Maar de Raad heeft hierbij vertrouwd op Uw toezeg ging en die moet gehonoreerd worden, voordat aan nemers of bouwondernemers of woningbouwcorporaties aan bepaalde bebouwingen worden gebonden. De Raad moet hier naar onze mening in volle vrijheid over kun nen beslissen. En ik wil clan ook zeggen, dat we, als het antwoord van Uw College hierop ons niet bevre digt, in tweede instantie vrij zeker met een motie of een voorstel over deze kwestie zullen komen. Ook valt onder dit volgnummer de stedebouwkun- dige afdeling van Openbare Werken, waarover op blz. 36 van de mem.v.a. wordt gezegd: ,,Het uitbreiden van de stedebouwkundige afdeling wordt door huisvestings moeilijkheden belemmerd." Dat is weer heel iets an ders dan vorig jaar. Toen kon men geen mensen voor deze afdeling krijgen. Enfin, het zal wel zo zijn, maar nu heb ik een idee. Wij hebben achter op de Nieuwe- buren een aantal oude woninkjes aangekocht, het z.g. Luilekkerland. Als we nu de stedebouwkundige afde ling eens in Luilekkerland zetten. Dat was misschien ook nog een stimulans, had mogelijk aantrekkingskracht voor nieuwe ambtenaren in de stedebouwkundige afde ling in Luilekkerland te komen werken. (Stem: Het is om te watertanden!) De heer Drent je: Met betrekking tot het uitbreidings plan 't Aldlan heb ik twee vragen gesteld, waarop ik een zeer duidelijk antwoord heb gekregen, nl. Ie: B. en W. denken dit plan in de loop van 1962 aan de Raad voor te leggen, en 2e: het ligt in de bedoeling in dit plan ook grond voor volkstuinen aan te wijzen. Na wat ik al eens eerder over dit onderwerp heb ge zegd, kan ik niet nalaten mijn waardering over deze voornemens uit te spreken. Het verheugt me, dat Uw College inmiddels al is begonnen met zich nader t.a.v. deze zaken te oriënteren. Ik hoop van harte, dat het U gelukt een bevredigende oplossing te vinden voor dit vraagstuk. Wij doen een groep burgers van onze gemeente met deze eenvoudige, doch doeltreffende vorm van recreatiemogelijkheid een grote deugd. De hear Boomgaardt: Yn it seksjeforslach is ek in fraech steld oer it tünbousintrum Goutum. Ik bin bliid, dat it Kolleezje üs hjir bipaelde dingen fortelt, ek dat hjir dus oan wurke wurdt. Ik wol der dochs noch wol op oanstean, dat yn dizzen sa folie mooglik trochpakt wurdt en dat men ta saken komt, hwant ik leau, dat dizze oangelegenheit bisünder urgint is by de tünders. En it is ek fan great bilang foar üs gemeente om troch to pakken, ek al sjoch ik wol, dat dizze saek net sa ienfaldich is. Mocht der üs fan de kant fan it Kolleezje noch hwat mear ynformaesje jown wurde kinne, dan soe ik dit it mei om my wol koart, hwant ik bigryp wol, dat wy avesearje moatte dochs wol op priis stelle. De heer De Vries: Ik wil me graag even bij de heer Boomgaardt aansluiten. Momenteel heerst in de tuinbouw een grote mate van ongerustheid, want ver scheidene tuinbouwbedrijven zijn al naar de gemeente overgegaan en in de naas toekomst zullen nog vele door haar overgenomen worden. We zien de draglines en de rioolbuizen als een groot gevaar ou deze tuin derijen afkomen. Wel wordt met deze tuinders een minnelijke schikking getroffen en ze worden veelal schadeloos gesteld, maar ze zijn er niet met drie jaar salaris. Het vraagstuk blijft, dat hun glas op stapel wordt gezet en zij willen graag doorgaan met hun werk. Wanneer het College kans ziet dit tuinbouwcen trum in Goutum nu spoedig van de grond te krijgen, dan zou ik dat zeer toejuichen. Het is bekend, dat de veilingomzet hier ongeveer 2% miljoen is en dit is zeker een factor die voor onze gemeente van behoor lijke betekenis is. Het is de bedoeling, dat er in de naaste toekomst in de streek tussen Harlingen en Ber- likum ook een tuinbouwcentrum komt. En het is mij eveneens bekend, dat verschillende vroede vaderen uit die streek al bij Leeuwarder tuinders zijn geweest om te vragen, of ze zich daar willen vestigen, maar ik ben van mening, dat wij toch moeten trachten die tuinbouw hier in Leeuwarden te houden. Ik zou er op willen aan dringen, zo spoedig mogelijk voor dit brandende pro bleem een behoorlijke oplossing te zoeken en dat de tuinders met spoed het land in Goutum, dat voor hen I bestemd is, in handen krijgen. De heer Van der Schaaf: De heer Heidinga komt I terug op de kwestie van het Ielan en hij zegt, dat hjj I van het College eigenlijk verwacht zou hebben ili I heb dat uit zijn korte betoog tenminste begrepen I dat dezerzijds zou worden toegezegd, dat de Raad in I volkomen vrijheid zou kunnen beslissen over de opzet I en de detaillering van dat plan. Het schijnt de vrees I van de heer Heidinga te zijn, dat zich hier een ont- I wikkeling gaat voltrekken, die voor een deel buiten de I Raad omgaat. Er zijn besprekingen gaande met de woningbouw ver- I eniging „Patrimonium", die in het oostelijk gedet Ite I van het plan-Ielan, dat we dan het Lekkumerend noe- I men, een buurteenheid met een hoog woongebouw I voor haar rekening zou willen nemen, dat dan, z als I U bekend is, aanvankelijk is gedacht tot een hoogte I van 12 woonlagen. Verder zijn er ook besprekingen met I een aantal particuliere bouwondernemers en onderne- I mingen gaande over het gedeelte ten westen van de I Dokkumer Ee en ook voor dat deel is door het College, I in overleg met die ondernemingen en uiteraard ook I met de ontwerpers van het plan, aangestuurd op een hoogte van de woongebouwen van 12 lagen. Nu is de vrees van de heer Heidinga misschien, dat, wanr er het de woningbouwvereniging „Patrimonium" zou ge lukken dat woongebouw van 12 hoog te realiseren en een van de bouwondernemingen er ook in zou slagen om een woongebouw van 12 hoog te realiseren, de Raad dan door deze plannen eigenlijk al vast zou zitten aan de hoogte van deze gebouwen. Ik kan dat bezwaar wel enigszins voelen, maar ik moet toch, geloof ik, wel stellen, dat het tot de bevoegdheid van de Raad be hoort om, wanneer deze zou menen, dat die hoo ;te een andere zou moeten zijn, het de Raad vrij staat be zwaren tegen deze hoogbouw te ontwikkelen. Ik geloof I niet, dat ik dat recht aan enig raadslid en aan de Raad als zodanig kan betwisten. Een ander gezichts punt is natuurlijk, dat, wanneer in de praktijk blijkt dat deze mogelijkheden aanwezig zijn, bij de ov i- wegingen van de Raad op het ogenblik, dat het aan de Raad wordt voorgelegd, wel zou kunnen meespelen. Wanneer de Raad echter in meerderheid zou willen uit spreken, dat een hoogte van 12 woonlagen niet juist zou zijn, dan geloof ik niet, dat ik de Raad zijn be voegdheid daartoe zou kunnen betwisten. Als ik met deze mededeling de heer Heidinga heb tevreden ge steld, dan weet ik niet, of hij verder nog iets wil gaan doen. Ik wil wel zeggen, dat, gezien ook de discussie in een vorige vergadering, ik het niet uitgesloten acht, dat andere leden of een ander lid van dit College, mis schien hierover een enigszins afwijkend geluid willen/wil laten horen, maar naar mijn mening is de Raad dus vi ij te beslissen over de hoogde van die woongebouwen, ook al zouden een woningbouwvereniging en een pat ticuliere bouwonderneming wel bereid zijn om tot een andere hoogte te gaan. Ik geloof, dat ik op dit punt niet meer behoef te zeggen. De heer Heidinga doet de suggestie de stedebouw kundige afdeling in Luilekkerland onder te brengen. Ik neem die suggestie niet van hem over, omdat ik ge loof, dat binnen zeer korte tijd misschien de mogelijk heid bestaat om een oplossing te vinden, die beter is, die dichter bij het hoofdgebouw van Openbare Werken is en die daar in dat gebouw een zekere verschuiving mogelijk zou maken. Ik heb daar bepaald iets con creets op het oog, een gebouw vlak daarbij, waarvan de eigenaar bereid is het voor een aannemelijke prijs aan de Gemeente te verkopen. Ik hoop dus, dat U daai binnenkort meer van hoort. De heer Drentje heeft waardering geuit en hij zal daarbij ook wel gedoeld hebben op een bespreking di onlangs heeft plaats gehad met een landelijk lichaam dat zich de bevordering van volkstuinen ten doel stelt Ik hoop ook, dat deze bespreking die in aangename sfeer heeft plaats gevonden, tot resultaten zal leiden De hear Boomgaardt hat üs der op oanstien mei dat tünbousintrum troch to pakken. It wie ek üs bidoeling om dat to dwaen. Hy wol der eigentlik mei sizze: doch it noch flugger as mooglik is, mar dat kin nou ienkear net. Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor de heer De Vries. Deze wil ik nog zeggen, dat er bij het College van B. en W. ter fine van preadvies ligt een adres niet aan de Raad, maar aan de raadsleden; we beschouwen dit echter als te zijn ingediend bij de Raad. En ook naar aanleiding van de slotzin van dat adres heeft in kleine kring een bespreking plaats gevonden, die verhelde rend heeft gewerkt en die een goede grondslag biedt, meen ik, voor het op korte termijn uitbrengen van een preadvies, waarbij de verschillende categorieën van tuinders afzonderlijk in beschouwing zullen worden ge- nomen en, naar ik hoop, hun ook enig uitzicht kan worden geboden. De Voorzitter: De heer Heidinga heeft ook mij in het gesprek betrokken en ik geloof dus, dat het toch wel goed kan zijn om ter vermijding van elk misver stand over het uitbreidingsplan 't Ielan toch nog iets te /.eggen. Toen dit plan in hoofdzaken in de Raad is behandeld, heeft de heer Heidinga gesproken over be paalde plattegronden en van mijn kant is toen gezegd: Het gaat hier niet over de plattegronden van wonin gen. dat is een kwestie van later orde, dat kunnen we altijd wel zien. De heer Heidinga heeft toen wel ten aanzien van het plan in hoofdzaken in eerste instantie een aantal voorbehouden gemaakt, maar in tweede in stantie zijn die voorbehouden niet herhaald. De heer j W. M. de Jong heeft in tweede instantie destijds uit drukkelijk verklaard en we mogen aannemen, spre kende namens zijn fractie dat hij met dit plan in hoofdzaken instemde en dit plan in hoofdzaken was, 1 zoals de heer Heidinga daarnet ook zelf heeft gezegd, zonder hoofdelijke stemming door de Raad aangeno men. Als wij dus de stand van zaken op het ogen blik bekijken, dan ligt hier een plan in hoofdzaken, j moet de detaillering van het plan in hoofdzaken nog b de Raad komen en moet de Raad daar zijn oordeel over uitspreken. Maar het zou niet juist zijn, gegeven I dit besluit, dat deze detaillering zou treden bui- ten wat het plan in hoofdzaken inhoudt en waar het h i dan in casu gaat over de woontorens, zou het dus n ar mijn mening niet juist zijn om die woontorens - l dat wil zeggen de al dan niet aanwezigheid van die woontorens discutabel te stellen. Een ander punt is de hoogte van deze objecten. In dat opzicht heeft de Raad in die vorige vergadering geen enkel besluit ge nomen. Ten aanzien van de hoogte van deze woonto rens houden we dus vast aan het begrip woontorens. Ten aanzien van het aantal woonlagen van de woon- ens is de Raad inderdaad niet gebonden aan een eigen voorafgaand besluit. Ik meen, dat we het toch, ter vermijding van misverstand, op deze wijze moeten for muleren. Overigens zou ik de heer Heidinga willen voorstellen hier het gesprek bij te laten, omdat bij de aanneming van deze post tenslotte op dit ogenblik naar mijn mening geen uitspraak nodig is. Die kan in een volgende Raad altijd aan de hand van de voor stellen van B. en W. alsnog gebeuren. De heer Heidinga: Ik ben dat helemaal niet met U eens. Naar mijn mening komen hier heel sterk het ge hele woningbeleid en de verantwoordelijkheid die de aad daarvoor heeft, om de hoek zien. Op zichzelf zou ik het met de Wethouder eens kunnen zijn, maar wij zien voor onze ogen gebeuren, dat het College in een bepaalde richting werkt en die richting is uitdrukkelijk discutabel gesteld, toen het plan in hoofdzaken aan genomen is. En wanneer nu de Raad zou besluiten in die richting niet verder te gaan, dan is dit werk dat er nu gebeurt, niet nodig. Het is dus naar onze mening veel beter, dat de Raad even scherper het beleid af paalt. Dan weet U, waar U zich aan heeft te houden. Ik geloof, dat ik er toch wel even dieper op moet in- gaan, want naar onze mening gaat dit zo niet goed. Ik wil er bijv. aan herinneren, dat het nu drie jaar ge leden is, dat het plan in hoofdzaken in de Raad is geweest. Nadien is het deelplan Bijenhof in de Raad geweest. Te dien aanzien is het College eerst met het stratenplan gekomen, voordat het plan in onderdelen al aan de Raad was aangeboden. En dat stratenplan, dat eerst al was aangenomen, is later nog weer ge wijzigd, omdat het detailplan de Raad zo niet kon passeren. Dus dat was ook al weer averechts. Zo heeft de Raad in de voor-vorige vergadering een gedeelte stratenplan aanvaard tussen Lekkumerweg en Dokku mer Ee, zonder dat de Raad over dit bouwplan voor de bebouwing heeft beslist. In de mem.v.a. deelt het College aan de Raad mee, dat er besprekingen gaande zijn met bouwondernemers en met woningbouwcorpo raties en zo, en ook dit geschiedt, zonder dat de de tailplannen door de Raad zijn vastgesteld. Door deze handelingen Uwerzijds moeten wij wel de indruk krij gen, dat U de Raad slechts formeel nodig hebt, om hetgeen in feite reeds is klaargemaakt te bekrachtigen. Wij menen, dat de Raad een andere taak heeft, nl. het beleid te bepalen en aan U is de taak het beleid, dat door de Raad is uitgestippeld, uit te voeren. En dat is niet te zwaar uitgedrukt of te zwaar beklemtoond. Als Leeuwarden een nieuw stadsdeel bouwt, waar plaats zal komen voor 20.000 mensen, waar scholen en ker ken en winkels zullen verrijzen, dan komen hier zulke belangrijke beleidsvragen aan de orde, dat die o.i. eisen, dat de Raad hier de grote lijnen bepaalt. Niet de ontwerpers van dit plan, niet het College van B. en W„ maar de Raad. En wij denken hierbij allereerst aan de 6 woonpalen en de 6 hoge woongebouwen, welke volgens het plan in hoofdzaken 1080 woningen bevat ten. Het blijkt hoe langer hoe meer, dat deze hoge woongebouwen, waar deze tot stand komen, kleine, soms uiterst kleine, woningen bevatten. Nu is onze fractie zeer wel genegen mee te werken aan het tot stand komen van kleine woningen; dat hebben wij ook in de voorbijgegane tijd wel bewezen, maar wij hebben geen vrijheid er zo maar mee in te stemmen, dat er meer dan 1000 van dergelijke woninkjes bij komen. Bovendien blijkt over het algemeen, dat de huren van deze woningen verschrikkelijk hoog zijn. Er is zelfs in de Tweede Kamer over gesproken. Ik lees in het Friesch Dagblad van vandaag, dat de heer Andriessen in de Tweede Kamer de Minister heeft gevraagd, waarom de Zwolsman-woningen in Leeuwarden het is tenminste gebleken, dat het die waren f 12,60 per m'-' meer kosten dan de normale bouw in Friesland, dat geeft een extra huurverhoging van f 3,35 per woning. Zo ver liggen wij boven de normale prijs en de Minister heeft zelf gezegd: Het geval-Leeuwarden kunnen we zo maar niet verwaarlozen; dit is iets waar wij wel eens echt bij mogen stilstaan. Ik neem graag aan, dat het Col lege het op dit moment ook niet uit de doeken kan doen, omdat ik zo maar met deze opmerking kom en B. en W. onvoorbereid zijn, maar deze kwestie is hier eerder aan de orde geweest en U zult zich herinneren, dat wij ons toen behoorlijk verzet hebben. Nu blijkt dus zelfs, dat de Minister daar in de Tweede Kamer over wordt aan gevallen en hij vraagt dan ook: Wat halen jullie daar uit in Leeuwarden Dit zijn dus dingen, die wij zo zon der meer niet voorbij kunnen lopen. Voor de 240 kleine woningen die wy nu in aanbouw hebben aan de Gro ningerstraatweg, komt maar even een huurprijs van f 25,per week uit de bus. Het bouwen van zulke kleine woningen drukt ook, gezien in het licht van de gezinsvorming, een bepaald stempel op het beleid van onze gemeente, dat voor ons niet aanvaardbaar is. Ook is de Raad nog steeds niets bekend van de economie van dat plan, hoewel wij er drie jaar geleden uitdrukkelijk om gevraagd hebben. Hetzelfde geldt van de weg die vanaf de Spanjaards laan naar de rondweg loopt en die langs het Ijsbaan- terrein is geprojecteerd. Daar is toen ook uitdrukkelijk een voorbehoud over gemaakt; we horen echter maar niets. Voorts achten wij het een belangrijke factor, dat de burgerij niet gesteld is op die hoge flats, doch een uitgesproken voorliefde heeft voor de eengezinswoning en waar wij dus voor de uitbreiding van onze industrie zeker aangewezen zijn op het aantrekken van vele werkkrachten van het platteland, mogen we toch zeker wel zorgen, dat wij ook voor die mensen zo veel moge lijk woningen bouwen, die voor hen geschikt zijn en dat wij hun geen flats toewijzen, want dat is naar onze mening geen goed beleid. Het lijkt ons in de gegeven situatie gewenst, dat de Raad hier nu een beginseluit spraak over deze zaak doet; dan kunt U weten, waar U aan toe bent en dus neem ik toch de vrijheid om die motie in te dienen. Deze luidt als volgt: „De Gemeenteraad van Leeuwarden spreekt uit, dat hij het noodzakelijk acht, dat bij het ontwerpen van de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 37