Ju -I J w
buurt in een nieuw-gebouwd bedrijf. Maar hier ligt de
boel nog altijd stil. Hier gebeurt niets. En nu moeten
we aan deze man, omdat hier een optie is verleend,
het andere stuk grond verkopen. Maar, mij dunkt, dat
is al lang vervallen; de termijn van optie is weg. Dat
was vijf jaar. Het is op 28 december 1955 voor de
tweede keer in de Raad geweest en toen is er een be
sluit genomen. Dus op 28 december 1960 was dit ver
vallen. We hebben nu 1962.
Zoals de Burgemeester het echter voorstelt, geloof
ik toch wel, dat we er akkoord mee kunnen gaan. We
behoeven daar verder geen scherpslijperij over te heb
ben, dat is de bedoeling niet, maar om dit stuk grond
nu weer zonder meer aan deze firma te geven, dat
vind ik eigenlijk te mal. Ze moeten weten waar ze aan
toe zijn en dat het niet gaat om ook dit terrein nu
maar weer voor een aantal jaren dat ben ik met de
heer Van der Veen eens braak te laten liggen. Ik
zou zeggen voor hoogstens een jaar.
En wanneer dat niet het geval is, dan zal er een
besluit genomen moeten worden, dat de grond niet meer
ter beschikking is van de firma Huizenga.
De heer Van der Schaaf (weth.Ik kan eigenlijk
heel weinig inbrengen tegen hetgeen de heer Van der
Veen heeft gezegd, namelijk dat door deze gang van
zaken dit terrein voor een ander geblokkeerd is ge
weest. Dat is inderdaad zo. De mogelijkheid lag in het
raadsbesluit en voor het feit, dat geen voorziening is
getroffen wens ik geen enkel woord ter verdediging
aan te voeren. Dat ligt helemaal aan de gang van za
ken bij de N.V. Huizenga. Wanneer men iemand een
stuk terrein geeft, en hij moet dat binnen vijf jaar be
bouwen, dan mag hij dat, bij wijze van spreken, vier
jaar laten liggen. Dat ligt daar in opgesloten. Ik zeg
er niets goeds van, dat dit in dit geval gebeurd is
die indruk wil ik helemaal niet vestigen maar ik
ben het dus met de verschillende sprekers eens, dat nu
inderdaad op zeer korte termijn een volledige bouwaan-
vraag moet zijn ingediend. En de termijn, die de heer
Van der Veen noemde, vijf maanden, zou ik zelfs nog
wel iets korter willen stellen, omdat ik ermee bekend
ben, dat hier inderdaad plannen in een bepaald stadium
zijn. Het is wel verantwoord, naar mijn mening, om de
termijn op, laten we zeggen, drie maanden te stellen.
Alleen dan komt er een moeilijkheid, en dat is dan het
wachten op de Rijksgoedkeuring, die in de huidige si
tuatie veel langer op zich laat wachten dan in vroegere
jaren het geval was. (De heer Kamstra: Daar kan die
N.V. niets aan doen.) Neen, die termijn, heb ik in eer
ste instantie gezegd het wachten vanaf de bouw-
aanvraag tot de verlening van de Rijksgoedkeuring
kunnen wij redelijkerwijs niet ten laste van de N.V.
brengen. Wat mij betreft zou ik dus willen zeggen,
dat wij aan de adressante, de N.V. Huizenga, een ter
mijn gaan stellen, die bepaald kort moet zijn, en die
maximaal vijf maanden moet zijn. Dit cijfer is ge
noemd. Ik zou liever van mijn kant drie maanden noe
men, maar tenslotte is de N.V. ook weer afhankelijk van
een architectenbureau en als dat nu op één of twee
maanden meer zou zitten, zou ik het daarop niet wil
len laten aankomen. Maar in ieder geval zal een kor
tere termijn worden gesteld; dat kan ik namens het
College wel toezeggen. (De heer Van der Veen: Dat is
dus voor het indienen van de aanvraag.) Ja, voor het
indienen van de bouwaanvraag bij de Gemeente. (De
heer Van der Veen: En dan is het tenslotte gewenst,
dat ook, als die vergunning inderdaad verleend is, een
zeer korte termijn wordt gesteld waarbinnen van die
vergunning gebruik gemaakt moet worden.) Ja stellig,
maar dan houden we natuurlijk nog de mogelijkheid
achter de hand, dat, als, laten we zeggen, de Rijks
goedkeuring is afgekomen en er binnen twee maanden
niet een begin wordt gemaakt met de uitvoering of de
aanbesteding, we nog gebruik kunnen maken van het
artikel in de koopakte, dat we de grond terug kunnen
nemen. Dat houden we steeds en dat blijft ook nu be
staan. (De heer Van der Veen: Dat verjaart dus echt
niet?) Nee, naar mijn mening verjaart dat niet. U
had het kunnen lezen, maar ik zal het U voorlezen:
„De Gemeente zal niet overgaan tot het verkopen van
het op de hierbij behorende tekening blauwomlijnde ter
rein, grenzende aan en gelegen ten westen van het te
verkopen perceel aan derden, alvorens met koper over
leg te hebben gepleegd over eventuele verkoop van
deze grond aan haar ten behoeve van koopsters be
drijf." Dus in die bepaling staat niet, mijnheer Kam
stra, een termijn voor die optie. Want het had ook
kunnen zijn, dat dit gebouw wel tijdig gesticht was en
dan had men ook de optie behouden.
Wat de heer Van der Veen interesseert is dit: ,,De
koper is verplicht binnen vijf jaar na het tijdstip, ge
noemd onder 9, het terrein te bebouwen overeenkom
stig het ter plaatse geldende uitbreidingsplan. Bij niet
nakoming van deze voorwaarde wordt de overeenkomst
geacht ontbonden te zijn op het tijdstip, dat de Ge
meente bij deurwaardersexploit aan koopster kennis
geeft van de niet naleving van de voorwaarden." (De
heer Kamstra: Dit had dus in deze twee jaar kunnen
gebeuren?) Dat feit zit erin, zodat de toevoeging van
de voorwaarde omtrent het terugnemen ook zal gelden
voor het nu in optie zijnde en bij gunstige beslissing
van de Raad verkocht wordende terrein. Als we dat
daar ook op van toepassing brengen, dan is de zaak
rond, naar mijn mening.
De Voorzitter: Dit punt is nu in twee instanties be
sproken en ik stel U daarom voor om de beraadslagin
gen te sluiten. Mag ik vragen of iemand van U stem
ming over dit voorstel verlangt? Het betreft dus het
voorstel, met de aanvulling die zopas dan besproken is.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 8 (bijl. no. 143).
De hear Santema: Ek hjir soe men biswier meitsje 1
kinne tsjin in stik strjitwand oan in hiel bilangnke
forkearswei. Hwannear't dit gefal der aenst noch by
komt, dan hawwe wy der wer in ütwreiding fan in
minder moai ütsjend diel fan de Grinzerstrjitwei by.
Der stiet yn de bitingsten, dat dizze saek foar in moan-
ne forhierd wurdt. En dan mei in stilswijende forlin-
ging fan moanne ta moanne. Mar ik hie dochs wol
leaver yn dizze bitingst opnimme wollen, dat der ek in
bipaelde eindatum wie. Hwant men wit ornaris wol,
hoe't it giet, hwannear't der ienkear it rjocht foar jown
is, en as dat fan moanne ta moanne stilswijend for-
linge wurdt, dan wol dat wol graech as in bliuwend
rjocht bisköge wurde. En ik leau, dat it foar it esthé-
tysk oansjen fan Ljouwert needsaeklik is, dat wy dit
safolle mooglik tsjin geane.
De hear Van der Schaaf (weth.): Ik wol oan it i
adres fan de hear Santema sizze, dat wy hjir eigent]ik I
to dwaen hawwe mei in geriif, dat de Gemeente biwiist
oan de Provinsje. De hear Santema hat üs al ris wai-
sköge, dat wy de Provinsje net to folie tsjin it hier yn
strike moasten. Dat bin ik noch net forgetten, hwant
ik helje it ommers noch oan. Dêrom soe ik sizze, dat
wy in dit gefal mear sjoen hawwe as in geriif, dat de
Gemeente oan de Provinsje jowt.
Mei dat minne gesicht fait it wol in bytsje ta, hwant
sa't Jo witte, is dêr foar in jier as fjouwer fiif in hage
plante, dy't de saek dochs wol foar it measte oan it
each üntlükt. En dy hage wurdt elts jier greater en
moaijer en it is op't heden al in foarse hage. My tinki.
dat it wol in tsjinst oan de Provinsje wurdich wie.
Nou hawwe wy dat getten yn'e foarm fan in forhie-
ring, dy't foar ien moanne oangien is en dan fan
moanne ta moanne forlinge wurdt. Dy hier kin dus, by
wize fan sprekken, as it üs yn 't sin komt, mei seis
wike opsein wurde. Ik soe sizze, dat kinne wy mei sa'n
fornaem lichem as de Provinsje wol weagje. Ik siz
der by, dat it my persoanlik ek net hinderet. De oan-
wêzichheit fan dat bidriuw dêr hinderet üs mear as dy
platte stiennen, dy't dêr yn it gers lizze en hwer't it
gers aenst hast oer hinne groeit. Dat bidriuw kinne
wy lykwols noch net yn hannen krije, omdat it om fi-
nansiéle redenen in hiel swier stik is om dat to for-
pleatsen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 9, 10, 11, 12 en 13 (bijl. nos. 142, 141, 147, 156
en 136).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijl. no. 152).
:)e heer li. J. de Jong: Nu ditzelfde punt hier
voor de tweede of derde keer ik geloof voor
de tweede keer weer bij de Raad aanhangig
gemaakt wordt, is het toch wel van belang dat
1W' ons nog eens even oriënteren op de zaak zelve.
En dan meen ik te mogen stellen, dat de situatie
met betrekking tot het taxivervoer bij het sta-
tion ook op dit moment nog onbevredigend genoemd
I kan worden. Dat blijkt niet alleen uit de stukken, die
jons zijn toegestuurd door adressant of namens adres
sant door Mr. van Raaij die hier gedurende enkele
maanden op verschillende tijdstippen van de dag ge-
constateerd heeft wanneer er geen taxi's aanwezig wa
ren en ik stel mij voor, dat, wanneer adressant er
de hele dag had gestaan, die lijst nog veel groter zou
zijn geweest, maar het is mij persoonlijk de laatste tijd
ook gebleken. Sinds het vorige rekest heb ik meer
'dan eens geconstateerd, dat op verschillende tijdstip
pen van de dag geen taxi's bij het station aanwezig
v. ren. En het leek er ook niet op, dat er juist toeval
lig een taxi vertrokken was. Ik vind dit een zeer on
bevredigende situatie en het algemeen belang voor onze
I Gemeente is hier niet mee gediend. En dat is naar mijn
mening voldoende om ons nu nader te beraden op de
vraag of we hierin verandering moeten brengen of dat
we de zaak maar moeten laten zoals die is. De vorige
behandeling heeft eigenlijk wel de indruk gewekt dat
verschillende raadsleden het toen maar hebben geac
cepteerd, maar dat men toch wel voelde dat dit eigen-
lijk wel beter kon. We hebben toen nog gedacht, dat
er vandaag of morgen toch wijziging in de situatie bij
het station zou komen. Intussen is het al weer twee
j; ar geleden en er is nog niets gewijzigd. En nu wordt
het gootsysteem weer in het vooruitzicht gesteld
tenminste daar voelt het College veel voor en wan
neer dat er eenmaal is, dan zal dat de moeilijkheden
j wel oplossen. Ik geloof wel, dat dit het geval is, maar
hoe lang duurt het nog? Wanneer dat moet wachten op
verplaatsing van de veemarkt en overbrenging van het
bodestation naar deze plaats mij dunkt, wij zijn heel
optimistisch wanneer we zeggen, dat dit binnen 5 jaar
mogelijk zou zijn, en om nu nog vijf jaar lang deze on-
j bevredigende situatie zo te laten voortbestaan, terwijl
we, ik althans, de indruk hebben, dat het toch wel iets
beter kan - dan geloof ik toch, dat we verstandig doen
om dit verzoek nog eens te bezien en ons af te
vragen of het niet verstandig zou zijn om in afwachting
van de toekomstige definitieve situatie, die inderdaad
een betere gang van zaken kan waarborgen, een wijzi
ging te brengen in het bestaande verhuursysteem. Er
zijn nu vijf vergunningen afgegeven, terwijl er vier
standplaatsen zijn. Ik zou er persoonlijk voor voelen
om het aantal vergunningen te verlagen tot vier er
zijn toch maar vier standplaatsen en die zó af te
I geven, dat men een redelijke zekerheid heeft, dat die
vier standplaatsen ook zoveel mogelijk benut worden,
door bijv. aan de Citax (de heer Wiersma) twee ver
gunningen te geven, de heer Van Kampen één en de
heer Van Eijck één. Dan hebben wij altijd drie kansen;
nu hebben wij twee, waarvan de ene door de heer Van
Kampen zeer weinig, bijna nooit, benut wordt. Men
ziet de Zilvertax daar heel weinig staan. Volgens mij
I zouden we het in deze richting moeten zoeken.
Een punt dat me verder nog interesseert, is de
I wijze, waarop dit proces gevoerd is. In het rekest,
I dat ons ook toegestuurd is van de zijde van de
1 adviseur van rekestrant, is gesteld, dat de wijze
van procesvoering toch nog wel enkele hiaten ver-
loonde. Het bezwaar, dat verzoeker heeft, is dat
hij eu zijn raadsman geen kennis hebben kunnen
nemen van hetgeen door de heer Van Kampen is
aangevoerd, zodat het hoor en wederhoor niet be
hoorlijk is toegepast. Ik vind het jammer, dat dit in
een procesvoering als deze niet beter en niet royaler
naar voren is gekomen. Ik geloof, dat men dit recht
royaal aan rekestrant had moeten toekennen; dat men
hem volledig inzage in het wederhoor had moeten
geven. In deze democratische wereld is het toch echt
wel zaak, dat wij beide partijen recht laten wederwaren.
Daar er verder in de Huurautocommissie een lid aan
wezig is, die hier zelf bij betrokken is, kan ik me voor
stellen dat dit een bezwaar is voor rekestrant, hoewel
ik persoonlijk wel voel, dat men, wanneer men de men
sen uit die kring er bij wil betrekken, misschien moei
lijk een andere situatie had kunnen krijgen. Wat dat
betreft klemt des te meer de noodzaak van hoor en
wederhoor.
Dan zou ik nog het volgende willen vragen. B. en W.
stellen in het slot van hun brief, dat ze dus eigenlijk
wel interesse hebben voor het gootsysteem en dat ze
de verschillende aspecten daarvan ook wel nader wil
len overwegen. Kan men nu ook iets zeggen van een
definitieve invoering daaiwan? Wanneer het inderdaad
zo is, dat er de eerste vijf jaar nog niets van komt,
dan is dat voor mij wel van een dusdanig gewicht, dat
ik dan toch eigenlijk wel bezwaren heb tegen het voor
stel, zoals dat hier naar voren gebracht is. Maar is het
zo, dat B. en W. zeggen: Daarin bent U toch bepaald
veel te pessimistisch dit is hoogstens een kwestie
van een jaar en dan is dat bekeken, dan komt die ver
andering er och, dan wil ik ook niet dwars zijn en
dan wil ik wel met het voorstel van het College ak
koord gaan. De termijn echter wil ik toch wel graag
een beetje duidelijker gesteld zien. Wanneer dit een
kwestie wordt van vijf, eventueel van tien, jaar, dan
geloof ik dat we er verstandig aan doen het anders te
stellen.
Ik wil dus graag door het College nog nader over
deze dingen geïnformeerd worden, maar wanneer het
zo is dat U mij met Uw tegenargumenten niet voldoen
de kunt overtuigen, dan zou ik er voor voelen om ver
zoeker toch ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek
en dat verzoek toe te staan. Het aantal vergunningen
zal dan en dat is aan het College voorbehouden
van vijf op vier dienen te worden teruggebracht, waar
van twee aan de heer Wiersma, één aan de heer Van
Kampen en één aan de heer Van Eijck. Ik geloof, dat
we dan meer zekerheid hebben met betrekking tot het
innemen van de taxistandplaatsen, dan op het ogen
blik het geval is, en dat daarmee het algemeen belang
meer gediend is dan met bestendiging van de tegen
woordige situatie.
De heer Ytsma: De bewoordingen van Uw aanbie
dingsbrief zijn dusdanig gesteld, dat de kans voor de
heer Van Eijck om ik weet niet wanneer een
standplaats te krijgen, wel open blijft. Die mogelijk
heid is afhankelijk van een verandering bij het station
en ik geloof, dat ik me dan dus wel bij de heer De
Jong kan aansluiten. Is er dus binnen afzienbare tijd
ook kans dat het gootsysteem daar in werking zou
kunnen treden, opdat ook andere taxi-ondernemers
hiervoor in aanmerking kunnen konceu
Het is dan misschien wel goed, dat ik ons standpunt
bepaal t.a.v. de zaak in het algemeen. In de eerste
plaats vinden wij deze taxiverhuur een publiek belang.
Wij verwachten van de ondernemers, dat daar de nodi
ge service wordt gegeven, wat betreft het materiaal,
de prijs en de frequentie van aanwezigheid. Als tweede
punt zou ik graag willen stellen, dat onze fractie van
mening is, dat alle bonafide taxi-ondernemers hier ter
stede in aanmerking moeten kunnen komen voor een
standplaats daar. En dan bedoel ik met bonafide taxi-
ondernemers diegenen die behoorlijk materiaal hebben.
Ik wil me persoonlijk uitspreken tegen allerlei ge
groeide tradities, oude rechten enz. Ik ben bang, dat
dit op den duur tot bepaalde monopolieposities zal lei
den, die ik toch liever niet zie.
Resumerende is het dus zo, dat wij, rekening houden
de met die twee punten, graag aan alle taxi-onderne
mingen een kans willen geven om daar een standplaats
te krijgen. Maar dat is dus ook afhankelijk van het
antwoord dat U geeft t.a.v. de gestelde vragen betref
fende het gootsysteem, dat zou kunnen worden inge
voerd.
De heer Van der Veen: Ik weet niet of de heer
Ytsma nu pleit voor opheffing van de Huurautoveror-
dening hij heeft mijn zegen uit de aard der zaak
maar dan verwondert het me, dat pleidooi van die kant
te horen. Ik ben het overigens voor een groot deel met
de heer K. J. de Jong eens. Ik voel er weinig voor om
dit soort affaires om de zoveel maanden of desnoods om
het jaar of om het anderhalf jaar, hier opnieuw te be
handelen. Ik zie hier, in vergelijking met de vorige
keer, ook nu niet meer nieuws in, maar dat de toestand