weinig verwachtingen hij dan ook gehad moge hebben van een kabinet, waarvan zijn politieke vrienden geen deel uitmaken, toch de hoop koesterde, van dat kabinet zonder socialisten meer decentralisatie te krijgen dan hij ooit gehad heeft van alle kabinetten mèt socialisten. (De heer J. de Jong: De verkiezingen maar eens afwach ten.) Nu is hij daarin weliswaar min of meer teleur gesteld, maar in elk geval moet ik deze hoop in hem prijzen. Ik mag mij aansluiten bij de heer K. J. de Jong en opmerken, dat inderdaad dus de gemeentelijke financiële positie in de loop van de zittingsduur van dit kabinet iets ruimer is geworden, zodat de wens van de heer Spiekhout met betrekking tot eigen mogelijk heden enigermate is toegenomen. In zoverre is er dus misschien wel een heel klein beetje van zijn hoop ver vuld. Aan de andere kant en ik meen, dat ik dat hier niet voor de eerste keer zeg moet ik toch altijd bezwaar maken tegen de gedachtengang, dat men zelf zijn zaken zou kunnen behartigen, maar tegelijkertijd van een hogere leiding, de landsleiding, verlangt, dat geleide politiek bedreven wordt, wanneer men dus ge leide economie wenst. Wanneer men dat dirigisme wenst, wenst men ook dirigenten en men wenst dus automatisch lieden, die willekeurige beslissingen ne men, waarvan zij menen, dat die juist zijn. Dit zijn consequenties die niet van elkaar zijn los te maken. Ook dat is misschien een punt, dat de heer Spiekhout in de naaste toekomst met vrucht kan gebruiken. Wij zijn hier in de Raad langzamerhand op zo vriendschap pelijke voet geraakt over en weer, dat we elkaar een goede raad mogen geven. (Gelach) Ik wil nog één op merking maken over een kwestie die blijkbaar de Par tij van de Arbeid hoog zit, dat is het verschijnsel waar op de Wethouder heeft gewezen en waaraan ook de heer Spiekhout aandacht heeft besteed, n.l. dat in een vertegenwoordigend lichaam ik zal maar zeggen het dagelijks bestuur de wensen die door dit vertegen woordigend lichaam worden uitgesproken, min of meer onbewogen naast zich neerlegt. Ik geloof zelfs, dat ik het woord „beschamend" heb gehoord. De heer Spiek hout die, als ik het goed begrepen heb, eigenlijk vol en thousiasme is voor de daden van dit College, heeft het „beschamend" genoemd. Ik mag er aan herinneren, dat de heer Spiekhout, die dus meent, dat een situatie van „naast zich neerleggen" hier ondenkbaar is, dan blijk baar vergeten is, dat wij in deze zittingsperiode ook het verschijnsel gehad hebben dat dit College de motie van de Raad met het verzoek dit of dat te doen naast zich heeft neergelegd. En dat is precies zo beschamend verlopen als het elders verlopen is, omdat ook deze Raad de consequenties daaruit niet heeft willen nemen door een motie van wantrouwen tegen dit College te ondersteunen. Ik geloof, dat de kaarten niet anders liggen. Nu we toch bezig zijn te denken aan de politieke uitspraak die ons volk straks zal moeten doen, nu we toch op het verkeerde pad eenmaal zijn aangeland, wil ik nog één ding zeggen. De geestverwanten van de heer Spiekhout hebben de neiging een volkomen verderfelijke neiging natuurlijk - te zeggen, dat hot kabinet dat thans regeert, een liberale politiek voert. Het Parool is daar bijzonder sterk in, maar ik heb in de Leeuwarder Courant van deze week gelezen, dat ook de geestverwant van de heer Spiekhout de heer Piebenga spreekt over niet alleen liberaal, maar zelfs oud-liberaal. Ik zou bijna verzuchten: Was het maar waar, maar ik zou nu toch willen opmerken, dat de liberale invloed in dit kabinet niet zo erg veel zwakker of sterker is en kan zijn dan diezelfde invloed in dit College, waar onze heer Spiekhout het zo bijzonder mee getroffen heeft. Ik vraag mij af, wat zijn geest verwanten in dit College er van zouden zeggen, wan neer te allen tijde en voortdurend in de krant gezegd zou worden: Zie je wel, er zit een liberaal in, dus wat het College in Leeuwarden doet, is liberale politiek. Maar, mijnheer Spiekhout, U zult het van ons niet horen (Gelach). We hebben afgesproken, zegt de heer Spiek hout, de algemene beschouwingen, waar ik dan eigenlijk nu mee zou willen beginnen, kort te houden. Ik heb aan die afspraak nooit meegedaan, maar ik heb ook geen behoefte het lang te maken en ik wil proberen het zelfs precies even lang te maken als de heer Spiekhout, die het dan kort noemt. (Gelach). Ik ben het helemaal met hem eens, dat wij het ditkeer voor het laatst doen in een Raad van een samenstel ling, zoals die nu is. Ik moet de toon van deze alge mene beschouwing iets minder enthousiast houden dan de heer Spiekhout deed. Ik zou willen beginnen met op te merken, dat alweer geconstateerd moet worden, dat de begroting aanzienlijk te laat is aangeboden. Ik heb niét nageteld, hoe vaak dat gebeurd is, sedert voor het eerst na de oorlog een gekozen Raad optrad, sedert 1946 dus. Ik heb eigenlijk de indruk, dat we vaker te laat geweest zijn dan redelijk op tijd. Binnen de wette lijke termijn zijn we, dunkt me, nog nooit geweest en ik geloof, dat we meestal te laat zijn. Uit de aard der zaak zijn altijd goede redenen aan te voeren voor dit te laat verschijnen en ik meen, dat eigenlijk voor alle dingen altijd goede redenen aangevoerd kunnen wor den. Ik vrees alleen, dat dit lage tempo min of meer kenmerkend is voor onze goede stad. Ik heb de indruk, dat ik ook een klein tikkeltje van die vrees gehoord heb in het betoog van de heer De Jong. Natuurlijk staat ook in Leeuwarden de tijd niet stil en ook in Leeuwarden is de groei zichtbaar. Maar dat Leeuwar den vooraan loopt in het tempo der ontwikkeling, zal, geloof ik, niet gauw worden beweerd. Het is wel eens de vraag, of we niet te veel in de achterhoede raken. Nu kan dat voor een deel liggen aan de financiële positie van onze gemeente. Ik heb ook uit deze aan biedingsbrief begrepen, dat de nieuwe veemarkt een zware last op onze schouders gaat leggen. Ongetwijfeld heeft die markt voor onze stad betekenis, maar die betekenis gaat uit boven het belang van de stad alleen en het is de vraag, of zo'n markt eigenlijk voor de stad alleen niet een luxe is, die we ons slecht kunnen per mitteren. Wanneer die markt dus inderdaad niet ex ploitabel blijkt te zijn zonder een tekort, dat voor de Gemeente onaanvaardbaar is, dan acht ik het bepaald redelijk, dat daarin door anderen wordt bijgedragen., nu het belang hiervan ook inderdaad een provinciaal en misschien een nationaal belang is. Ik hoop dus, dat de pogingen die het College doet om via de verfijning in de uitkeringsnormen bijdragen hiervoor te krijgen, re sultaat zullen opleveren. Ik neem dus aan, dat inder daad de financiële armslag hier niet alles mogelijk maakt wat Uw College zou willen, maar ik vraag mij wel eens af, of dat de enige reden is, waarom wij twij felen aan het tempo. Wanneer wij op een rustig uur door onze binnenstad lopen, dan kunnen wij de beko ring ondergaan van de schoonheid van onze grachtjes en van de daaraan nog gelegen bebouwing. Hoeveel daarvan ook verloren moge zijn in de loop der tijden er gaat natuurlijk voortdurend nog schoonheid ver loren nog immer biedt onze oude stad een eigen, vertrouwde aanblik. Het is goed, dat er naar gestreefd wordt te behouden wat bruikbaar en wat waardevol i.s. De aanblik van onze nieuwe wijken is minder aange naam. Overal zien wij complexen nieuwe woningen ver rijzen, eigenlijk steeds gebouwd in de woningwetsector, die nu al de indruk maken van woon/ca^erwes. De meeste buitenwijken tonen geen eigen gezicht, waarin Leeuwarden valt te onderscheiden van welke andere provinciestad dan ook. De vraag rijst dus, of deze nieuwe buurten niet goeddeels nu reeds het lot in zich dragen om na verloop van afzienbare tijd slop te wor den. Het kan haast niet uitblijven, dat, zodra de moge lijkheden groter worden, diegenen die andere eisen aan hun woning stellen, die een woning wensen met enige eigen individualiteit, die woning elders zullen zoeken, zodat de beste bewoners vertrekken en de mindere blijven zitten. Wij zien nu al een vrij sterk verloop in de nieuwe wijken. Wij zien ook, dat de voorkeur uit gaat naar eengezinswoningen, zoals die o.a. in de om liggende gemeenten worden gebouwd. Gelukkig worden ook hier in Leeuwarden enige van die woningen ge bouwd. Wij kunnen de landelijk gevoerde woningpoli tiek betreuren, er zijn er ongetwijfeld ook die dit systeem bewonderen. Ik sluit mij graag aan bij de heer De Jong, die opmerkt, dat in elk geval een poging gc daan wordt om aan het tot nu toe, althans tot voor enige jaren, gevolgde systeem te ontkomen. Het resul taat daarvan is, dunkt mij, inderdaad aan de cijfers al zichtbaar en ik hoop, dat we geleidelijk althans die richting uit kunnen gaan. We kunnen Leeuwarden in elk geval geen verwijt maken van de landelijk gevoel de politiek op het gebied van de woningbouw. Leeuwar den heeft weinig anders gedaan dan zo goed en zo kwaad als het ging gebruik maken van de situatie. Ik wil wel vaststellen, dat de Gemeente weinig of niets gedaan heeft om het ontstaan van wijken met een in dividuele bouw te stimuleren. Het krampachtig vasthouden aan het erfpacht systeem is vele malen onderwerp van bespreking ge weest. Ik vrees, dat een soepeler beleid op dit punt niet zal komen voordat het te laat is, zodat ons na geslacht t.z.t. de Gemeente daarvan nog een verwijt kan maken. Wij hebben Leeuwarden laten uitgroeien tot een stad zonder duidelijk eigen karakter. Ik geef toe, dat de ruimte, waarbinnen Leeuwarden op het punt van wo ningbouw heeft kunnen manoeuvreren, gering is. Op dit moment is zelfs de vrijheid in de vrije sector zoek. Niettemin verontrust mij het aan alle kanten van de stad steeds uniforme aspect van altijd maar weer grote complexen gelijkvormige woningen. De differentiatie, die alles zoveel levendiger zou kunnen maken, ont breekt te zeer. Leeuwarden heeft voornamelijk ge bouwd in de woningwetsector, zij het in de premiesec tor; in ieder geval zijn het in het algemeen woningen geweest van hetzelfde type. Het is niet te verwachten, dat de woningnood zal kunnen worden opgeheven, zo lang er een huurprijsbeheersing bestaat, die de huur prijs drukt beneden het punt, waar vraag en aanbod in een vrije markt elkaar zouden kunnen ontmoeten, wel ke prijsbeheersing gepaard gaat en moet gaan met een distributiesysteem, dat een andere verdeling geeft dan de optimale. Zou op zeker ogenblik èn prijsbeheersing èn distributie verdwijnen, dan zou ook het verschijnsel van doorstroming zich voordoen en de vraag is, of dan niet zal blijken, dat we te weinig verscheidenheid heb ben gebouwd. Ik zou wel willen suggereren thans op een daarvoor geschikte plaats en daarmee bedoel ik een plaats, die niet zodanig in het oog loopt, dat de stad daardoor voor de binnenkomende wordt geken merkt allereerst woningen te bouwen van de meest sobere aard voor de meest geringe huurprijs, die be reikbaar is. Daarnaast zou ik geschikt terrein willen hebben, dat meer in het oog mag lopen, ten behoeve van de bouw van woningen van rianter allure. Ook in Leeuwarden bestaat, net als elders, behoefte aan der gelijke woningen, woningen, die kunnen voldoen aan de behoefte van het kader van industrieën, die wij hier hopen aan te trekken, mensen, die inderdaad bepaalde eisen stellen aan hun woningen en die wij, al zouden wij misschien vroeger er anders over gedacht hebben, nu toch een beter soort woningen moeten toeschikken, om dat ze anders niet komen. Het kan een rol spelen bij de keuze van een vestigingsplaats. Ik wil er nog de aandacht op vestigen, dat de prijs, welke wij voor bouwgrond calculeren, ook redelijk moet worden berekend. Wanneer wij de kosten van allerlei voorzieningen in de grondprijs opnemen, kan deze zo hoog worden, dat hij prohibitief gaat werken. De men sen gaan dan liever naar omringende gemeenten, in dien de grond daar goedkoper is. Het is niet nodig, dunkt mij, dat alle factoren die op een of andere wijze met een bepaald plan in verband gebracht kun nen worden, ook op dat plan worden toegerekend. Er kan stellig, zonder dat er een principe overboord gezet wordt, een en ander ten laste genomen worden van de algemene dienst. Het mag toch niet voorkomen ik zeg niet, dat het in Leuwarden is gebeurd, ik weet dat niet, maar ik weet, dat het elders helemaal niet zelden voorkomt dat ten behoeve van een goedkope cal culatie van de grondprijs voor woningwetbouw bepaal de kostenfactoren verschoven worden naar bouwgrond voor andere bouw. Ik juich de plannen die bij dit Colle ge bestaan om tot een z.g. betere buurt te komen, be paaldelijk toe. Ik hoop ook, dat B. en W. kans zien de bouw van enkele woningen of van kleine series, bijv. door eigenbouwers, te stimuleren. De schoonheid van onze binnenstad is een schoonheid, ontstaan in een voorbije tijd, toen individueel en niet in complexen werd gebouwd, toen ook het tempo minder hoog was en onze grachten nog dagelijks gebruikte verkeerswegen waren. De groei van de stad en het geringer worden van de hoeveelheid grachten, het ontbreken van door stroming en de toegenomen hoeveelheid afvalwater, hebben de vervuiling van de grachten in de hand ge werkt, zodat de toestand thans als onduldbaar moet worden aangemerkt. Ik kan mij niet de tijd herinneren, dat dit probleem niet telkens werd aangesneden. Ook voor de oorlog was de zaak al dringend. Het College noemt haar zelfs bijzonder dringend. In deze omstandigheden mag het wel uitermate teleurstellend genoemd worden, dat nog steeds een centrale riolering, althans voor zo ver zulks de Raad kenbaar is, geen stap verder komt. De zaak is nu zo lang onderweg, dat wij blijkbaar van voren af aan moeten beginnen en B. en W. het nodig achten opnieuw te bezien, of ons rioolwater niet toch maar beter in de Waddenzee kan worden gebracht, een zaak, waarover vroeger reeds een beslissing werd ge nomen. Het feit, dat Gedeputeerde Staten na zoveel jaar dit nieuwe onderzoek op prijs zouden stellen, ver andert aan de tijd die verlopen is, uit de aard der zaak niets. De toezegging van B. en W., dat de Raad zo spoedig mogelijk stappen zal vernemen i.z. deze aange legenheid, vormt een schrale troost. We hebben nu al tientallen jaren een situatie, die zo spoedig mogelijk voorziening vereist, zonder dat er schot in komt. De mededeling, dat voor de riolering dekkingsmiddelen no dig zijn, bevat geen nieuws; die zijn er altijd voor nodig geweest en zullen er ook altijd voor nodig zijn. Het komt mij voor, dat er geen bezwaar tegen is voor dit doel te lenen of voor dit doel gemeentelijke eigendom te gelde te maken of op welke wijze dan ook te trach ten daarvoor geld te krijgen. Ook als het Rijk niet bij voorbaat direct klaar zou staan een bijdrage a fonds perdu te verschaffen, zal deze aangelegenheid voort gang moeten hebben. Wij zien, hoe in verschillende plattelandsgemeenten centrale rioleringen verschijnen en dan is het bepaald niet aanvaardbaar, dat Leeuwar den, centrum en hoofdstad van Friesland, achteraan komt, ook al is de situatie hier natuurlijk moeilijker dan elders. Met wachten komt dit niet klaar. De ont wikkeling van ons land is in het noorden, het ganse noorden, achtergebleven. Zo'n achterstand wil men ook wel eens op een goed moment in een voorsprong ver anderen. Wanneer er in het westen van het land gebrek aan ruimte en aan arbeidskrachten begint te komen, dan kan ook op Leeuwarden het oog vallen. Het lijkt, of inderdaad de kansen keren. Wij zien, hoe enkele in dustrieën zich in Leeuwarden een vestigingsplaats heb- bén gekozen en dan is het jammer, dat het merendeel van onze industrieterreinen nu juist gelegen is in het zuidwesten van onze stad, zodat de heersende wind eventuele verontreiniging van de lucht over de stad voert. B. en W. zijn optimistisch en menen, dat de nieuwe techniek dit euvel zal weten te voorkomen; ik zie voor dit optimisme tot mijn spijt weinig grond. Ook het probleem van het industriële afvalwater is tot nu toe door de techniek niet opgelost en ook dit zal, vrees ik, de stad meer hinder opleveren, nu de situering van de terreinen aan de hoge kant van Leeuwarden is. Hoe het zij, Friesland begint zijn overwegend agra risch karakter te verliezen. Een meer industrieel kli maat gaat heersen; dat brengt voor de stad bepaalde gevolgen mee. Wij moeten rekenen met een bevolking, die minder nauw bij het agrarisch bodemgebruik is betrokken, die andere behoeften heeft en dikwijls mo dernere voorzieningen vraagt. Naarmate de oriëntatie op en de persoonlijke relatie met het omliggende agra rische gebied geringer wordt, stijgt, dunkt mij, de be hoefte aan verpozing buitenshuis, verpozing in de na tuur. De ligging van Leeuwarden is uit een oogpunt van recreatie - het wordt niet vandaag voor het eerst hier gezegd nimmer gunstig geweest. De mogelijk heid om buiten te toeven wordt echter eer kleiner dan groter; de stad wordt groter, de stedelingen komen verder van de natuur af te zitten, diverse ommetjes verdwijnen, voorzover ze al niet verdwenen zijn. Ook onze bevolking krijgt steeds meer de beschikking over vervoermiddelen, welke het mogelijk maken elders te zoeken wat Leeuwarden niet kan bieden. Dat Leeu warden betrekkelijk weinig te bieden heeft, bevredigt niet. Wil Leeuwarden zijn centrumpositie uitbuiten, dan moet het ook hier aangenaam vertoeven zijn. Het is gewaagd, hoewel wij in het noorden tenslotte voor niets staan, onze stad te vergelijken met de hoofdstad des lands, hoewel die stad bijna spreekwoordelijk is geworden voor de problemen die om een oplossing schreeuwen, zonder dat die oplossing komt, in tegen stelling met onze grootste havenstad, welker voort varendheid zonder veel gerucht allerlei weet tot stand te brengen. En wanneer ik dan aan Amsterdam heb

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 5