gedacht, dan is dat niet geweest in verband met onze tunnelplannen of eventuele viaductplannen, hoewel wij daar even lang over doen als de hoofdstad des lands, maar in verband met het Amsterdamse Bos-plan, dat op grootse wijze is uitgevoerd, terwijl in Leeuwarden al wat op soortgelijk gebied aan plan geweest moge zijn, definitief schijnt te zijn bijgezet. Weliswaar zijn we nu in min of meer verre toekomst bezig de Froske- pölle tot recreatiegebied en bereikbaar te maken, maar dat is niet veel. Weliswaar wordt er een en ander bij de Kleine Wielen gedaan, waarvan wij in de toekomst hopelijk de vruchten zullen plukken, maar ook dat lijkt niet genoeg, zelfs niet, wanneer de Kleine Geest via een binnenpad bereikbaar zal zijn geworden. Het zijn alle maal mooie dingen, maar ik vrees, dat het niet vol doende is. Wij moeten rekenen, willen wij niet een dode stad worden, op inderdaad een aanzienlijk hoger in wonertal. Ik geloof, dat de Raad het er over eens is, dat daarvoor meer recreatiegebied nodig zal zijn dan een hier en daar overgeschoten hoekje zo rondom of tussen enkele weilanden. Wanneer wij menen, dat we echt een grote stad gaan worden, dan moeten wij niet achteraf, maar vooraf bedenken, dat we een ruime hoe veelheid groen niet kunnen missen. Het is al de vraag, of we bij onze uitbreidingsplannen niet te rigoureus het verdwijnen van bijv. tuinderijen accepteren. Het zou misschien niet zo gek zijn hier en daar zo'n stukje land te behouden. Als dat niet mogelijk is, dan zou het in ieder geval voor de tuinders plezierig zijn, wanneer wij tijdig zouden zorgen, dat elders in de nabijheid van Leeuwarden geschikte vervangbare grond aanwezig is. Het komt mij voor, dat het nu de tijd is met plannen te komen en de uitvoering weldra ter hand te nemen, opdat wij ieder die wil komen werken, hier goed kun nen ontvangen. Onlangs heeft de Raad een voorstel aangenomen, strekkende tot het treffen van voorzieningen aan het oude ziekenhuis. Wij hebben bij die gelegenheid daar over niet gesproken, omdat wij meenden, dat niet bij elke incidentele verandering over de ziekenhuiskwestie zelf gesproken moet worden. Wij zijn er van overtuigd, dat, zolang er geen nieuw ziekenhuis is, incidentele veranderingen onvermijdelijk zullen zijn. Bij dat voor stel, dat nog niet zo lang geleden onze Raad heeft ge passeerd, meen ik, is medegedeeld, dat de voorberei ding van een nieuw ziekenhuis goede voortgang maak te en dat de Raad er weldra meer van zou horen. Bij de aanbiedingsbrief van deze begroting is meegedeeld, dat de commissie van deskundigen dezer dagen met haar advies gereed kwam. Deze mededelingen maken voorshands op ons geen diepe indruk, omdat wij niet weten, wat er gebeurd is en öf er eigenlijk wel iets is gebeurd. De behoefte aan een gemeentelijk ziekenhuis is niet van vandaag of gisteren. Ik meen, dat in 1946 mijn toenmalige fractiegenoot dr. Van Rooyen al aan gedrongen heeft op de bouw van een gemeentezieken huis en dat door alle fracties in de loop der tijden veel aandacht aan deze zaak is besteed. Tenslotte is er door de Raad een beslissing genomen, die niet direct de hartelijke instemming van alle daarbij betrokken figu ren heeft weten te verkrijgen. Wij hebben kennis ge nomen van correspondentie, waarvan de toon ons min of meer verwonderde, en we hebben al dan niet terecht de indruk gekregen, dat er niet bij allen evenveel be reidheid was van ganser harte mee te werken. Ik meen bemerkt te hebben, dat door deze gang van zaken hier en daar wantrouwen is ontstaan en misnoegen over het uitblijven van resultaten. Het kan, indien deze arg waan misplaatst mocht zijn, een goed ding zijn, die uit de weg te ruimen door de nodige opheldering te ver schaffen. In het voorlopig verslag is gevraagd, hoe vaak de commissie van deskundigen heeft vergaderd en of met de architect reeds contact was opgenomen. Het antwoord van B. en W. op deze vraag munt niet uit door helderheid. De directeur heeft met de leden afzonderlijk en gezamenlijk geregeld overleg gepleegd, zo is het antwoord. Ik meen, dat een gesprek van de directeur met een lid van de commissie, niet met de commissie zelf, geen commissievergadering kan worden genoemd. Men benoemt, dacht ik, niet een commissie om met de afzonderlijke leden gesprekken te houden, maar om met z'n allen bij elkaar te komen. Ik zou nu graag van B. en W. willen weten, wat onder gere geld overleg met de commissie moet worden verstaan en ik stel het op prijs te weten, hoe vaak precies die commissie bij elkaar is geweest sedert zij in het leven is geroepen. Ik meen te weten, dat de door de Raad benoemde architect pas in het eind van januari 1962 voor het eerst bij de voorbereiding is betrokken ge worden en dan zou ik graag willen weten, waarom het zo lang heeft geduurd, voor deze er bij betrokken werd. Tenslotte een vraag en misschien de belangrijkste vraag van dit geheel: Hoelang kan het nog duren, vóór deze zaak voor uitvoering rijp is? Leeuwarden nam vroeger op medisch gebied een centrumpositie in. Ter wijl er in Leeuwarden gedelibereerd werd, rezen el ders in de provincie ziekenhuizen uit de grond laat stelijk te Harlingen en van zodanige omvang, dat het de vraag wordt, of de vergunningen van rijkswege voor verdere ziekenhuisbouw in Leeuwarden nog ver kregen kunnen worden. Mocht zulks niet het geval blijken, dan zal Leeuwarden de vogel over het net heb ben laten vliegen en dat zal niet alleen voor Leeuwar den een ramp zijn, maar voor geheel Friesland, omdat dan een werkelijk up to date medisch centrum in onze provincie voor lange tijd onbereikbaar zal zijn gewon den. Onze goede stad verdient, meen ik, geen prijs voor voortvarendheid, en ik vrees, dat Leeuwarden ook t.a.v, dë fluoridering van het drinkwater in het achterste gelid zal gaan. Het is mij bekend, dat over fluoridering in alle kringen niet met gelijke waardering wordt ge dacht. Terwijl de Maatschappij tot bevordering van tie Tandheelkunde fluoridering noodzakelijk acht, de Ge zondheidsraad fluoridering adviseert en de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid fluoridering warm aanbeveelt, bestaat er ook een conservatisme, dat zich soms op onjuiste gronden tegen fluoridering verzet. Na het succes van de proefnemingen in Tiel en in Culemborg wordt allengs in ons land -het buitenland ging reeds lang voor fluoridering meer toegepast tot, naar wij verwachten, heil van de gebitten van onze jeugd. Ondertussen worden, hoezeer dus van me dische zijde en van gezaghebbende medische zijde, fluoridering wordt aanbevolen, ook stemmen van me dische zijde vernomen, die t.a.v. de tot nu toe behaalde resultaten blijk geven van een grote mate van scepcis, en die fluoridering in verband met mogelijke schade lijke neveneffecten ontraden. Zoals zo dikwijls, zijn dus de deskundigen het niet met elkaar eens, al slaat, geloof ik, in deze zaak de schaal door naar de kant van de maatschappij van de tandartsen. In ieder geval is de Raad niet bij machte om toevoeging van enig fluorzout aan het drinkwater te bevelen, omdat de Raad geen eigen waterleidingbedrijf heeft, doch Leeu warden zijn water betrekt van een N.V., die meer ge- meenten bedient. In hoeverre het mogelijk zou zijn in het bijzonder het Leeuwarder drinkwater te fluoride ren, onttrekt zich aan mijn oordeel. Voorshands ziet het er niet naar uit, dat de N.V. Intercommunale Wa terleiding tot fluoridering zal overgaan, zodat Leeu warden daarvan dus niet zou kunnen profiteren. Nu de tijd rijp schijnt voor toevoeging van een fluoride, lijkt het gewenst, dat ook in onze Raad duidelijk wordt uit gesproken, hoe de meningen op dit punt zijn. Ik zou dus prijs stellen op de opinie van de Raad, maar be paaldelijk ook op het inzicht van hen, die namens de Gemeente invloed kunnen uitoefenen in de N.V. Inter communale Waterleiding. B. en W. kunnen dan tevens opgeven, welk aantal stemmen daarin namens de Ge meente wordt uitgebracht op welk totaal aantal stem men. Omdat het vraagstuk van de fluoridering op zich zelf bij hoofdstuk IV aan de orde zal komen, zal ik bij deze algemene beschouwingen daar verder het zwijgen toe doen. Ik heb misschien tenslotte is het niet nodig om onvriendelijker te zijn dan vermeden kan worden (Ge lach) wat erg de nadruk gelegd op het tempo dat in onze gemeente zo traag lijkt en ik ben daarbij mis schien niet steeds in alle opzichten jegens het College van B. en W. volledig rechtvaardig geweest. Ik weet, dat B. en W. aan vele beperkingen zijn gebonden en dat wij het onmogelijke van hen niet mogen vragen. De vergelijking van onze stad van nu met het Leeu warden van vlak na de oorlog maakt intussen wel dui delijk, dat er een en ander is gebeurd. Ik heb zelfs het gevoel om met iets vriendelijks te eindigen dat we op de goede weg zijn en dat de stijl wat minder be ll nepen en kleinsteeds is dan vroeger wel het geval is geweest. Ik zou er echter wel op willen aandringen het tempo op te voeren en eventuele initiatieven uit de burgerij te stimuleren en te steunen en eigen initiatie ven tot uitvoering te brengen, vóór een omslaande con junctuur of een gewijzigd beleid van de centrale over heid ik voorzie helaas, dat we daar nog wel enige tijd mee zullen zitten een nieuwe spaak in ons wiel zal steken. Ik denk hierbij ook een moment aan de suggestie, die wij maandag in een ingezonden stuk in de Leeu warder Courant hebben kunnen zien, voortgekomen uit de burgerij, ri.l. om het terrein, dat vrij komt, als de oude veemarkt wordt verplaatst naar de nieuwe, te gebruiken voor de aanleg van een kunstijsbaan. Ik zou B. en W. willen adviseren niet bij voorbaat zo'n sug gestie aan de kant te schuiven, omdat zij nu eenmaal reeds een bepaald standpunt hebben ingenomen om trent het gebruik, dat zij zich voorstellen van dit vrij komende terrein, waarop natuurlijk iedereen zijn ga ding makend oog heeft laten vallen, te maken. Ik zou gaarne willen, dat B. en W. deze suggestie bijzonder aandachtig zouden bekijken en de mogelijkheid zouden onderzoeken om dit tot werkelijkheid te maken. Ik ben er van overtuigd, dat onze burgerij een dergelijk plan met groot enthousiasme zou ontvangen en ook gaarne bereid zou zijn daarvoor aanzienlijke offers te brengen. De Voorzitter: Het is nu al lang halfvier geweest; ik geloof dus, dat we verstandig doen de vergadering te schorsen en dan de thee, zonder gefluorideerd water, te gaan drinken. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. De heer Kanistra: De eerste spreker bij de alge mene beschouwingen is begonnen met waardering uit l'. spreken over de verzorging van de aanbiedingsbrief. En ik kan U vertellen, dat onze fractie niet graag wil achterblijven bij die waardering. We menen haast te mogen zeggen, dat deze aanbiedingsbrief zo mogelijk nog weer beter is dan de voorgaande. De heer Spiek- hout heeft ook gezegd, dat het eigenlijk de bedoeling is bij de algemene beschouwingen, dat de fractievoor zitter zo weinig mogelijk tijd vraagt, om zijn fractie genoten de gelegenheid te geven het hunne te zeggen bij de volgnummers, zonder te moeten constateren, dat de room er eigenlijk al af is. Ik hoop, dat ik mij aan deze afspraak zal houden en het dus minder lang zal maken dan andere sprekers deden. We mogen constateren, dat de begrotingen van voor bande jaren een tekort aangaven van meer dan 1 miljoen. En ik meen te mogen zeggen, dat de begroting van 1962 er dan toch wel een ietsje gunstiger uitziet. Leeuwarden is echter een stad in ontwikkeling; be langrijke werken zijn onderhanden of moeten worden aangevat, wat gepaard gaat met grote investeringen. En als men zich afvraagt: Is dit nu allemaal wel nodig, dan ligt het antwoord o.a. in het rapport, dat wij moch ten ontvangen en dat is uitgebracht door het Neder lands Economisch Instituut, dat een onderzoek heeft ingesteld naar het verwachte aantal inwoners van Leeuwarden en wat daarmee annex is. Wat de bevol kingstoename betreft, is het moeilijk een schatting te maken, omdat met verschillende factoren rekening moet worden gehouden. Als we de twee uitersten ne men, dan brengt Leeuwarden het in 1980 öf tot 93.700 óf tot 135.000. Daartussen is ook plaats. En wanneer waar mag zijn, dat uit onze stad niet meer zoveel jonge gezinnen wegtrekken, dan zou het probleem van de vergrijzing, waarin over dat rapport wordt gesproken, meevallen. Wanneer we spreken over Leeuwarden als stad in ontwikkeling, dan komen we het kan haast niet anders terecht bij de industrialisatie. Vroeger gold voor Leeuwarden, dat het niet bijzonder geïnteresseerd was bij vestiging van industrie. En dat was eigenlijk wel enigszins te verklaren, omdat Leeuwarden hoofdstad was van een in hoofdzaak agrarisch ingestelde provincie. Terecht wordt door Uw College in de aanbiedingsbrief opgemerkt, dat de structuurveranderingen in de pro vincie zich geleidelijk doorzetten en dat Leeuwarden zich juist met het oog daarop na de tweede wereld oorlog bijzonder is gaan toeleggen op bevordering van de industrie, een streven, dat door de Regering wordt ondersteund. Maar met dat al moet een achterstand worden ingehaald. Het is echter o.i. van zeer groot be lang, dat de te vestigen industrie ook verantwoorde industrie is, d.w.z. financieel krachtig en met een grote afzetmogelijkheid. De heer Spiekhout sprak over con- junctuurbestendige industrie, maar ik stel me de vraag: Welke industrie is eigenlijk conjunctuurbestendig De conjunctuur op zichzelf is al niet bestendig, is aan wis seling onderhevig. Het College is echter tevreden en optimistisch t.o.v. de vestigingen en wat nog wordt verwacht. De industrialisatie doet bevolkingstoename verwachten, evenals de mogelijkheid, dat vooral onze jonge mensen in eigen omgeving emplooi zullen kun nen vinden en niet na geslaagd examen een toekomst elders moeten zoeken. Het rapport legt de nadruk op het hebben van een gunstig gelegen, specifiek indus trieterrein. We mogen zeggen, dat Leeuwarden dat heeft. Het industrieterrein voor onze stad heeft o.a. uitermate gunstige spoor-, water- en wegverbindingen. Industrie vraagt echter meer. Wat ze ook vraagt, wordt wel aangeduid als het „gezicht van de stad". Voor het aantrekken of behouden van personeel is het van groot belang, dat men een gunstige indruk krijgt van de stad, waar men gaat wonen. Met wat de heer Van der Veen daarover heeft gezegd, ben ik het volkomen eens. Leeuwarden heeft oude gedeelten, welke om sanering schreeuwen, maar ook veel moois uit het ver leden, dat we niet graag zouden willen missen en waar toch maar al te vaak zeer sterke aanvallen op worden gedaan. Het deed mij dan ook genoegen, dat het rap port tot eenzelfde conclusie komt. Men meent, dat de historische schoonheid van de binnenstad moet worden hersteld of bewaard en dat bij de inrichting van nieuwe stadswijken alles in het werk moet worden gesteld om te komen tot een gezellig geheel, waarbij vooral in het oog moeten worden gehouden de sociale en de culturele apparatuur. Leeuwarden krijgt in het rapport trou wens een prijzend schouderklopje, sommige mensen misschien tot spijt. Want er staat: Leeuwarden kan zich gelukkig prijzen, dat het Gemeentebestuur zich reeds in grote lijnen een beeld heeft gevormd van de stedebouwkundige ontwikkeling. Bij de memorie van antwoord is een indrukwekkende lijst overgelegd van werken, die nog moeten worden uitgevoerd of voltooid. Het is een urgentielijst van wer ken op verschillend vlak, maar die allemaal noodzake lijk zijn. Ik zal me niet aan een optelling wagen, want het totaal bedrag zou je de durf ontnemen er over te spreken. Met dit voor ogen kan ik me indenken, dat Uw College in de aanbiedingsbrief meent te mogen zeggen, dat de financiële situatie van de Gemeente nog weinig perspectief biedt en dat het nodig zal zijn alle krachten in te spannen financiële medewerking van het Rijk te krijgen voor de uitvoering van tal van nieuwe, dringend noodzakelijke voorzieningen. Als ik de heer Spiekhout goed heb begrepen, is de mogelijk heid om die te verkrijgen groter dan ze voorheen is geweest. Hij heeft zich, wat mij echt spijt en wat eigen lijk niet in deze Raad gebruikelijk is, begeven op het terrein van de partijpolitiek, wat in het begin van deze vergadering aan een ander is verweten. De opnieuw naar voren gekomen gedachte omtrent eventuele afvoer van het rioolwater naar de Wadden zee heeft ons toch wel zeer verrast en ik ben zeer be nieuwd, hoe het resultaat van de ingestelde studie zal zijn. Ik meen, dat het niet goed is nog meer punten naar voren te halen. Omdat nog zoveel belangrijke werken de aandacht vragen en ook hebben mag ik con cluderen, dat Leeuwarden, in tegenstelling met andere beweringen, die soms gehoord worden, een levende stad is met voldoende durf, een stad, welke de bestuurders ten volle de gelegenheid geeft hun bestuurstalenten te tonen. En daarin zal de Raad B. en W. gaarne willen bijstaan. Moge de goede God Uw werk zegenen en U allen de kracht geven om ook in dit begrotingsjaar veel goed werk in het belang van de gemeente Leeu warden te kunnen doen. De hear Santema: As ik oan de ein kommen bin fan it lézen fan dizze memory fan antwurd, dan kin ik it net helpe, dat ik dochs in ünfoldien gefoel haw. Fan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 6