van dit plan
in hoofdzaken in de Raad verschillende bezwaren naar
voren gekomen en er zijn voorbehouden gemaakt. En
de Wethouder van Openbare Werken zowel als de
Voorzitter heeft duidelijk te kennen gegeven, dat er
genoeg gelegenheid zal komen voor de Raad zich hier
later over uit te spreken. Er is de Raad toen met klem
gevraagd: Stel dit plan ongewijzigd vast, dan kunnen
we de diverse onderdelen later wel bezien, maar dan
kunnen we vooruit. Leeuwarden bezit een vooruitstre
vende en stuwende Raad, dus die is daarin meegegaan
en heeft gezegd: wij moeten vooruit, dus wij keuren dat
plan in hoofdzaken zonder hoofdelijke stemming goed.