Verder pleit ik voor decentralisatie van het plaat selijk bestuur door het instellen van wijkraden met een beperkte bevoegdheid. Uit het voorgaande is duidelijk gebleken, dat ik ze ker mijn medewerking niet zal kunnen verlenen aan de door het College aangekondigde nieuwe belastingen en tariefsverhogingen. Ik vraag mij wel eens af: Wordt wel voldoende beseft, dat het Gemeentebestuur in de eerste plaats een dienende taak heeft t.o.v. de ingeze tenen Wat de industrialisatie betreft, is het goed, dat B. en W. in verband met het stijgend aantal inwoners van onze Gemeente, attent zijn op werkgelegenheid in de industrie. Maar urgenter is naar mijn mening het wo ningprobleem en het scheppen van een goed leefbaar klimaat. Wat het eerste betreft, is het College gebon den aan de centralisatie, al eerder vermeld. Doch op het gebied van de leefbaarheid is hier m.i. nog wel wat te verbetei'en. Maar al te dikwijls hoort men, dat onze stad een stijve stad, een groot dorp en wat al niet meer is. Ik kan dat zelf niet zo goed beoordelen. Waar houdt een groot dorp op en waar begint een stad? Men denkt, als men de door mij geciteerde uitspraak lanceert, aan de tijd, dat hier weinig stadsleven valt te genieten. Dat is ook weer een vaag begrip misschien. Ook B. en W. vermelden, dat hun beleid onverminderd ik hoop „vermeerderd" gericht moet zijn op het scheppen van een gunstig klimaat. Kunnen B. en W. hieromtrent misschien nadere mededelingen doen? Tenslotte nog iets omtrent de woningbouw. Gaarne erken ik, dat ik spreek als leek zijnde, maar dit geldt eveneens t.o.v. de zeer grote meerderheid van deze Raad. Als ik de situatie bijv. op 't Heechterp beschouw daar is al eens meer over gesproken, meen ik dan denk ik: Wat is het toch iets stompzinnigs. Men selijk lijkt me deze wijze van bouw onaanvaardbaar en ik vraag mij af, of dit technisch gezien ook wel toe reikend is. E ik wil hier aan toevoegen, dat ik niet het „J'accuse" wil uitspreken aan het adres van het College, want wij weten, dat deze bouw is voorbereid door een professor, n.l. Prof. Van den Broek, en de architect Bakema. Het huisvestingsproces heeft m.i. meer de bemoeiing nodig van de leek, d.w.z. van de bewoner. De tegenwoordige massa-woningbouw sluit deze inmenging principieel uit. Onze huisvesting is daarom paradoxaal en alle initiatieven die met de beste bedoelingen zijn genomen, worden door het massale omgekeerd in het tegendeel. Door een kritisch onder zoek van de huidige toestand moet de weg worden ge baand naar een werkwijze, die enerzijds de bemoeiing van de bewoner toestaat en anderzijds de moderne pro- duktiemethoden ten volle uitbuit. Een aantal woningen moet toch wel een zelfstandigheid krijgen. Eigenlijk moet men kunnen zeggen ik weet wel, dat ik hier op gevaarlijk terrein kom dat elke woning apart gebouwd, apart gewijzigd en apart afgebroken moet kunnen worden, al begrijp ik wel, dat we dan op het terrein van de prijzen wel niet mee zullen kunnen ko men. Als het voorstel tot het bouwen van een aantal woningen de Raad bereikt, is er altijd al heel wat aan voorafgegaan: de zaak wordt dan n.l. als gesneden koek opgediend. Enkele raadsleden laten nog wel eens een geluid horen, maar dat is dan ook alles. (Gelach) Ja, wat kan men ook anders doen De raadsleden zijn grotendeels terzake onkundig en het publiek zegt: Daar zitten de ja-knikkers. Bij het niet accepteren van zo'n voorstel zou dit trouwens dikwijls betekenen, dat onze gemeente van een aantal zo hoog nodige woningen verstoken zou blijven. Met alle respect voor het com missiewerk, zijn we nu aangewezen op de plannen van de dienst Openbare Werken. Deze dienst wil ik in geen geval onderschatten: ik heb er grote waardering voor, maar toch zou ik de vorming van een z.g. bouwteam of hoe men dat ook maar mag noemen ten zeerste aan bevelen. Dit team zou moeten bestaan uit vakmensen, die de Raad naast de adviezen van de bewoners, waar bij vooral ook de huismoeder dient te worden inge schakeld, ook advies moeten geven. Verder betreur ik het, dat de centrale regering de subsidies op de woning- bouwpremie zo drastisch heeft verlaagd. Ik vermoed, dat de huurprijs hierdoor de laatste paar jaar wel on geveer twee gulden per week is gestegen. De huidige regering schijnt deze bouw dan ook bewust duurder te maken. Daartegenover steeg de premie in de eigenbouw. 'im, Het is mij bekend, dat door de nood der tijden en ver leid door aantrekkelijke advertenties, verschillende jon gelui op veel te zware lasten zijn komen te zitten. De speculatiebouw wint steeds meer veld in plaats van dat uitsluitend het behoefte-element wordt nagekomen, Veelal keert de wal het schip. Ik geloof, dat Uw Colle ge in heel veel opzichten heeft gedaan wat het kon doen. Mijn bezwaar geldt, zoals ik straks al heb gezegd, dan ook meer het gebied van de centrale overheid, j Toch zullen wij, naar ik meen, dit geluid hier moeten laten horen, opdat ieder die dit standpunt in meerdere of mindere mate kan delen, dit zou kunnen zou I moeten doorgeven aan diegene die zijn groepering vertegenwoordigt in de Kamer en zelfs in het Minis- j terie. De heer Beuving: Ik zou, evenals andere fractievoor zitters, in een korte beschouwing over deze begroting willen beginnen met een woord van waardering aan het College, gedeeltelijke waardering, en wel voor wat de industriële ontwikkeling van onze gemeente be- treft. In mijn beschouwing zal mijn kritiek dan ook gericht zijn op het remmen van de werkelijk goede wil van de Raad van Leeuwarden. Deze beschouwing zal in het algemeen niet verschillen van de vorige. Door meerdere bijdragen uit het Gemeentefonds en een ver hoging van de rechten en belastingen, die de bevolking moest opbrengen, is het tekort enigszins weggewerkt, maar een feit is en blijft, dat verschillende urgente, nog lopende werken nog een tijd in de ijskast zullen moeten liggen. Aan de sanering van de oude stadswij ken bijv. zal nog jaar en dag moeten worden gewerkt, omdat er geen geschikte woningen zijn voor de mensen die de oude woningen zullen moeten verlaten. Doordat ook dit jaar slechts een belachelijk aantal woningwet woningen wordt gebouwd, stagneert de opruiming van deze krotten zeer zeker nog meer. De industriële ont wikkeling van onze gemeente zet door en dat is best, maar het extra toegewezen klein aantal woningen brengt grote moeilijkheden met zich mee. Het opvoeren van de premiebouw in de vrije sector brengt volgens mij geen oplossing. Deze ligt in het vlak van de goede ar beiderswoningen met een betaalbare huur. Hierop wachten enige duizenden, die ingeschreven staan bij het Bureau Huisvesting. Oplossing van dit probleem, dat een der meest urgente is, zal onder de tegenwoor dige regering niet mogelijk zijn. En waarom niet? Zij voert bewust een woningbeleid, dat er op gericht is door inkrimping van het aantal woningwetwoningen en huurverhogingen-aan-de-lopende-band de subsidie weg te werken. Deze regering stelt de extra uitkering van het Gemeentefonds afhankelijk van het inkomen van de gemeente. Die gemeenten, welke zich hierbij aan passen, zullen dan ook zwaardere lasten leggen op hun ingezetenen, om te komen tot meer en hogere uitkerin gen en een sluitende begroting. Wij zijn dan ook van mening, dat deze weg een ver keerde weg is. Een re gering, die het werkende volk belastingen wil opleggen om nog iets tot stand te kunnen brengen in de gemeen ten en aan de andere kant miljoenen aan oorlog en af braak besteedt, moet zo snel mogelijk verdwijnen. Wij staan in die mening niet meer, zoals enige jaren ge leden, alleen. Groepen uit diverse partijen geven hun sanctie niet meer aan deze politiek. Het is m.i. dan ook wenselijk, dat het Gemeentebestuur Den Haag laat weten geen genoegen te kunnen nemen met het ge voerde woningbeleid, omdat daardoor de woningnood vergroot en de ontwikkeling van onze gemeente afge remd wordt. De Voorzitter: Het ligt bij de beantwoording door het College van de verschillende opmerkingen op de weg van de voorzitter en dat is ook te doen ge bruikelijk om allereerst namens het College dank te brengen aan diegenen van de raadsleden, die hun waardering hebben geuit aan het adres van het Colle ge en aan het adres van de medewerkers die de aan biedingsbrief en de andere stukken hebben samenge steld. Ik wil dus van mijn kant graag allereerst deze dank aan de betrokken sprekers betuigen en ik wil hun graag toezeggen, dat hun dank en vriendelijke woor den ook zullen worden overgebracht aan al diegenen, die zij op het oog hebben gehad, dat wil dus zeggen al diegenen, die hebben medegewerkt aan het tot stand komen van de bedoelde stukken. Deze begrotingsbehandeling dat wil ik er nog wel aan toevoegen pleegt te worden gehouden in een stijl van waardering over en weer van het werk, dat ieder op zijn plaats doet, een waardering, zoals die gewoon lijk in de raadsvergaderingen tot uitdrukking komt. En ik meen, dat dus naast de directe dank voor dit werkstuk toch ook wel een woord van dank past voor |de waardering die het College in het algemeen ten aan- kien van de gemeentelijke zaken in het afgelopen jaar ondervindt. Ik geloof, dat ik nu hier verder niet over fehoef uit te weiden. Ik hoop op de opmerkingen waar van de beantwoording op mijn weg gelegen is, straks fcog wel nader in te gaan en dan zou ik nu graag het «woord willen geven aan de Wethouder van Financiën len Onderwijs. I De heer Tiekstra (weth.): Enkele fractievoorzitters heoben een paar concrete vragen gesteld, respectieve lijk concrete opmerkingen gemaakt, waar dezerzijds een antwoord op dient te komen. Overigens hadden, meen ik, de algemene beschouwingen, voor zover ze lagen op het terrein van de financiën, wel zo ongeveer nzelfde teneur, zodat ik vermoedelijk wel met een 'neer algemene beantwoording kan volstaan. J De enkele concrete punten volgende, zou ik aller eerst met betrekking tot de rioolbelasting, die zowel [door de heer Spiekhout als de heer K. J. de Jong ge noemd is en waarbij deze laatste heeft gevraagd of nvoering reeds nu al verstandig zou zijn, dit willen gen: Dit soort belastingen wordt in het algemeen ;ehanteerd als een billijke bijdrage in de kosten van de treffende projecten. De voornaamste lasten van de [riolering moeten echter nog komen in de vorm van de kosten van hetzij een rioolwaterzuiveringsinstallatie en de daarbij behorende technische onderdelen, hetzij mo gelijkerwijs een persleiding naar de Waddenzee. De op (het ogenblik op het gemeentebudget drukkende lasten :ijn niet van zodanige hoogte, dat deze een onmiddellijke invoering van een rioolbelasting tot de gebruikelijke bedragen zouden nodig maken. Een andere vraag is inatuurlijk, of de invoering van een kohier voor de riool- [belasting reeds nu zou kunnen geschieden, en wel met :en geleidelijk opklimmende heffing. Deze vraag is nog Ibij het College in onderzoek en ik geloof, dat ik van mijn kant wel kan zeggen, dat de Raad hiermee tijdig [geconfronteerd kan worden. Dan heeft de heer De Jong gevraagd naar de rede- |nen, waarom het vergelijkende begrotingsonderzoek eigenlijk nu pas is ingesteld. Ik geloof, dat ik daarom trent alleen maar kan zeggen, dat een onderzoek van de uitgaven op zichzelf uiteraard bijzonder interessant is. En ook zal vergelijking van de verschillende struc turen van de gemeentelijke uitgaven waarschijnlijk wel instructief materiaal kunnen opleveren. Maar gegeven de invloed, die de nieuwe financiële verhouding op de gemeentelijke budgetten kan uitoefenen, is in wezen een onderzoek, niet alleen naar de uitgaven, maar ook naar de aansluiting van de uitkeringssystemen op deze zelfde uitgavenstructuur ook van belang. Dat is dan ook de reden geweest, waarom dit onderzoek nu pas begonnen is en ik hoop, dat we in staat zullen zijn de Raad van het resultaat daarvan tijdig op de hoogte te stellen, juist ook omdat dit een belangrijk hulpmiddel kan zijn bij de bepleiting van hogere inkomsten voor de gemeente Leeuwarden. Daarbij laat ik op het ogenblik in het midden, op welke wijze deze verhogingen dan zouden moeten worden toegekend. De heer Van der Veen heeft de vraag gesteld, of het inderdaad juist is, dat het te lage tempo bij het tot ontwikkeling en uitvoering brengen van de plannen veroorzaakt zou worden door de financiële positie. Ik geloof wel en ik meen, dat de heer K. J. de Jong daar ook al op gezinspeeld heeft dat ik mag zeg gen, dat het voornaamste struikelblok juist is geweest het gebrek aan middelen van de Gemeente en de daar door veroorzaakte achterstand. Ik meen, dat, wanneer er dus nu sprake is van een zeer duidelijke versnelling, die versnelling primair veroorzaakt is door de moge lijkheid achteraf subjectieve verhoging van algemene uitkeringen te krijgen (het oude systeem) en tevens door de mogelijkheid via het infrastructuurprogramma bijdragen ineens te verkrijgen uit de pot van Econo mische Zaken. Waar dan nog bijkomt en dat is de 15 Raad niet onbekend de befaamde regeling van de f 4,per inwoner voor de kerngemeenten en de pro bleemgebieden. Dit zijn aanvullende middelen geweest, die stellig een versnelling hebben veroorzaakt in de uitvoering en de ontwikkeling van de plannen. Ik geloof inderdaad, dat wij met enige voldoening mo gen vaststellen, dat het gebruikte investeringsvolume de afgelopen jaren zeer duidelijk is vergroot. En ik hoop dan ook alleen maar, dat voor de uit deze nood zakelijke investering voortvloeiende lasten in het kader van de verdere ontwikkeling van de gemeentelijke mid delen inderdaad dekking kan worden gevonden. Op de beschouwingen, die meer van algemene aard zijn geweest, zou ik het volgende willen antwoorden. Ik geloof, dat ik niemand een geheim verklap, wan neer ik zeg, dat de begrotingspositie van de gemeente Leeuwarden op basis van de nieuwe financiële verhou ding toch wel duidelijk verbetering vertoont. Dat mag dus tot voldoening strekken. Maar ik wil er meteen aan toevoegen de opmerking, dat desalniettemin deze po sitie niet, nog niet, voldoet aan de eisen, die het voor- zieningspeil van Leeuwarden vraagt. En dan geloof ik, dat ik ook niet veel nieuws vertel, wanneer ik stel, dat de knelpunten worden gevormd ten eerste door de be staande behoefte aan verhoging van diverse subsidies en ook aan nieuwe subsidies, maar in het bijzonder door de noodzakelijkheid van uitvoering van onren dabele of slechts voor een deel of voor een gering deel rendabele werken, voorzover deze niet op andere in vesteringssubsidies aanspraak zouden kunnen maken. Het is de Raad ook bekend, dat de primitieve begro ting nog zonder investeringsprogramma voor 1962 is. En dat betekent, dat in deze begroting nog geen investe ringsvolume is opgenomen. Uiteraard spelen daarbij ook de toenemingsmogelijkheden van de middelen een rol. Op een andere plaats is de vraag gesteld, of die mogelijkheden voor de gemeente Leeuwarden ook een aanmerkelijke rol zullen spelen bij het kortingssysteem i.z. de limietuitkeringen, zodat dus pas over 1964 vol ledig over de toeneming kan worden beschikt. Verder geloof ik dat heeft de heer K. J. de Jong toch ook opgemerkt en ik kom daarmee eveneens bij de opmer kingen die de heer Klijnstra heeft gemaakt dat in het kader van de eigen verantwoordelijkheid van de Gemeenteraad door het Gemeentebestuur toch zeer naarstig gestreefd moet worden naar vergroting op eigen verantwoordelijkheid, van de beschikbare midde len, want het tegenwoordige uitkeringssysteem geeft niet veel groeimogelijkheden. Ik neem allereerst even de uitkeringen voor het onderwijs, die op het ogenblik een vrij gunstig beeld geven, onder de loep. Dan zien we meteen, dat de normuitkeringen gebaseerd zijn op de bestaande kosten en dat ze voor de nieuwbouw van scholen vermoedelijk niet toereikend zullen zijn. Dat betekent dus, dat de beschikbare ruimte op het ogen blik nog toekomt aan de overige hoofdstukken, maar dat die ruimte geleidelijk aan wel zal worden opgesoupeerd voor doeleinden, die meer rechtstreeks verband houden met het onderwijs. Van de zijde van de gemeenten zal zeer veel druk moeten worden uitgeoefend om te zor gen, dat deze normuitkeringen voor het onderwijs tijdig worden aangepast bij de ontwikkeling van het kosten niveau, maar ook bij de ontwikkeling, die het onderwijs vertoont. Daaromtrent is door een gemeente in Neder land al een onderzoek ingesteld en het resultaat van die enquête zie ik natuurlijk met belangstelling tege moet. Dat met de algemene uitkeringen voor de op pervlakte-uitkering wel of niet direct verhogingsmo gelijkheden aanwezig zullen zijn, zal de Raad onmid dellijk begrijpen, tenzij dus het bedrag met f 5.- - zou worden verhoogd. Ik neem tenminste niet aan, dat we nu op dit moment al weer gaan praten over de moge lijkheid van gebiedsuitbreidingen en stellig niet in de omvang als een zustergemeente in een andere provincie dat meent te mogen doen. Welke groeimogelijkheden zouden er dan verder aanwezig zijn? Ik kan alleen dit zeggen, dat in de sector van de sociale zorg nog altijd niet vaststaat welk totaal van kosten in deze sector precies zullen worden gerekend tot de voor rijksvergoe ding in aanmerking komende kosten. Wel de kosten van armenzorg, maar of straks in de verdere ontwik keling van het maatschappelijke werk ook andere kos- tenbestanddelen zullen worden meegerekend, staat op dit moment nog niet vast, terwijl we hier juist een i

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 8