74 75 uitbreidingsplannen rekening wordt gehouden met de woonverlangens van de burgerij. De Raad wil daartoe het aantal eengezinswoningen tot het uiterste opvoeren en de hoogbouw voorshands niet hoger gebouwd zien dan ten uiterste 8 woonlagen". De Voorzitter: Dit voorstel, ondertekend door de heer Heidinga, als ik het zo mag noemen want ik weet eigenlijk niet in welke categorie ik dit moet in delen (ik bedoel hier niets onaangenaams mee) kan dus nu wel onderwerp van de beraadslaging uitmaken. Maar ik heb toch wel bezwaar tegen deze gang van zaken, want in dit sectieverslag heb ik hier in deze zin niets van gevonden. En nu komt op de late avond, naar mijn mening in elk geval onvoldoende voorbereid, deze zaak ter tafel. Ik geloof ook, dat het helemaal niet nodig is op dit moment aan de Raad een uitspraak te vragen, zonder dat de normale voorbereiding van deze uitspraak plaats vindt. De andere fracties zullen zich hier naar mijn verwachting niet over hebben beraden en het lijkt mij bij de vaststelling van deze post be paald geen vereiste om nu hier ten aanzien van deze zaak een standpunt in te nemen. Ik geloof, dat de be grotingsbehandeling net zo goed kan doorgaan en dat, waar hier eenkeer dat is toch het punt waar het om draait door de Raad een uitbreidingsplan in hoofd zaken is vastgesteld, het nu niet aangaat op deze wijze dat plan in hoofdzaken discutabel te stellen. Een nor male gang van zaken is, dat straks een voorstel van B. en W. tot detaillering in de Raad komt en dan kan de Raad zich er over uitspreken, of hij die detaillering van het plan in hoofdzaken al dan niet kan aanvaar den. Dat is een volstrekt normale gang van zaken en ik zou de Raad willen voorstellen die ook te vol gen. En ik zou de heer Heidinga toch wel willen ver zoeken dit voorstel of deze motie in te trekken, omdat ik werkelijk niet zie, dat wij zakelijk hiermee iets verder komen. De heer Van der Veen: Zijn we nog met de eerste instantie bezig of al met de tweede? We raken zowel van de instanties als van de moties de tel kwijt. De Voorzitter: Ja, zo is het. Misschien kunnen wij de zaak ook praktisch oplossen. Het is nu bijna kwart over 11. Wij hebben de volgende week weer een raads vergadering. Wij zouden dit als apart punt nog aan de agenda van de volgende week kunnen toevoegen; we behouden ieder voor ons onze stellingen en dan heb ben we in die vergadering de gelegenheid elkaar van uit die stellingen te bestoken. De heer Van der Veen: Ik ben toch wel nieuwsgierig, wat nu eigenlijk precies het punt is, waar het om draait. De heer Heidinga tast ons natuurlijk bijzonder in een zwakke plek, wanneer wij het over Zwolsman hebben, want wij hebben voor het plan- Zwolsman nooit bewondering gehad, maar ik geloof, dat dat hier niet aan de orde is. Als ik het goed be grijp, dan heeft de heer Heidinga bezwaar tegen dit uitbreidingsplan Ielan, zoals dat zich menselijkerwijs gespi'oken zal gaan ontwikkelen. Dat zou dus zijn in overeenstemming met het aanvankelijk oordeel van de Raad. Het is helemaal niets vreemds, wanneer de uit voering van dat plan normaal doorgaat. Aan de andere kant heeft de Raad, gelukkig zelfs op het punt van fluoridering geldt dat altijd de mogelijkheid op een eens genomen standpunt terug te komen. Dat kan natuurlijk ook op dit punt. Maar ik ben het volkomen met U eens, mijnheer de Voorzitter, dat het moment waarop dit onderwerp nu eigenlijk aan de orde wordt gesteld, hoogst ongelukkig is. Toch kan ik wel voelen voor het bezwaar van de heer Heidinga, die zegt: Als dit onderdeel van het plan helemaal mis is, dan beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald en gooi niet meer goed geld naar kwaad geld; laten we geen extra kosten maken, als dat niet nodig is. Dan echter is het toch inderdaad zaak, dat dit punt deugdelijk geargu menteerd eenkeer zo op tafel komt, dat wij het ook kunnen bekijken. Tenslotte heeft de Raad eenmaal een bepaald standpunt ingenomen. Er zal ook heus wel wat moeten gebeuren, voordat de Raad daarop terug komt en ik wil daar toch eigenlijk liever niet mee over vallen worden in deze begrotingsvergadering. Dus ik zou een bespreking van dit onderwerp liever op een ander moment geplaatst zien. De Voorzitter: Wij wijken nu even van de normale orde af, maai' kunt U ermee akkoord gaan, dat wij dit op de agenda zetten van de raadsvergadering van de volgende week? De heer Bootsma: Maar het moet toch vóórbehan- deld worden. De Voorzitter: Ja, inderdaad, ik ben het met U eens, dat het dan nog kort dag is. We kunnen het ook proberen eens te worden, dat we het op de agenda zetten van de eerstvolgende raadsvergadering na de volgende week, dus over vier weken. Dan kan ook in de fracties dit voorstel opnieuw bekeken worden en dan komt het hier wel terug. (De heer Heidinga: Dat is te hopen.) We zullen het erg voorzichtig en met alle zorg behandelen, mijnheer Heidinga. (Gelach) Als we het vermenigvuldigen en aan de raadsleden toesturen, krijgt het nog een betere behandeling dan op het ogen blik. De heer De Vries: Ik ben wel verheugd over het antwoord van de Wethouder en ik ben ook erg blij, dat er voor de tuinders een oplossing wordt gezocht. Het is mij ook bekend, dat in een enkel geval een oplossing is gevonden; ik noem maar het geval van de gebroe ders Bootsma. Ik zie dan ook met veel spanning het preadvies omtrent deze zaak tegemoet. Hierbij wil ik het dan eerst maar laten. Volgno. 174 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 180. Bouw- en Woningtoezicht f 107.225 De heer Heidinga: Zou het mogelijk zijn, dat de Raad wordt ingelicht over de vervulling van de vaka- ture van het hoofd van het Bouw- en Woningtoezicht? Ik ben nl. een beetje bang, dat men daar een lagere ambtenaar als het ware voor zou benoemen en ik ge loof, dat dat aan de standing van de Gemeente niet ten goede zal komen, want de functie van Bouw- en Woningtoezicht is nl. deze: het toezicht op de bouw werken, maar ook het nazien van de berekeningen en de constructies. Wanneer wij een H.T.S.-er zouden be noemen als hoofd van het Bouw- en Woningtoezicht, dan zou deze dus het werk moeten controleren van bouwkundigen die afgestudeerd zijn aan de hogeschool in Delft of in Eindhoven. Ik noem maar bijv. het bureau Kielman en Bootsma, Ingenieursbureaus e.a. Er is hier een hele serie in de stad. Ik geloof, dat dat toch wel een groot bezwaar zal zijn en dat zoiets eigenlijk niet te verkopen is. Ik wilde toch wel graag van U horen, of er iets naders bekend is over de vervulling van die vacature. De heer Van der Schaaf (weth.): Daar is wel iets over bekend, maar het lijkt mij, dat we zeer binnen kort op de agenda van de Raad een voorstel zullen krijgen tot voorziening in deze vacature, zodat ik gaarne de gelegenheid op deze vraag te antwoorden naar dat ogenblik zou willen verschuiven. Dat lijkt me meer voor de hand liggend. Volgno. 180 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 182. Sanering stadswijken f 33.490, De heer Bosgraaf: Een kleine vraag. Voor zover mij bekend, krijgt de Gemeente voor elke ontruimd.' krotwoning een bijdrage van f 600,van het Rijk. Nu weet ik niet, wat zij met die bijdrage gaat doen; ik heb daar verder nooit wat van gehoord. Misschien kunt U iets vertellen van wat B. en W. ten aanzien daarvan eventueel besloten hebben. En als het nog niet zo ver is, wanneer kunnen wij dan een dergelijk besluit tege- moetzien De heer Van der Schaaf (weth.): Deze bijdrage is voornamelijk bedoeld, als ik het goed begrepen heb tenminste wij hebben er nog geen toepassing aan gegeven voor verhuiskosten van de bewoners, dus het toeleggen van kosten, die verband houden met de ov<gang van de krotwoning naar een betere woning. De Voorzitter: Ik weet niet, of de heer Bosgraaf hierdoor bevredigd is, waarmee ik overigens geen kri tiek bedoel op het antwoord. Dat kan op het ogenblik ook niet uitvoeriger luiden, omdat van het departement nog geen uitvoeringsregeling ontvangen is. Deze zaak is us nog niet rijp om er gemeentelijk een bepaalde regeling voor samen te stellen en tot uitvoering te bren gen. Wanneer dat wel zo ver is, zullen we de Raad hierover inlichten. Volgno. 182 wordt onveranderd vastgesteld. Hoofdstuk VI. De heer Van Balen Walter: Ik neem aan, dat bij dit hoofdstuk wel de diepriolering ter sprake gebracht mag worden. Ik ben getroffen door het antwoord, dat wij in de mem. van toelichting hebben gehad inzake het opnieuw gaan onderzoeken van de persleiding. Wij hebben onze diepriolering al jaren in behandeling; het wa zelfs een agendapunt van de eerste vergadering, die ik hier in deze Raad meemaakte. Toen hebben wij nl. besloten aan een ingenieursbureau opdracht te ge ven ons een plan voor te leggen inzake een rioolwater zuiveringsinstallatie. De Voorzitter: Het spijt me wel, dat ik even moet interrumperen; er is gisteren over dit punt toch vrij uitvoerig gesproken. De heer Van Balen Walter: Ik wilde daar één vraag 1 over stellen. De Voorzitter: Goed, maar ik geloof, dat we kort moeten zijn. De heer Van Balen Walter: Dat ben ik ook wel van plan. De Voorzitter: Akkoord. De heer Van Balen Walter: Ik kan het heel kort zeggen. Ik ben eigenlijk een beetje bang voor het vol gende: Destijds is ons hier meegedeeld, dat wij een - ndpunt hadden ingenomen t.a.v. een persleiding naar de Waddenzee. Er was een onderzoek door onze dienst ingesteld en daaruit bleek, dat een persleiding voor I ons niet geschikt was, te duur was of in elk geval niet in aanmerking kwam. Nu wordt op verzoek van G.S. w derom een onderzoek ingesteld. Is ons standpunt dan destijds toch niet zo gefundeerd geweest, dat wij G.S. ogenblikkelijk konden antwoorden: Heren, U vraagt ons dit nu wel, maar dat is voor ons al een ;i u tgemaakte zaak, daar hebben wij een afdoend stand- I punt over, wij hebben de Raad destijds meegedeeld, dat uit een punt was, dat eenvoudig niet in aanmerking kwam. Mijn vraag is nu: Welke zekerheid hebben we, dat dit nieuwe onderzoek dan wél een afdoend stand- I punt voor ons gemeentebestuur zal meebrengen Want op deze manier blijven we aan de gang en het is juist de vertraging van dit alles, die mij verontrust. De heer Van der Schaaf (weth.)Ik geloof toch, dat de vraag gisteren wel beantwoord is. Ik zou de heer Van Balen Walter dan eigenlijk ook wel willen ver wijzen naar de notulen van de vergadering van gisteren. Het punt is toen uitvoerig besproken, en ook datgene wat door U gevraagd is, zodat ik werkelijk de vrijheid niet heb hier voor de tweede maal voor hetzelfde ge zelschap precies hetzelfde te zeggen wat ik gisteren gezegd heb. Ik geloof niet, dat we dat moeten doen. De heer Van Balen Walter: Nee, maar wat U gisteren gezegd heeft, is niet afdoende geweest. De heer Van der Schaaf (weth.)Ik volsta met te verwijzen naar wat gisteren daarover opgemerkt is en ik geloof, dat dat voldoende uitvoerig en concreet is geweest. De Voorzitter: Ik zou willen voorstellen om door te gaan. Volgno. 131 (Inkomsten). Kermis e.d. f67.500, De heer K. J. de Jong: De gebruikelijke opmerking van onze kant, n.l. dat wij graag geacht willen worden tegen deze post te hebben gestemd, in het bijzonder, omdat de vermakelijkheden ook op zondag plaats vin den en naar onze opvatting niet passend zijn op die dag. Volgno. 131 wordt onveranderd vastgesteld, met aan tekening, dat de A.R.-fractie tegen is. Volgno. 202. Straten en pleinen f 1.114.835, Volgno. 204. Wegen en voetpaden f 85.930, De heer K. J. de Jong: Ik heb in de sectie de vraag gesteld, die voorkomt op pagina 9 van het sectieverslag, onder punt 17, i.z. het ontbreken van een tweede toe gangsweg vanuit het zuiden, hetgeen bij stagnatie van het verkeer, dat via de Overijsselsestraatweg de stad binnenkomt, grote moeilijkheden kan veroorzaken. Ik zou in het bijzonder even willen inhaken op het rapport over de toekomst van het noorden des lands, waar juist die verbindingsweg met de andere kernen, met Drach ten in het bijzonder, gepland is en waar, als ik het goed heb, toch ook op provinciaal niveau wel over gesproken wordt. Is het mogelijk, dat nog iets naders verteld wordt van een tweede uitvalsweg in de richting Drachten? Is het een zaak waarmee de Gemeente te maken heeft, of is het een zaak, die, wat de kosten betreft, helemaal voor rekening van de Provincie komt, en daardoor eigenlijk niet zozeer tot onze competentie behoort? Of hebben wij, wat betreft de aansluiting van deze weg in onze stad, toch wel terdege belang bij deze zaak? De hear Hartstra: Ik hie hiel koart wêze kinnen, as der yn pleats fan it andert op de fraech oer de for- bettering fan de Legedyk, foaral de dyk om it hóf: ,,De andere openbare wegen zullen in de komende jaren aan dacht krijgen", stien hie: „De openbare wegen zullen in het eerstkomende jaar aandacht krijgen". Dan hie ik tof reden west. Yn alle biskiedenheit is eigentlik de Legedyk skieik ynfalswei foar Wurdum; dy krijt direkt oansluting mei de Rykswei en dy leit der nou mar tige biroerd hinne. Ik hoopje ek, dat, hwannear't der for- bettering komt, net de goedkeapste, mar de béste methoade derfoar ütsocht wurdt. Hwat it hoekje om it hóf oangiet, is inkele jierren lyn, doe't de nije dyk yn it doarp oanlein en tige goed oanlein is, mei de eigener bisprutsen, dat hy in stikje groun lans dy sleat, dy't dimpt wurde soe, öfstean soe. Dér is in provisoarysk hekje om slein en ien fan Gemeentewurken hie tsjin de eigener sein, dat de dyk dan ek de earstkommende jierren forbrede wurde soe en dat der in goede óf- skieding komme soe. Nou freget dy man: Hwannear komt dat yn oarder? De haedopsichter, dy't der doe oer gong, is yntusken fordwoun, mar ik leau, dat hy de man direkt net wie, dy't dér in bislüt oer nimme moast. Ik soe jerne wolle, dat dizze situaesje nou ris in ein naem, tomear, nou't de öfsluting sa min is, dat dy sahwat fordwine moat. De heer De Vries: Ik zal tot mijn spijt, althans mis schien tot spijt van de Wethouder, hier nog een enkel woord moeten zeggen over de Lekkumerweg. Toen wij de begroting thuiskregen en daarin een post vonden van f 10.000,bestemd voor verbetering van wegen, gingen natuurlijk in de allereerste plaats de gedachten naar de Lekkumerweg. Het is bekend, en het is meer malen ook hier gezegd, dat de Lekkumerweg er wel een klein beetje treurig bijligt. Hij brokkelt aan de kant van de sloot af; zou er aan die kant een afdoende betonrand komen met een ontglooiïng, dan was dat al heel wat, maar B. en W. stellen voor, dat de weg meer verbetering moet ondergaan; de sloten aan één kant moeten worden gedempt en er zou een rijwielpad moe ten komen. Misschien zou dat wel de oplossing zijn, maar ik ben heel erg bang, dat dit een te dure kwestie wordt en dat we daar uiteraard te lang op moeten wachten. Wij zouden het op prijs stellen dat, voordat er ongelukken gebeuren, er voorlopig vast iets aan die Lekkumerweg wordt gedaan. Ik kan me voorstellen, dat men niet veel meer doet aan het gedeelte, dat, vanaf de stad gerekend, vóór de brug ligt; dat valt n.l.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 38