deze huizen, komt daar ineens dit initiatief, dat aan sluit op wat deskundigen in de bejaardenzorg al lang aanvoelen, n.l., dat we nieuwe wegen moeten inslaan. Ik moet zeggen, dat het een ontzettend plezierige ver rassing voor mij was. Mijn tweede reactie was: Geluk kig de diaconie, die een dergelijke kijk op dit probleem heeft, en mijn derde reactie was: Gelukkig de Gemeen te, waar onder de burgerij een dergelijk initiatief wordt genomen. Maar als ik dan de Subsidienota lees, krijg lk een klap op mijn hoofd, want de Gemeente zegt: Wij kunnen dit niet met een subsidie steunen. Ik herhaal: Wij staan voor deze behoefte en voor deze vorm van bejaardenzorg. We zullen daar in deze Gemeente in moeten voorzien. Doen anderen het niet, dan zullen we het als Gemeente moeten doen. Door deze handreiking van het particulier initiatief kunnen we het doen met aanzienlijk minder kosten. De gelden voor de bouw worden gefourneerd en de grond wordt gefourneerd; het Rijk heeft zich bereid verklaard 40% subsidie te geven; het particulier initiatief wil 20% bijdragen; wij worden gesteld voor 40%, rondweg f 16.000,voor een dergelijk project. Ik wil er verder niet veel van zeggen. Onze fractie schaart zich volledig achter het voorstel, zoals dat door de heer Bootsma is ingediend en mede door enigen onzer is ondertekend. Dan is daar vervolgens de subsidie-aanvrage van het maatschappelijk werk en, wat dat betreft, ben ik iets positiever dan de heer Bootsma, want te dien aanzien neem ik precies hetzelfde standpunt in, dat ik straks over het particulier initiatief naar voren heb gebracht. Wat wil dit maatschappelijk werk? Het maatschappe lijk werk wil in de noden van mensen, die zich door sociale omstandigheden of door persoonlijke omstandig heden niet kunnen handhaven, voorzien door begelei ding in de vorm van individueel maatschappelijk werk. Dat werk is overal nodig en kan met name meer nodig zijn in die steden, die zich voor bepaalde vraagstukken geplaatst zien; zoals in Leeuwarden met zijn sanering, zoals in Leeuwarden ook met zijn industrialisatie en zijn verplaatsing van grote bevolkingsgroepen. Dan krijgt het individueel maatschappelijk werk bijzondere nadruk. Vervolgens is er het feit, dat het algemeen maat schappelijk werk meer dan enige andere vorm van maatschappelijk werk dc combinatie kent tussen be roepskrachten en individuele werkers buiten de be roepssfeer, waardoor het een binding met de gemeen schap heeft, die een basis vormt voor gespecialiseerde vormen van maatschappelijk werk. Specialismen als gezinszorg, kinderbescherming e.a. kunnen hun functie niet vervullen, als zij niet kunnen terugvallen op het algemeen maatschappelijk werk en zijn vertakkingen in de gemeenschap. De Stichting Friesland voor Maat schappelijk Werk zal over enige weken een congres wijden aan de noodzaak tot samenwerking tussen kin derbescherming en algemeen maatschappelijk werk. Daarmee nu krijgt het algemeen maatschappelijk werk een basisfunctie, die noodzakelijk is voor alle werk vormen. Als ik dan constateer, dat men andere vormen wel subsidieert en deze basis niet wil subsidiëren, dan kom je inderdaad op het beeld van de boom die men afkapt, terwijl men bepaalde takken met alle geweld tracht nat te houden. Tenslotte is een ander facet, dat het algemeen maat schappelijk werk door zijn vertakkingen in de leefge meenschappen het eerst de behoeften en noden signa leert die opduiken en dat vervolgens vanuit dit maat schappelijk werk ook impulsen gegeven worden tot het tijdig treffen van voorzieningen. Gegeven dit alles, acht ik het noodzakelijk, dat ook in deze Gemeente -het is waarachtig niet voor het eerst in Friesland gebruik gemaakt wordt van de handreiking die door het parti culier initiatief gegeven wordt. Laten wij ons realise ren ik herhaal het, al wordt 't eentonig dat, ge beurt dit niet door het particulier initiatief, wij het zelf zullen moeten doen, dat wij dan meerdere ambtenaren zullen moeten vrijmaken, zoals wij die op het ogenblik vrijmaken voor Wielenpölle e.d. en dat het ons veel meer geld dan dit gevraagde bedrag aan subsidie zal kosten. Wij zullen noodzakelijk in deze Gemeente moe ten overgaan tot subsidiëring van dit algemeen maat schappelijk werk. Ik herhaal: We zijn waarachtig niet de eerste in Friesland. Daar is menige gemeente, die ons is voorge gaan. Ik dien dan ook, mede namens de heren Spiek- hout, K. J. de Jong en Santema, een voorstel in van de volgende inhoud: De Raad van Leeuwarden; besluit tot het verlenen van subsidie aan de in zijn gemeente werkzaam zijnde organen voor algemeen maatschappelijk werk overeen komstig de richtlijnen van het Ministerie van Maat schappelijk Werk, no. U 86113 e.v., voorzover en voor- zolang deze instellingen rijkssubsidie ontvangen in het kader van genoemde richtlijnen. De Voorzitter: Ik heb nu het voorstel ontvangen, dat door de heer Engels is voorgelezen, en het kan dus mede onderwerp van de beraadslagingen vormen. De heer SpiekhoutIk kan zeker na het betoog v n de heer Engels kort zijn. Ik ben blij, dat hij eerst v. We verkeren hier aan de ene kant in een plezierige situatie, want voor al de subsidies die hier voorlopig worden afgewezen, behoeven we tegenover het Coll> e eigenlijk geen pleidooi te voeren. Het College is zelf begonnen met te zeggen, dat het de urgentie, de nood zaak van dit werk waarvoor subsidie gevraagd wor it, inziet. Ik ga daar dan ook niet op in. Ik ga géén pi i- dooi voor de noodzaak en het nut van dit werk voeren Bovendien, de heer Engels heeft dat voor een bepa 1 onderdeel uitvoerig gedaan, evenals de heer Santema. Aan de andere kant is daar het financiële bezwaar, waardoor het College zich genoodzaakt gezien heeft om toch deze dingen voor dit jaar nog niet financieel te steunen. Ik weet, dat het moeilijk is, maar toch geloof ik, dat wij in onze verantwoordelijkheid als Raad ook te kort zullen schieten, als wij dan toch maar niet een bepaalde keuze doen en de verantwoordelijkheid op ons nemen om voor het werk dat wij zo dringend nood zakelijk achten, het tekort van de begroting te verho gen. Dat houdt meteen in, dat je natuurlijk niet alles kunt doen; dat je maar niet kunt zeggen: Wij will' n dit allemaal steunen. Dat betekent onvermijde! k een keuze doen en een stellen van prioriteiten en dat zal ieder van ons dan wel anders doen. Voor mij zelf ben ik tot de overtuiging gekomen, dat het cen trum voor bejaarden nummer één moet zijn. Daar is genoeg over gesproken. Ik sluit mij ook geheel aan dat zult U begrijpen bij het pleidooi voor het steunen van het maatschap pelijk werk, dan als tweede punt. Voor mijzelf had ik als derde als we er nog aan toe zouden komen - de kwestie van subsidiëring van het godsdienstonderwijs op openbare scholen, die nu al zoveel jaren bij ons op de agenda bij de subsidie-aar vragen staat. De aanvrage is dit jaar en vorig jaar geloof ik ook op financiële gronden afgewezen, na dat dit een paar keer eerder op andere gronden is ge schied. Ik wil op dit punt in eerste instantie alleen eerst nog maar het volgende vragen: U zegt in de nota, dat dit onderwijs een bedrag van f 20.000,zat kosten en dat is inderdaad op de basis van f 5,per leerling het geval. Was het niet mogelijk, nadat we het zolang hebben aangehouden, om te beginnen, al was het maar met één of twee gulden per leerling? Zijn daar bezwaren tegen? Ik begrijp niet helemaal, waar om men dit zo gespeeld heeft op het volle bedrag. Dat wil ik toch graag nog wel eens van U vernemen. En het laatste punt dat ik wil noemen, is, dat ik mij heel graag wil aansluiten bij wat de heer De Jong gezegd heeft: dat je op een gegeven moment dan maar de altijd wat pijnlijke beslissing moet nemen om een bepaald subsudie dat dan, vergeleken met dat voor andere werkzaamheden, minder urgent is, te laten ver vallen. En ik voel er, zoals ik er op dit moment tegen over staook heel veel voor, om het subsidie van f 4.220,- voor de campagne „Opgeruimd staat netjes" dan maar te laten vervallen. Ik weet niet, hoe U straks deze nota behandelt en in stemming brengt. Als we over elk punt afzonderlijk kunnen beslissen, dan kan men op het moment dat het aan de orde is, stemming vra gen en het eventueel afstemmen. Over dingen die afge wezen zijn, zijn afzonderlijke voorstellen ingediend Dat is misschien hiervoor niet nodig, maar mocht dat wel nodig zijn, dan wil ik in tweede instantie wel een voorstel in die zin bij U ter tafel brengen. ïi Dat waren de punten die ik, kortheidshalve op deze wijze, naar voren wilde brengen. De heer Van der Veen: De wijze, waarop nu deze subsidies behandeld worden, is niet de wijze, waarop het in de toekomst moet gebeuren. Daar zijn we het wel met elkaar over eens. We hebben vroeger een systeem gekend, waarbij al die dingen eigenlijk verdronken in de begroting zelf. We hebben nu in ieder geval het voordeel, dat ze er uitgelicht zijn en dat we ze apart kunnen bekijken. Alleen wanneer dat op de wijze ge beurt, zoals nu, dus nadat de begroting behandeld is, dan zijn de mogelijkheden, die de Raad heeft, bijzonder gering. Ik geloof dus, dat we in de toekomst, met be houd van een aparte presentatie van deze dingen, de Subsidienota in dezelfde vergadering als de begroting moeten behandelen, voorafgaande aan de behandeling a de eigenlijke begroting, zodat de subsidieposten er meteen in verwerkt kunnen worden. Den kunnen we misschien ook beter beoordelen, hoe we met de beperkte middelen die ter beschikking staan, kunnen manoeu- vieren om datgene te doen wat we het belangrijkste vinden. Nu de situatie is, zoals die nu eenmaal is, ben i ik wel bereid dit allemaal tot het uiterste te beperken. We kunnen wel volstaan met, evenals de heer Spiek hout, op te merken, dat het College zelf de dingen die hier op blz. 7 van de raadsbrief worden genoemd, ur gent vindt. Het voorstel, dat door ons gezamenlijk is gedaan en waar ik mij dus ook achter gesteld heb, be treft iets, waarvan ik gemeend heb, dat we dat eigen lijk niet voorbij kunnen laten gaan. Laten we deze ge it genheid voorbijgaan, dan is de kans groot, dat hier nooit meer iets van terecht komt en dit volgend jaar niet meer bekeken kan worden. Ik ben met de heer De Jong van mening, dat we, als we dan moeten kiezen, dan eventueel inderdaad een andere post hij heeft een post genoemd zouden kunnen schrappen om dit werk van de vloer te krijgen. Ik ben er mij van bewust, (iat we daarmee een stap zetten op een weg, waarvan wij op dit moment niet weten, tot welke financiële consequenties die in de toekomst zal voeren. Wij kun nen er nu wel van uitgaan, dat het niet dit jaar, doch de toekomstige jaren 16 mille zal gaan kosten, maar wij zijn er, dunkt mij, allemaal wel van overtuigd, dat het bij dat bedrag van f 16.000,niet zal blijven en ik heb wel begrepen, dat de kans groot is, dat we ook aanvragen van concurrerende ondernemingen met an dere geestelijke signatuur tegemoet kunnen zien. Ik weet dus niet, waar wij komen, als wij hiermee begin nen, maar ik geloof wel, dat wij deze richting toch op moeten en dat we de kans die we nu hebben, niet voor bij mogen laten gaan. Een punt waar ik volgend jaar graag ook over zou villen denken, is het punt, dat de heer Spiekhout aan geroerd heeft, n.l. de kwestie van het godsdienstonder wijs op de openbare school. Ik geloof, dat wij daarvoor meer aandacht en belangstelling zullen moeten hebben. De kwestie van het algemeen maatschappelijk werk, ten aanzien waarvan de heer Engels e.a. een voorstel hebben gedaan, is een punt, waarover we misschien toch beter een keer apart kunnen spreken. Ik vind het wat moeilijk dat in het kader van de situatie, waarin we nu zitten, te doen. Ik ben wel van mening, dat wij, meer dan de heer Engels gedaan heeft, bepaald moeten letten op de financiële consequenties, die al deze din gen hebben, niet omdat we dat meer of minder prettig einden, maar over de hoeveelheid middelen die wij tot onze beschikking hebben voor het ene doel, kunnen wij nu eenmaal niet beschikken voor een ander doel. We zullen een keus moeten doen en die keus zal te allen tijde rekening moeten houden met de middelen die be schikbaar zijn. Ik ben er ook van overtuigd, dat en dat is een goed ding in het algemeen door het Colle ge de begroting voorzichtig opgezet wordt, zodat het naderhand nog wel eens wil meevallen. Dat is dan een gelukkige bijkomstigheid, waarbij wij min of meer ge spaard blijven voor onaangename verrassingen. Dit systeem moet dan ook behouden blijven, maar ik kan moeilijk aanvaarden en ik geloof, dat ik mij kan aan sluiten bij wat de heer Bootsma zei dat wij een be paalde aanvrage, ongeacht wat dit punt zou zijn (nu gaat het om het plan Willem Sprengerstraat en de planolo gische dienst) niet zouden kunnen inwilligen, omdat de begroting de uitgaven daarvoor nu toevallig niet zou toe laten, terwijl natuurlijk in de loop van een jaar alle mogelijke posten die misschien meer kosten meebren gen, toch aangenomen zullen moeten worden. Ik geloof, dat dat niet opgaat. Wel wil ik vaststellen, dat het doen van de keuze en het bepalen van wat wel en wat niet gesubsidieerd moet worden, steeds moeilijk zal blijven, omdat wij nu eenmaal altijd graag meer zouden willen doen, wanneer wij meer middelen hadden, en omdat we aan de andere kant we hebben nu eenmaal praktisch geen invloed op de middelen die beschikbaar zijn ook zien, dat de band tussen de bron van de middelen en de plaats waar ze uitgegeven worden, ten enenmale doorgesneden is. Ik geloof, dat het niet anders kan. Het is alleen jammer, dat het niet anders mogelijk is. Dat zou het afmeten van offer en rendement gemak kelijker maken. Gezien de toestand van het ogenblik, ben ik van mening, dat de Raad goed zal doen het voorstel, dat ondertekend is door de verschillende fractievoorzitters, waarvan ik er een ben, aan te nemen en dat wij, wat mij betreft, goed zouden doen de rest bij de behandeling van de volgende begroting opnieuw onder ogen te zien. De heer Jeliema: Met de vorige sprekers wil ik toch nog even het godsdienstonderwijs op de openbare school aan de orde stellen. Ook dit jaar stelt Uw College voor weer afwijzend te beschikken op het verzoek van het I.K.O.S. om subsidie voor het godsdienstonderwijs op de openbare school te geven. Over het belang van dat onderwijs, dat door bijna alle leerlingen gevolgd wordt, behoef ik niet uit de weiden, daar ik meen, dat het merendeel van ons College en onze Raad hiervan wel overtuigd zijn. Is het nu verantwoord, dat onder wijs niet ten volle tot zijn recht te laten komen, terwijl uit de begroting is gebleken, dat de uitkering uit het Gemeentefonds voor het onderwijs in onze gemeente meer dan f 100.000,- hoger is dan de geschatte uit gaven? Onze fractie en ook wel een aantal leden van andere fracties meent met klem te moeten zeg gen, dat dit niet verantwoord is. Wij zullen op deze manier dit onderwijs moeten opofferen om de materiële kosten. Gezien de moeilijke financiële positie waarin onze gemeente verkeert, ware een subsidie van f 2, per wekelijks lesuur te geven, opdat blijkt, dat de Raad overtuigd is van het belang van dit onderwijs. Ik wil hierbij dan een voorstel indienen, dat mede ondertekend is door de heer De Vries van de fractie van de P.v.d.A. en dat luidt: „De Raad van de ge meente Leeuwarden; Besluit: het geven van godsdienst onderwijs op de openbare scholen te subsidiëren op basis van f 2,per wekelijks lesuur". De Voorzitter: Ik heb het voorstel, dat de heer Jelie ma zojuist heeft gedaan, ook ontvangen en dat kan dus eveneens een onderdeel van de beraadslagingen vormen. De heer Klijnstra: Ik zal heel kort tzijn. Ik kan me eigenlijk wel aansluiten bij wat de heer Engels e.a. heb ben gezegd, al ben ik het niet geheel eens met wat de heren Jeliema, Van der Veen e.a. hebben opgemerkt omtrent het subsidie voor het godsdienstonderwijs. Bij nader inzien meen ik met alle respect en eerbied voor dit onderwijs op de openbare school dat het eigenlijk op de weg van de kerk ligt dit onderwijs te bekostigen. Ik dacht, dat dit niet in de eerste plaats een overheidstaak was. Ik wil deze zaken wel graag eniger mate gescheiden zien. De Voorzitter: Dan zou ik, voordat ik het woord aan de Wethouder van Financiën geef, voor de bepaling van de orde toch wel graag even willen vragen, of er nog meer voorstellen te verwachten zijn. Er zijn nu drie voorstellen ingekomen, nl. betreffende subsidiëring van het verzorgingscentrum, subsidiëring van het al gemeen maatschappelijk werk en subsidiëring van het godsdienstonderwijs op de openbare scholen. Er liggen ook nog subsidieverzoeken voor een filiaal van de Open bare Leeszaal, voor het jeugdzorgwerk en voor de jeugdsport en ik geloof, dat het voor de Wethouder en voor het College toch wel prettig zou zijn om te weten, ook ter bepaling van de volgorde van de beraadslagin gen, wat nu eigenlijk de plannen van de diverse raads leden in dit opzicht zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 6