2 3 2. een rapport omtrent controle van de Leeuwarder Sportstichting over het le kwartaal 1962; 3. een rapport omtrent controle van de legesadmini stratie van de afdeling Bevolking ter Gemeente secretarie; Al deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. 4. een verzoek van de afdeling Leeuwarden van de Nederlandse Bond van Horeca- en aanverwante be drijven om het sluitingsuur voor alle horecabedrij ven te bepalen op 1 uur 's nachts. Dit verzoek wordt om preadvies in handen van B. en W. gesteld. 5. bericht van verhindering van mevrouw Heijmeijer- Croon en de heren Boomgaardt en Engels. Deze berichten worden tevens voor kennisgeving aan genomen. Punt 2 (bijl. no. 159). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 3 (bijl. no. 160). De aanbeveling van B. en W. luidt: M. Kamminga te Stiens. Benoemd wordt de heer Kamminga met algemene stemmen. Punt 4 (bijl. no. 158). De aanbeveling van B. en W. luidt: lerares in het Engels: Mevr. J. Romeijn-Hovinga, alhier; leraressen in de aardrijkskunde: Mej. J. M. Poelman en mej. A. Terpstra, beiden alhier. Benoemd worden mevr. Romeijn-Hovinga, mej. Poel man en mej. Terpstra met algemene stemmen. Punt 5. Benoemd wordt mevr. Ringenaldus-van der Wal met 29 stemmen (2 stemmen blanco). De heren Taylor Parkins en Mr. van der Veen vorm den het stembureau. Punt 6 (bijl. no. 140). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 7 (bijl. no. 137). De hear Santema: Doe't wy dit punt yn üs fraksje bisprieken, kamen wy allegearre ta it bisef, dat it dochs wol winsklik wêze soe, dat der op dit terrein sa gau mooglik in autogaraezje boud wurdt. Oangeande de tiid fan it stiftsjen fan dit gebou bliek üt de stikken neat en dêrom woe ik oan B. en W. freegje, oft hja lis ek ynljochtsje kinne. Dizze rounwei, dy't yn 'e rin fan it oare jier klear wêze sil, kin eigentlik net duldzje, dat oan it bigjin dêrfan in iepen terrein leit, hwer't or- naris it béste spul net bilannet. Dat is, soe ik hast sizze, foar it oansjen fan dizze leane net oan to rieden. En miskien is it eigentlik wol büten de oarder, mar by it folgjende punt soe men mei itselde biswier kom- me kinne. Oan in greate tagongswei fan üs stêd sille wy aensen open nij wer in plak fine, hwer't(De Voorzitter: Zoudt U, als U daar iets over te vertellen heeft, dat bij het volgende punt willen doen? Dat lijkt mij beter.) Nei oanlieding fan it earste punt hie ik allinnich dit op to merken, dat ik hiel graech in antwurd hawwe soe op de fraech, dy't ik steld haw. De heer Kamstra: In 1955 is aan de N.V. Huizenga's Autogarage een stuk terrein verkocht, waarover de heer Santema zopas heeft gesproken. De voorwaarden daarvan waren nogal veel in aantal en één daarvan heeft tot gevolg, dat we nu vanavond dit voorstel heb ben ontvangen. Maar bij al die voorwaarden mis ik toch echt nog één, en dat is wel deze: Dat er destijds geen termijn gesteld is binnen welke de grond zou moeten worden bebouwd. Dus dat, waar het de bedoe ling was de autogarage te stichten, dit ook binnen vijf jaar zou moeten gebeuren. Nu hebben we 1962 en er ligt nog geen steen. Nu weet ik, er kunnen omstandig heden zijn, waarom men niet tot de bouw kan komen, maar ik heb eigenlijk nooit gelezen, dat door de Raad en nu kan mijn geheugen mij misschien in de steek laten - een besluit is genomen om ontheffing te ver lenen van een dergelijke voorwaarde. En ik meen toch, en dat ben ik met de heer Santema eens, dat het wel hoognodig is dat er verandering komt, want de prairie, die daar ligt, is echt niet een mooi gezicht daar aan de rondweg. Ik wil er liever op dit ogenblik niet veel meer van zeggen, maar ik wil toch wel graag, dat wanneer dit voorstel, dat U nu aan de orde heeft gesteld, en wanneer er een beslissing wordt genomen, daar toch een voorwaarde in komt, dat binnen een bepaald aantal jaren de bebouwing gereed zal moeten zijn. De heer Ytsma: Ik zou, evenals de heer Kamstra, willen constateren, dat het vijf en een half jaar geleden is dat wij deze grond aan de firma Huizenga hebben verkocht. Voorzover ik heb kunnen nagaan is het daar nog woest en ledig. (Gelach). Ik kan me voor stellen dat de firma Huizenga en dat is ons ook wel j bekend bepaalde moeilijkheden heeft gehad, maai ik vind de termijn tussen aankoop van de grond en begin met de bouw toch wel rijkelijk lang. De zaak begint voor mij ook wel iets bedenkelijker te worden, als wij zien dat hier nu een tweede terrein aan het eerstge- kochte zal worden toegevoegd. Daarom bedenkelijk, omdat op het ogenblik bekend is, dat er voor dat stuk terrein een andere gegadigde is. En nu zou ik het wel erg jammer vinden, dat wij die andere gegadigde op het ogenblik moeten teleurstellen. Het zou voor die man een sneue geschiedenis worden, als straks na vijf en een half jaar ook dit terrein er nog zo ligt. Ik zou daar deze nieuwe gegadigde niet graag mee willen duperen. Ik zou U nu willen vragen: Is het erg belangrijk, wat deze tweede gegadigde daar zou willen doen en kunnen wij deze man of deze firma ik weet niet wie of wat het is ook op een andere manier tegemoet komen? Ik zou dat graag van U willen weten. De hear Van der Schaaf (weth.): De hear Santema iepenet de rige fan sprekkers, dy't biswier meitsje tsjin it feit, dat de bibouwing dêr langer op him wachtsje lit, dan yndertiid foarsjoen wie. It hat it Kolleezje uter- aerd ek net nei't sin west, dat dy saek salang hongen hat, mar wy witte üt it oerliz fan de architekt fan de N.V. Huizenga mei de tsjinst fan Iepenbiere Wurken en ek mei it Stêdhüs, dat der serieuze plannen binne om de bibouwing nou dochs oan to pakken. It is in feit, dat men earst yntern der noch in sekere twivel oer hawn hat dat is üs bikend mar neidat dy oerwoun is, is men der dochs mei bigoun om in plan to üntwikkeljen foar de bou. Oer dy plannen hawwe forskate lêzingen west; dy binne foarlein oan de Ge meente en dy koene net rjocht yn dy foarm aksej - tearre wurde, sadat der noch al hwat tiid hinnegien is mei it oerliz oer de plannen. Dêrom hat it Kolleezje miend gjin tapassing jaen to moatten oan 'e bitingst dy't by de forkeap-akte yndertiid makke is, dat de Gemeente nei forrin fan fiif jier dy groun wer oan har lüke kin. Dat like üs yn de omstannichheden sa't dy nou binne, en yn forban mei de steat fan de plannen dy't de N.V. Huizenga hie, net ridlik. En dêrom hawwe wy dus yn dizze saek, hoewol't wy wol oanstien hawwe op réalisearring fan de bou, gjin reden sjoen om ge- brük to meitsjen fan it rjocht, dat de Gemeente stel- lich hat om de saek hwerom to nimmen. De heer Kamstra spreekt ook over de termijn en hij zegt, dat er hem niets bekend is over verlening van ontheffing van de termijn door de Gemeente aan de N.V. Huizenga. Nu is in de koopakte gesteld, dat de overdracht niet zonder meer na verloop van vijf jaar ongedaan wordt gemaakt, maar alleen dan, nadat van de zijde van de Gemeente is meegedeeld bij aange tekend stuk of bij exploit, dat weet ik niet -dat de Gemeente een beroep doet op het verlopen van de ter mijn. Dat is dus, zoals ik in de beantwoording aan de heer Santema al heb gezegd, niet gebeurd. Nu sugge reert de heer Kamstra of het niet gewenst is, dat we nu een voorwaarde zo heb ik het begrepen bij de overdracht van dit stukje stellen, opdat met de be bouwing binnen een te stellen termijn een aanvang wordt gemaakt. Ik geloof dat dit niet kan en ook niet juist is, omdat in de koopakte aan de N.V. een recht van optie verleend is waarvan de N.V. gebruik maakt, zodat het niet juist is daar nu nog een extra voorwaar de aan te verbinden, aangezien de N.V. op grond van de akte van december 1958 recht heeft om van de op tie gebruik te maken. Ik geloof ook niet, dat het nodig is, want het is ons bekend, dat de plannen in een ver gevorderd stadium van ontwikkeling zijn. Ik wil echter dit wel zeggen, dat de stemmen, die hier uiteraard op gaan, ook als gedachten bij B. en W. zijn opgekomen en dat de zaak nu toch langzamerhand haar voltooiing moet hebben. En ik stel me ook voor dat wanneer het nu binnen korte tijd niet tot een definitieve bouwaan- vraag zou komen, het College zich er dan bepaald op gaat beraden, om van het aan de Gemeente toekomende recht de grond terug te nemen gebruik te maken. Want, zoals ik zeg, de stemmen, die in de Raad op gaan, zijn wel van gelijke aard als de gedachten die bij B. en W. leven; dus zal dit nu toch wel tot een einde moeten komen. Nu is er in de huidige situatie nog een complicatie bij gekomen, en dat is, dat voor een zo be langrijk bouwwerk nog een Rijksgoedkeuring nodig is, en men kan, redelijkerwijs, de termijn die nodig is voor het afkomen van de Rijksgoedkeuring niet ten laste brengen van de N.V. Huizenga. Tenminste dat is mijn mening. Daarom ben ik dankbaar voor de aandrang, die hier in het openbaar door de sprekers in de Raad is uitgesproken. Ik hoop dat het een aansporing mag zijn voor de N.V. om nu de plannen met de grootst I mogelijke- spoed af te maken en tot realisering over te gaan, en wanneer dat binnen een betrekkelijk korte tijd gebeurt, dan geloof ik, dat redelijke toepassing van de overeenkomst meebrengt, dat we haar de kans daar voor moeten laten. De heer Ytsma vraagt of de andere gegadigde niet wordt gedupeerd. Na hetgeen ik heb opgemerkt over het karakter van de optie, moet ik zeggen dat de X V. Huizenga, gebruik makend van die optie, eigen lijk gebruik maakt van een reeds toegekend recht en dat dus deze N.V. in een heel andere positie ver keert, dan de gegadigde, die er naast komt te staan. De andere gegadigde zou ongetwijfeld in de Gemeente ook geholpen kunnen worden, omdat er nog wel ver schillende terreinen beschikbaar zijn, en ik meen dan ook dat wij, resumerende, kunnen zeggen dat er tus sen het College en de Raad overeenstemming bestaat in zoverre, dat we teleurgesteld zijn, dat deze zaak niet vlugger tot stand is gekomen; voorts dat we verlangen, dat dit binnen een korte tijd rond moet zijn en dat de uitvoering tenslotte slechts afhankelijk zal zijn van het afkomen van de Rijksgoedkeuring. De Voorzitter: Voordat ik vraag, wie van U in twee de instantie het woord verlangt, geloof ik van mijn kant, deze zaak overwegende, toch nog iets te moeten stellen, en dat in een vragende vorm aan de Wethou der van Openbare Werken, die zopas het standpunt van het College heeft uiteengezet. Het is n.l. dit: Het voorstel van B. en W. houdt in, dat dit perceel zonder meer wordt verkocht aan de N.V. Huizenga. De situa tie is denkbaar, dat het College aan de Raad zal moe ten voorstellen, dat wegens niet-bebouwing van het reeds verkochte terrein binnen een redelijke termijn, de koopovereenkomst, op grond van dat beding, ont bonden zal moeten worden verklaard. En dan is het juist, dat in die situatie ook deze verkoop mee ont bonden wordt. (De heer Van der Schaaf (weth.): Dat is ook de bedoeling.) En ik geloof, dat het dus juist is om onder de bedingen, die aan U in het concept-besluit zijn voorgelegd, het beding op te nemen dat bij even tuele ontbinding van de oorspronkelijke koopovereen komst ook de overeenkomst t.a.v. deze strook grond mee ontbonden zal worden. De heer Van der Schaaf (weth.): Ik kan daar direct mee instemmen. Ik dacht een ogenblik, dat het onder de toepasselijk verklaarde bepalingen 1 t/m 7 etc. zou val len. Maai' het kan helemaal geen kwaad en het is stelling ook mijn bedoeling geweest dit onder de zelfde bepaling te doen vallen als die van de bestaande akte en iedere twijfel daaromtrent uit te sluiten. Dit is stellig gewenst, opdat we niet de situatie krijgen, dat dit stukje terrein een onaantastbaar eigendom zou worden van de N.V. Huizenga. Dat is de bedoeling van het Col lege niet en stellig ook niet die van de Raad en ik zal er dus ook gaarne mee instemmen dat dit als voorwaarde wordt toegevoegd. De Voorzitter: Dan zou ik U dus willen voorstellen, waar het staande een vergadering als deze erg moeilijk is om terstond een feilloze formulering te vinden, dat U het College machtigt, om dit beding zo goed moge lijk te formuleren. De heer Van der Veen: Ik heb in eerste instantie hier niet over gesproken, omdat dat van genoeg kanten al gedaan werd. Uit de aard der zaak was ons ook op gevallen, dat hier geen voorwaarden werden gesteld. In tweede instantie is het voor mij wat gemakkelijker en kan ik betrekkelijk kort zijn, omdat U op de plaats, waar het nodig was, de Wethouder al hebt gerectifi ceerd. Ik ben dan ook niet gelukkig met de wijze, waar op dit zich heeft ontwikkeld. Het is nu een heel lange tijd geleden, dat het besluit genomen werd om aan de N.V. Huizenga dat stuk grond te verkopen. Ik heb van de Wethouder begrepen, dat de bouw niet heeft plaats gevonden, omdat de vennootschap aanvankelijk intern alsmaar heeft geaarzeld of er nu wel wat van moest komen of niet. Daar ligt het dus tenslotte aan. De moeilijkheden, die er in verband met bouwvergunnin gen enz. zijn, zijn van veel latere datum en ik geef toe, dat dit een geval van overmacht zal opleveren, maar het feit blijft dat door deze constructie en deze gang van zaken te volgen, deze vennootschap dit terrein heeft geblokkeerd voor iedere andere gegadigde. Toen de Gemeente het verkocht, is het de bedoeling geweest, dat het verkocht werd aan iemand, die bereid was daar op korte termijn wat te presteren. Niet om dat stuk braak te laten liggen en zodoende elke poging om daar iets te realiseren onmogelijk te maken. Ik weet niet over welke gegadigde de Wethouder het heeft, nu hij het heeft gehad over dat stukje, waarop de optie be rust. De Wethouder is ermee bekend, dat voor het eigenlijke terrein meer gegadigden waren. Echt niet één. Ik heb, meen ik, heel lang geleden, al eens ge zegd: Komt ei' iets van, er zijn meer liefhebbers voor dit stuk. Dus ik vind de hele gang van zaken in hoge mate onbevredigend. Ik had begrepen, dat de Wet houder meende, dat aan het gebruikmaken van dit op- tierecht geen voorwaarden zouden kunnen worden ver bonden. Gelukkig zegt de Voorzitter: De Raad doet dat desalniettemin toch. Ik weet op dit moment niet hoe dit optierecht geformuleerd is in de koopakte, maar het spreekt vanzelf, dunkt mij, dat als de Gemeente het recht heeft op dit moment ontbinding van de koop te vragen, zij zonder de minste moeite, als ze van dat recht geen gebruik maakt, een clausule, als door de Voorzitter geadviseerd, in dit contract kan opnemen en ik zal beslist niet bereid zijn om hieraan mee te wer ken als in het contract geen clausule wordt opgenomen. Bovendien zou het mij bepaald dierbaar zijn als de verplichting werd opgelegd, dat men binnen zeer af zienbare tijd -en dan niet binnen een periode van vijf jaar, laten we liever zeggen vijf maanden of des noods een jaar met de definitieve plannen gereed is. Kennelijk is dit, na wat er gebeurd is, iets wat wij niet weer willen hebben. De heer Kamstra: De Wethouder heeft er zijn ver heugenis eigenlijk over uitgesproken, dat hier uiter aard stemmen naar voren zijn gekomen over de trage gang van het hele geval. (De heer Van der Schaaf (weth.): Afkeuring.) In afkeurende zin dan. Dat heeft me eigenlijk nog wel het meeste plezier gedaan, omdat daaruit gebleken is, dat ook het College niet met de manier, waarop de hele zaak wordt getracteerd is in genomen. Ik herinner mij nog, hoe het destijds gegaan is. Op 21 december 1955 hebben we voor de eerste maal dit voorstel gehad. Toen waren er meer gegadigden en één daarvan kon de grond niet krijgen, omdat de firma Huizenga voorkeur had. Maar dat die andere gegadig de het serieus bedoelde, hebben we wel kunnen con stateren, want die zit nu al enige jaren daar in de d .Til**/' ir, Afr

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 2