6
7
niet bevredigend is, geloof ik wel te mogen zeggen. Ik
vind ook de monopoliepositie van de fa. Wiersma on
bevredigend. Van Kampen komt er subsidiair ook nog
aan te pas. Ik heb in het rapport ook gelezen, dat
de mate van samenwerking tussen deze beide onderne
mingen, die toch verondersteld werd toen zij de ver
gunningen kregen, althans van de ene kant te wensen
overlaat. Ik heb ook met enige verbazing gezien, dat
één van de belanghebbenden tegelijkertijd lid is van de
commissie en ik heb met niet minder verbazing gezien,
dat dit in de aanbiedingsbrief van Uw College min of
meer als normaal en tolerabel wordt beschouwd. Het
lijkt mij toe, dat, wanneer een dergelijke zaak aan de
orde is, öf gezocht moet worden naar een plaatsver
vangend lid die niet zodanig bij de zaak betrokken
is öf dat maar zonder ondernemer de commissie
moet worden geraadpleegd. Maar dat een belangheb
bende er bij zit maakt toch wel een heel vreemde in
druk en dat moet toch wel vermeden worden. Overi
gens wil ik zeggen, dat ik uit dit rapport niet de indruk
gekregen heb dat de commissie nu bepaald onredelijk
heeft geadviseerd. Dat de commissie de problemen, die
hier liggen, wèl heeft gezien, blijkt er wel uit en dat
bevredigt me dan tenslotte nog wel. Wat mij betreft
mag elke bonafide taxi-ondernemer precies doen en
laten wat hij wil, van „snorren" tot en met een stand
plaats innemen, waar dan ook. De Gemeente echter
zal hier wel anders over denken en juist wèl willen
regelen. Maar ik vraag me af, of, wanneer het systeem-
Ytsma zou worden ingevoerd, de toestand dan zou ver
beteren, want ik kan mij voorstellen, dat het voor een
ondernemer niet aantrekkelijk is om regelmatig te
komen kijken of er al of niet veel kapers op de kust
zijn.
(De heer Ytsma: Publiek belang werd primair ge
steld.) Ja, maar U hebt ook gepleit voor het verstrek
ken van een vergunning aan elke bonafide taxi-onder
nemer wat daaronder dan ook te verstaan mag zijn
in dit verband met behoorlijk materieel.
Ik zou nog een argument willen noemen, dat mij op
gevallen is. De commissie - - en ik meen dat dit ook
het standpunt van Uw College is - is van mening dat
de bijzonder gunstige vestigingsplaats van het bedrijf
van rekest rant hem zal kunnen bevoordelen boven
anderen, die een minder gunstig uitzicht op de uitgang
van het station hebben en dat het deswege onredelijk
zou zijn om appellant de vergunning te verlenen. Dit
is een argumentatie, die mij helemaal niet ligt. Dan
sluit ik mij dus aan Dij de heer Ytsma, als hij het heeft
over publiek belang. Dan zou ik zeggen: We kunnen
nooit beter doen dan deze vergunningen maar aan die
gene te geven, die vanuit zijn huiskamer kan zien,
wanneer er iemand staat te wachten. Daar is het pu
bliek altijd nog meer mee gediend, dan wanneer gebeld
moet worden naar een garage, die zich wie weet waar
bevindt. Dit soort argumenten moeten we bepaald niet
gebruiken. Het zou mij tegen de borst stuiten, wan
neer de gunstige vestigingsplaats in plaats van een
voordelig tot een nadelig argument zou worden omge
bogen.
Ik verwacht in ieder geval een voor ons gevoel ac
ceptabele regeling, wanneer een gootsysteem zou kun
nen worden ingevoerd, dus ik zeg mèt de heer De
Jong, wanneer het mogelijk is dat dit op betrekkelijk
korte termijn te verwezenlijken valt, dan wil ik mij
voorlopig wel aansluiten bij de conclusie van B. en W.
Alleen ik herinner me. dat we de vorige keer ook over
het gootsysteem gesproken hebben en dat toen van de
kant van het College als ik mij goed herinner
gezegd is, dat dit in de situatie, waar wij hier mee te
maken hebben, een totaal onmogelijk systeem zou zijn.
Ik wil er dus mee akkoord gaan, als we een redelijke
toezegging krijgen, dat dit tot de mogelijkheden be
hoort.
De Voorzitter: Ik geloof dat op mij de taak rust om
de verschillende sprekers te antwoorden. Mijn porte
feuille bestaat voor een deel uit datgene, wat niet bij
andere portefeuilles kan worden ondergebracht. Ik ge
loof, dat ik van mijn kant dan wel in de eerste plaats
iets moet antwoorden op de vraag hoe het zit met de
mogelijkheid van de invoering van een gootsysteem. In
het College is dit in antwoord op de desbetreffende
vraag bij herhaling van gedachten gewisseld over de
verbetering van het Stationsplein c.a. Het College heeft
het aanvankelijk zo gezien dat die verbetering dan ook
zou dienen te omvatten een verbetering van de stand
plaatsen van de taxi's, van de parkeergelegenheid voor
particuliere auto's en van de halteplaatsen van de auto
bussen. Nu staat op dit moment het kantoortje van de
Provinciale V.V.V., dat daar nog staat, een algehele
verbetering van het Stationsplein in de weg, en dit
verhindert om de zaak in te richten op de wijze, zoals
misschien wel mogelijk zou zijn, en op zelfs méér dan
één wijze mogelijk zou zijn. Daarbij komt de vraag,
hoe de Sophialaan in de toekomst geprofileerd zal moe
ten worden, en de vraag, hoe het met de bebouwing
van de nu nog bestaande veemarkt zal komen, als er
tenminste van een bebouwing voor een gedeelte sprake
zal kunnen of moeten zijn. Dit zijn dus nog een aantal
vragen, waar het College voor zich nog niet helemaal
een antwoord op heeft. En ook al zou het College dat
antwoord nu al wel hebben, dan is de praktische moei
lijkheid om het V.V.V.-kantoor ergens anders onder
brengen op het ogenblik nog een hinderpaal voor de
uitvoering. Vandaar dat het College tenslotte in deze
richting heeft gedacht: Wij moeten natuurlijk de plan
nen voor de verbetering van het Stationsplein op c n
ogenblik tot rijpheid brengen en ook aan de Raad dus
aanbieden met een voorstel, maar, gegeven de pi aktr
moeilijkheid waar ik het over had, lijkt het me clan
toch wel wenselijk om te onderzoeken of in afwachting
daarvan een gootsysteem te verwerkelijken is bij de
bestaande situatie van het Stationsplein. Aan de kant
van het station van de Nederlandsche Spoorwegen is
dat praktisch niet mogelijk. Er zou dus een incidentele
verandering, een plaatselijke verandering, van het plein
moeten plaatsvinden. En we hebben daarom aan de
hoofden van de twee diensten, die bij deze situatie in
trokken zijn dat zijn de directeur van Openbare
Werken en de Commissaris van Politie gevraagd,
om ons gezamenlijk hierover, liefst zo gauw mogelijk,
een advies uit te brengen. Dat advies zijn wij nog wach-
tende. Ik mag dus wel zeggen, dat het College geen
voldoende kans ziet om bij de bestaande toestand m i
het Stationsplein een gootsysteem, met een redelij ice
kans dat het bevredigend zal gaan fungeren, tot uit
voering te brengen. En bij dat standpunt is er dan de
vraag of het nu, in afwachting van dat gootsysteem,
praktisch wel mogelijk zal zijn, of het juist zal zijn,
verandering te brengen in de uitgifte van de ver
gunningen van deze taxistandplaatsen. En die vi :g
heeft het College ontkennend menen te moeten
beantwoorden, omdat in de eerste plaats, naar de me
ning van het College, de toestand wel verbetering hc
ondergaan. Er is zopas door de heer De Jong ge zeg
dat hij zelf heeft geconstateerd, dat op verschillende
tijden van de dag geen taxi's bij het station aanwez;
waren. Dat kan ook zeer wel, omdat die taxi's in het
algemeen alleen dan ter plaatse nodig zijn, wanneer er
treinen aankomen en er dus aanbod van vervoer is. Het
is naar onze mening bepaald niet nodig, dat ook buiten
de aankomst van de treinen de gehele dag door de
taxistandplaatsen bezet zijn. We hebben ook van onze I
kant deze zaak laten onderzoeken en steekproeven doen
nemen en die steekproeven hebben toch, in het alg
meen gesproken, wel een gunstig resultaat gehad in
deze zin, dat wanneer er vraag naar vervoer was, dat
die vraag dan toch gewoonlijk wel kon worden vervuld
of, een enkele keer, na slechts een korte tijd van wach
ten van de betrokken aspirant-passagier. Maar de grote
moeilijkheid, om in de bestaande situatie verandering
te brengen, is voor het College het feit, dat de heer
Wiersma bereid is om en dat heeft U ook in vorige
adviezen van het College kunnen lezen naast de
lusten ook de lasten van deze standplaats op zich te
nemen. Met andere woorden: om hier materiaal en per
soneel te consigneren. De Zilvertax is bereid om dat
aanvullend te doen, terwijl van de heer Van Eijck tot
dusver die bereidverklaring nog niet door ons ontvan
gen is. En waar de zaak zo staat, dat deze twee be
drijven wel bereid zijn om naast de lusten ook de las
ten daarvan te dragen, maar de heer Van Eijck enkel
maar de voordelen van deze situatie wil plukken, lijkt
het ons niet redelijk om in deze situatie verandering te
brengen en aan de heer Van Eijck een vergunning te
geven. Een andere vraag is of dit hele systeem niet
afgeschaft zou moeten worden. Ik geloof niet en dat
altijd weer gerekend naar de bestaande situatie dat
hiermee het publiek belang, dus het vei'voersbelang,
gediend zou zijn, omdat dan een zodanig groot aanbod
van vervoer op de uren van aankomst van de treinen
te verwachten valt, dat dan waarschijnlijk het aanbod
te groot zal zijn, en dat dan dus de kosten van de bona
fide ondernemers, die tot dusver bereid zijn geweest om
hier ook de lasten van te dragen, niet meer goed ge
maakt zullen kunnen worden. Om nu dus bij deze
i uatie van systeem te gaan veranderen, of liever, elk
systeem over boord te gooien, lijkt ons niet goed. Wij
vrezen dat daarmee het vervoersbelang niet gediend
zal zijn.
De heer K. J. de Jong heeft nog enige bezwaren ge
opperd over de procesgang. Die bezwaren kunnen wij
toch niet delen en wanneer de heer De Jong spreekt
van hoor en wederhoor, daarvan is hier geen sprake.
Een adressant verlangt hier een vergunning en die
adressant is gehoord en daarmee is aan alle redelijke
eisen van de procedure voldaan. Het gaat niet over de
vraag of aan de heer Van Kampen iets zou moeten
worden ontnomen in deze procedure, zoals deze tot dus
ver gevoerd is. Dus de eis van hoor en wederhoor,
waarbij aan de heer Van Kampen als het ware als
procespartij of als verdachte of zo gehoord zou moeten
worden, lijkt ons in dit geval niet juist.
En nu het feit, dat de heer Van Kampen lid van de
commissie is. Ja, de heer Van Kampen is als zodanig
door al zijn collega's, met inbegrip van de heer Van
Eijck, aangewezen en we mogen dus aannemen zo
als ook al in het advies is geschreven dat de heer
Van Kampen als zodanig ook van zijn collega's vol
doende vertrouwen geniet. Zou de heer Van Kampen
oh onthouden van deze functie, dan zou adressant
zelf hem moeten vervangen en U voelt wel, dan zou er
stellig een onmogelijke situatie ontstaan.
Alles samengenomen, menen we dus, dat, zo lang de
situatie is zoals die op het ogenblik bestaat, een en an
der ook geregeld moet blyven zoals het nu is. Maar wij
streven er naar om dit gootsysteem toch binnen af
zienbare tijd in te voeren. En als gevraagd wordt van
uit Uw Raad: Wat bedoelt U met afzienbare tijd, vijf
of tien jaar? Dat is ons te lang. Dan kan ik daar op
antwoorden: Dat is het College ook te lang. Wij stre
ven er naar om, als wij het advies van de beide dienst
hoofden die ik U zopas heb genoemd binnen heb
ben, dat dan ook binnen een redelijke termijn om te
zetten in een voorstel aan de Raad en dat hoeft dus
niet een kwestie van vele jaren te zijn.
Ik meen, dames en heren, dat ik hiermee de ge
maakte opmerkingen wel beantwoord heb. Mocht dit
niet het geval zijn, clan zal ik dit ongetwijfeld in tweede
instantie wel van U mogen horen.
Mag ik dus vragen wie van U in tweede instantie
het woord verlangt?
De heer Ytsma: Ik had wellicht het woord niet meer
gevraagd, ware het niet dat ik toch nog eigenlijk wel
enige behoefte heb om de heer Van der Veen van een
kort antwoord te dienen. Het valt mij op, dat hij zich
wel eens vaker verwondert over dingen, die hier dezer
zijds naar voren worden gebracht en dat is geloof ik
een gebrek in zijn ideeën over onze partij en over de
progressiviteit van onze partij. Dat de kiezers in den
lande daarover iets andere gedachten hebben gehad,
mag ik wel een historisch feit noemen, mijnheer Van
der Veen.
Ik wilde ook dit nog even opmerken. Met de toe
zegging, dat er naar gestreefd wordt om toch dat goot
systeem ingevoerd te krijgen, nemen wij voorlopig wel
genoegen. Dat ik zou hebben gezegd, dat alle bonafide
taxi-ondernemers voor een standplaats in aanmerking
moeten komen, is niet juist. Ik heb gezegd dat ze in
aanmerking moeten kunnen komen. En ik heb dat al
leen daarom gezegd, omdat ik van die standplaatsen
geschiedenis geen monopolie zou willen vormen en dat
ik dus iedere bonafide taxi-ondernemer een kans zou
willen geven om daar een standplaats te krijgen. Dat
is alleen mijn bedoeling maar geweest.
De heer K. J. de Jong: Ik ben blij, dat U mij vrij
compleet geantwoord hebt op mijn opmerkingen en
vragen. Toen U eerst begon, dacht ik, daar hebben we
de zaak al. Eerst moet het Provinciale V.V.V.-gebouw
verdwijnen, dan moet de Sophialaan geprofileerd wor
den en dan moet de bebouwing van de bestaande vee
markt nog in orde gebracht worden. Maar U hebt in
derdaad gesteld dat dus niet op deze punten gewacht
behoeft te worden met invoering van een tijdelijk goot
systeem. Ik ben blij, dat U een en ander nog nader
heeft gemotiveerd. Er is advies gevraagd van de twee
instanties Openbare Werken en Commissaris van Poli
tie. Dat wijst er dus inderdaad op, dat wij op korte
termijn hierin een uitspraak mogen verwachten en dat
U dus eigenlijk ook wel met mij van mening bent, dat
het op het ogenblik een onbevredigende situatie is bij
het station. Ik geloof, dat, wanneer we daar als Raad
gezamenlijk van overtuigd zijn, we hier dan wel een
betere situatie kunnen verkrijgen. Dan hebt U gezegd,
in antwoord op mijn opmerking over het niet aanwezig
zijn van taxi's, dat dit alleen maar geldt wanneer er
inderdaad vraag naar is. Ik heb juist op die momenten
geconstateerd, dat er wel vraag was, maar geen aan
bod en dat is me niet één keer gebleken, maar her
haalde malen en op verschillende tijdstippen van de
dag en in verschillende maanden van het jaar. Dus ik
ben niet zo optimistisch in dezen als U. Wanneer U
zegt: Het valt wel even mee en het is ook nog ver
beterd vergeleken bij de vorige keer, dan zeg ik: Dat
betwijfel ik ten zeerste. Wanneer U zelf steekproeven
hebt genomen, dan zou ik wel eens willen weten, hoe
het resultaat is van die steekproeven. Want dan zou ik
de vraag kunnen stellen: Ben ik nu mis of bent U nu
mis? Maar ik heb echt de indruk dat het daar niet zo
bijzonder goed gesteld is. We hebben er als Leeuwar
ders recht op, dat de voorziening met de taxi's daar
uitstekend in orde is. We moeten er dus geen genoegen
mee nemen, wanneer dat optimum niet bereikt is.
En dat hebben we nog niet bereikt. Het is zéér on
bevredigend. Wanneer U zegt: Maar dan zitten we
juist met de moeilijkheid, dat de kosten voor de bona
fide ondernemers te hoog worden, dan zeg ik: Is dat
uiteindelijk het criterium, waarom het moet overgaan?
Ik zal niet zeggen dat het er niet bijhoort, maar de
situatie is onbevredigend en moet opgelost worden. En
dat kan niet overgaan, omdat de lasten van de twee
bonafide ondernemers waarvan er één praktisch
nooit bij het station aanwezig is met zijn taxi, laat ik
dat er dan even bij stellen te hoog zouden zijn. Ik
geloof, dat dit wel anders wordt wanneer U het goot
systeem invoert, want dan zijn er meer ondernemingen.
Daarbij geeft U die ruimte wel, die U nu onthoudt.
Wanneer U dat kostenelement vasthoudt, dan hoeven
we nooit met dat gootsysteem te beginnen. Ik zou wel
graag willen, dat U dat in ieder geval uitschakelde.
U hebt gezegd, dat de heer Van Eijck zich nooit be
reid heeft verklaard om de lasten op zich te nemen
van een standplaats. Ik zou U de vraag willen stellen:
Is het nu zo, dat het College zegt: Wij zijn alsnog be
reid om de heer Van Eijck die vierde standplaats te
geven, wanneer hij zich inderdaad bereid verklaart te
vens de lasten voor zijn rekening te nemen. Wanneer
het zo gesteld zou zijn, dan zou de heer Van Eijck niet
met een beroepschrift zijn gekomen. Hij is juist met
dat beroepschrift gekomen, omdat hij die kans niet
krijgt. En wanneer hij die kans zou kunnen krijgen
dan houdt dat natuurlijk in dat hij met de lusten ook
de lasten accepteert. Wanneer dat niet het geval is dan,
en dat wil ik graag weten, geloof ik dat het eigenlijk
geen zin heeft om in dat rekest te berusten.
Ik heb van U dus wel terdege gehoord, dat U van
plan bent om, na binnenkomst van de adviezen van de
directeur van Openbare Werken en de Commissaris
van Politie, voort te gaan met het gootsysteem op een
dusdanige wijze, dat die onbevredigende situatie zo snel
mogelijk opgelost wordt, zodat het geen kwestie wordt
van vijf jaar, maar liefst van enkele maanden. En
wanneer dat het geval is, en dat hebt U naar mjjn
mening wel vrij duidelijk gesteld, dan zou ik me met
de fractie van de Partij van de Arbeid en wanneer de
andere fracties er ook zo over zouden denken, daarbij
neer kunnen leggen, hoewel dit toch wel min of meer
nolens volens gaat. Ik zou het liever zo hebben gehad,
dat we, daar wij op dit ogenblik niet bevredigd zijn,
in afwachting van het gootsysteem de heer Van Eijck
deze vierde vergunning hadden gegeven. Maar wan
neer de Raad er anders over denkt, dan zien wij het