6 7 niet bevredigend is, geloof ik wel te mogen zeggen. Ik vind ook de monopoliepositie van de fa. Wiersma on bevredigend. Van Kampen komt er subsidiair ook nog aan te pas. Ik heb in het rapport ook gelezen, dat de mate van samenwerking tussen deze beide onderne mingen, die toch verondersteld werd toen zij de ver gunningen kregen, althans van de ene kant te wensen overlaat. Ik heb ook met enige verbazing gezien, dat één van de belanghebbenden tegelijkertijd lid is van de commissie en ik heb met niet minder verbazing gezien, dat dit in de aanbiedingsbrief van Uw College min of meer als normaal en tolerabel wordt beschouwd. Het lijkt mij toe, dat, wanneer een dergelijke zaak aan de orde is, öf gezocht moet worden naar een plaatsver vangend lid die niet zodanig bij de zaak betrokken is öf dat maar zonder ondernemer de commissie moet worden geraadpleegd. Maar dat een belangheb bende er bij zit maakt toch wel een heel vreemde in druk en dat moet toch wel vermeden worden. Overi gens wil ik zeggen, dat ik uit dit rapport niet de indruk gekregen heb dat de commissie nu bepaald onredelijk heeft geadviseerd. Dat de commissie de problemen, die hier liggen, wèl heeft gezien, blijkt er wel uit en dat bevredigt me dan tenslotte nog wel. Wat mij betreft mag elke bonafide taxi-ondernemer precies doen en laten wat hij wil, van „snorren" tot en met een stand plaats innemen, waar dan ook. De Gemeente echter zal hier wel anders over denken en juist wèl willen regelen. Maar ik vraag me af, of, wanneer het systeem- Ytsma zou worden ingevoerd, de toestand dan zou ver beteren, want ik kan mij voorstellen, dat het voor een ondernemer niet aantrekkelijk is om regelmatig te komen kijken of er al of niet veel kapers op de kust zijn. (De heer Ytsma: Publiek belang werd primair ge steld.) Ja, maar U hebt ook gepleit voor het verstrek ken van een vergunning aan elke bonafide taxi-onder nemer wat daaronder dan ook te verstaan mag zijn in dit verband met behoorlijk materieel. Ik zou nog een argument willen noemen, dat mij op gevallen is. De commissie - - en ik meen dat dit ook het standpunt van Uw College is - is van mening dat de bijzonder gunstige vestigingsplaats van het bedrijf van rekest rant hem zal kunnen bevoordelen boven anderen, die een minder gunstig uitzicht op de uitgang van het station hebben en dat het deswege onredelijk zou zijn om appellant de vergunning te verlenen. Dit is een argumentatie, die mij helemaal niet ligt. Dan sluit ik mij dus aan Dij de heer Ytsma, als hij het heeft over publiek belang. Dan zou ik zeggen: We kunnen nooit beter doen dan deze vergunningen maar aan die gene te geven, die vanuit zijn huiskamer kan zien, wanneer er iemand staat te wachten. Daar is het pu bliek altijd nog meer mee gediend, dan wanneer gebeld moet worden naar een garage, die zich wie weet waar bevindt. Dit soort argumenten moeten we bepaald niet gebruiken. Het zou mij tegen de borst stuiten, wan neer de gunstige vestigingsplaats in plaats van een voordelig tot een nadelig argument zou worden omge bogen. Ik verwacht in ieder geval een voor ons gevoel ac ceptabele regeling, wanneer een gootsysteem zou kun nen worden ingevoerd, dus ik zeg mèt de heer De Jong, wanneer het mogelijk is dat dit op betrekkelijk korte termijn te verwezenlijken valt, dan wil ik mij voorlopig wel aansluiten bij de conclusie van B. en W. Alleen ik herinner me. dat we de vorige keer ook over het gootsysteem gesproken hebben en dat toen van de kant van het College als ik mij goed herinner gezegd is, dat dit in de situatie, waar wij hier mee te maken hebben, een totaal onmogelijk systeem zou zijn. Ik wil er dus mee akkoord gaan, als we een redelijke toezegging krijgen, dat dit tot de mogelijkheden be hoort. De Voorzitter: Ik geloof dat op mij de taak rust om de verschillende sprekers te antwoorden. Mijn porte feuille bestaat voor een deel uit datgene, wat niet bij andere portefeuilles kan worden ondergebracht. Ik ge loof, dat ik van mijn kant dan wel in de eerste plaats iets moet antwoorden op de vraag hoe het zit met de mogelijkheid van de invoering van een gootsysteem. In het College is dit in antwoord op de desbetreffende vraag bij herhaling van gedachten gewisseld over de verbetering van het Stationsplein c.a. Het College heeft het aanvankelijk zo gezien dat die verbetering dan ook zou dienen te omvatten een verbetering van de stand plaatsen van de taxi's, van de parkeergelegenheid voor particuliere auto's en van de halteplaatsen van de auto bussen. Nu staat op dit moment het kantoortje van de Provinciale V.V.V., dat daar nog staat, een algehele verbetering van het Stationsplein in de weg, en dit verhindert om de zaak in te richten op de wijze, zoals misschien wel mogelijk zou zijn, en op zelfs méér dan één wijze mogelijk zou zijn. Daarbij komt de vraag, hoe de Sophialaan in de toekomst geprofileerd zal moe ten worden, en de vraag, hoe het met de bebouwing van de nu nog bestaande veemarkt zal komen, als er tenminste van een bebouwing voor een gedeelte sprake zal kunnen of moeten zijn. Dit zijn dus nog een aantal vragen, waar het College voor zich nog niet helemaal een antwoord op heeft. En ook al zou het College dat antwoord nu al wel hebben, dan is de praktische moei lijkheid om het V.V.V.-kantoor ergens anders onder brengen op het ogenblik nog een hinderpaal voor de uitvoering. Vandaar dat het College tenslotte in deze richting heeft gedacht: Wij moeten natuurlijk de plan nen voor de verbetering van het Stationsplein op c n ogenblik tot rijpheid brengen en ook aan de Raad dus aanbieden met een voorstel, maar, gegeven de pi aktr moeilijkheid waar ik het over had, lijkt het me clan toch wel wenselijk om te onderzoeken of in afwachting daarvan een gootsysteem te verwerkelijken is bij de bestaande situatie van het Stationsplein. Aan de kant van het station van de Nederlandsche Spoorwegen is dat praktisch niet mogelijk. Er zou dus een incidentele verandering, een plaatselijke verandering, van het plein moeten plaatsvinden. En we hebben daarom aan de hoofden van de twee diensten, die bij deze situatie in trokken zijn dat zijn de directeur van Openbare Werken en de Commissaris van Politie gevraagd, om ons gezamenlijk hierover, liefst zo gauw mogelijk, een advies uit te brengen. Dat advies zijn wij nog wach- tende. Ik mag dus wel zeggen, dat het College geen voldoende kans ziet om bij de bestaande toestand m i het Stationsplein een gootsysteem, met een redelij ice kans dat het bevredigend zal gaan fungeren, tot uit voering te brengen. En bij dat standpunt is er dan de vraag of het nu, in afwachting van dat gootsysteem, praktisch wel mogelijk zal zijn, of het juist zal zijn, verandering te brengen in de uitgifte van de ver gunningen van deze taxistandplaatsen. En die vi :g heeft het College ontkennend menen te moeten beantwoorden, omdat in de eerste plaats, naar de me ning van het College, de toestand wel verbetering hc ondergaan. Er is zopas door de heer De Jong ge zeg dat hij zelf heeft geconstateerd, dat op verschillende tijden van de dag geen taxi's bij het station aanwez; waren. Dat kan ook zeer wel, omdat die taxi's in het algemeen alleen dan ter plaatse nodig zijn, wanneer er treinen aankomen en er dus aanbod van vervoer is. Het is naar onze mening bepaald niet nodig, dat ook buiten de aankomst van de treinen de gehele dag door de taxistandplaatsen bezet zijn. We hebben ook van onze I kant deze zaak laten onderzoeken en steekproeven doen nemen en die steekproeven hebben toch, in het alg meen gesproken, wel een gunstig resultaat gehad in deze zin, dat wanneer er vraag naar vervoer was, dat die vraag dan toch gewoonlijk wel kon worden vervuld of, een enkele keer, na slechts een korte tijd van wach ten van de betrokken aspirant-passagier. Maar de grote moeilijkheid, om in de bestaande situatie verandering te brengen, is voor het College het feit, dat de heer Wiersma bereid is om en dat heeft U ook in vorige adviezen van het College kunnen lezen naast de lusten ook de lasten van deze standplaats op zich te nemen. Met andere woorden: om hier materiaal en per soneel te consigneren. De Zilvertax is bereid om dat aanvullend te doen, terwijl van de heer Van Eijck tot dusver die bereidverklaring nog niet door ons ontvan gen is. En waar de zaak zo staat, dat deze twee be drijven wel bereid zijn om naast de lusten ook de las ten daarvan te dragen, maar de heer Van Eijck enkel maar de voordelen van deze situatie wil plukken, lijkt het ons niet redelijk om in deze situatie verandering te brengen en aan de heer Van Eijck een vergunning te geven. Een andere vraag is of dit hele systeem niet afgeschaft zou moeten worden. Ik geloof niet en dat altijd weer gerekend naar de bestaande situatie dat hiermee het publiek belang, dus het vei'voersbelang, gediend zou zijn, omdat dan een zodanig groot aanbod van vervoer op de uren van aankomst van de treinen te verwachten valt, dat dan waarschijnlijk het aanbod te groot zal zijn, en dat dan dus de kosten van de bona fide ondernemers, die tot dusver bereid zijn geweest om hier ook de lasten van te dragen, niet meer goed ge maakt zullen kunnen worden. Om nu dus bij deze i uatie van systeem te gaan veranderen, of liever, elk systeem over boord te gooien, lijkt ons niet goed. Wij vrezen dat daarmee het vervoersbelang niet gediend zal zijn. De heer K. J. de Jong heeft nog enige bezwaren ge opperd over de procesgang. Die bezwaren kunnen wij toch niet delen en wanneer de heer De Jong spreekt van hoor en wederhoor, daarvan is hier geen sprake. Een adressant verlangt hier een vergunning en die adressant is gehoord en daarmee is aan alle redelijke eisen van de procedure voldaan. Het gaat niet over de vraag of aan de heer Van Kampen iets zou moeten worden ontnomen in deze procedure, zoals deze tot dus ver gevoerd is. Dus de eis van hoor en wederhoor, waarbij aan de heer Van Kampen als het ware als procespartij of als verdachte of zo gehoord zou moeten worden, lijkt ons in dit geval niet juist. En nu het feit, dat de heer Van Kampen lid van de commissie is. Ja, de heer Van Kampen is als zodanig door al zijn collega's, met inbegrip van de heer Van Eijck, aangewezen en we mogen dus aannemen zo als ook al in het advies is geschreven dat de heer Van Kampen als zodanig ook van zijn collega's vol doende vertrouwen geniet. Zou de heer Van Kampen oh onthouden van deze functie, dan zou adressant zelf hem moeten vervangen en U voelt wel, dan zou er stellig een onmogelijke situatie ontstaan. Alles samengenomen, menen we dus, dat, zo lang de situatie is zoals die op het ogenblik bestaat, een en an der ook geregeld moet blyven zoals het nu is. Maar wij streven er naar om dit gootsysteem toch binnen af zienbare tijd in te voeren. En als gevraagd wordt van uit Uw Raad: Wat bedoelt U met afzienbare tijd, vijf of tien jaar? Dat is ons te lang. Dan kan ik daar op antwoorden: Dat is het College ook te lang. Wij stre ven er naar om, als wij het advies van de beide dienst hoofden die ik U zopas heb genoemd binnen heb ben, dat dan ook binnen een redelijke termijn om te zetten in een voorstel aan de Raad en dat hoeft dus niet een kwestie van vele jaren te zijn. Ik meen, dames en heren, dat ik hiermee de ge maakte opmerkingen wel beantwoord heb. Mocht dit niet het geval zijn, clan zal ik dit ongetwijfeld in tweede instantie wel van U mogen horen. Mag ik dus vragen wie van U in tweede instantie het woord verlangt? De heer Ytsma: Ik had wellicht het woord niet meer gevraagd, ware het niet dat ik toch nog eigenlijk wel enige behoefte heb om de heer Van der Veen van een kort antwoord te dienen. Het valt mij op, dat hij zich wel eens vaker verwondert over dingen, die hier dezer zijds naar voren worden gebracht en dat is geloof ik een gebrek in zijn ideeën over onze partij en over de progressiviteit van onze partij. Dat de kiezers in den lande daarover iets andere gedachten hebben gehad, mag ik wel een historisch feit noemen, mijnheer Van der Veen. Ik wilde ook dit nog even opmerken. Met de toe zegging, dat er naar gestreefd wordt om toch dat goot systeem ingevoerd te krijgen, nemen wij voorlopig wel genoegen. Dat ik zou hebben gezegd, dat alle bonafide taxi-ondernemers voor een standplaats in aanmerking moeten komen, is niet juist. Ik heb gezegd dat ze in aanmerking moeten kunnen komen. En ik heb dat al leen daarom gezegd, omdat ik van die standplaatsen geschiedenis geen monopolie zou willen vormen en dat ik dus iedere bonafide taxi-ondernemer een kans zou willen geven om daar een standplaats te krijgen. Dat is alleen mijn bedoeling maar geweest. De heer K. J. de Jong: Ik ben blij, dat U mij vrij compleet geantwoord hebt op mijn opmerkingen en vragen. Toen U eerst begon, dacht ik, daar hebben we de zaak al. Eerst moet het Provinciale V.V.V.-gebouw verdwijnen, dan moet de Sophialaan geprofileerd wor den en dan moet de bebouwing van de bestaande vee markt nog in orde gebracht worden. Maar U hebt in derdaad gesteld dat dus niet op deze punten gewacht behoeft te worden met invoering van een tijdelijk goot systeem. Ik ben blij, dat U een en ander nog nader heeft gemotiveerd. Er is advies gevraagd van de twee instanties Openbare Werken en Commissaris van Poli tie. Dat wijst er dus inderdaad op, dat wij op korte termijn hierin een uitspraak mogen verwachten en dat U dus eigenlijk ook wel met mij van mening bent, dat het op het ogenblik een onbevredigende situatie is bij het station. Ik geloof, dat, wanneer we daar als Raad gezamenlijk van overtuigd zijn, we hier dan wel een betere situatie kunnen verkrijgen. Dan hebt U gezegd, in antwoord op mijn opmerking over het niet aanwezig zijn van taxi's, dat dit alleen maar geldt wanneer er inderdaad vraag naar is. Ik heb juist op die momenten geconstateerd, dat er wel vraag was, maar geen aan bod en dat is me niet één keer gebleken, maar her haalde malen en op verschillende tijdstippen van de dag en in verschillende maanden van het jaar. Dus ik ben niet zo optimistisch in dezen als U. Wanneer U zegt: Het valt wel even mee en het is ook nog ver beterd vergeleken bij de vorige keer, dan zeg ik: Dat betwijfel ik ten zeerste. Wanneer U zelf steekproeven hebt genomen, dan zou ik wel eens willen weten, hoe het resultaat is van die steekproeven. Want dan zou ik de vraag kunnen stellen: Ben ik nu mis of bent U nu mis? Maar ik heb echt de indruk dat het daar niet zo bijzonder goed gesteld is. We hebben er als Leeuwar ders recht op, dat de voorziening met de taxi's daar uitstekend in orde is. We moeten er dus geen genoegen mee nemen, wanneer dat optimum niet bereikt is. En dat hebben we nog niet bereikt. Het is zéér on bevredigend. Wanneer U zegt: Maar dan zitten we juist met de moeilijkheid, dat de kosten voor de bona fide ondernemers te hoog worden, dan zeg ik: Is dat uiteindelijk het criterium, waarom het moet overgaan? Ik zal niet zeggen dat het er niet bijhoort, maar de situatie is onbevredigend en moet opgelost worden. En dat kan niet overgaan, omdat de lasten van de twee bonafide ondernemers waarvan er één praktisch nooit bij het station aanwezig is met zijn taxi, laat ik dat er dan even bij stellen te hoog zouden zijn. Ik geloof, dat dit wel anders wordt wanneer U het goot systeem invoert, want dan zijn er meer ondernemingen. Daarbij geeft U die ruimte wel, die U nu onthoudt. Wanneer U dat kostenelement vasthoudt, dan hoeven we nooit met dat gootsysteem te beginnen. Ik zou wel graag willen, dat U dat in ieder geval uitschakelde. U hebt gezegd, dat de heer Van Eijck zich nooit be reid heeft verklaard om de lasten op zich te nemen van een standplaats. Ik zou U de vraag willen stellen: Is het nu zo, dat het College zegt: Wij zijn alsnog be reid om de heer Van Eijck die vierde standplaats te geven, wanneer hij zich inderdaad bereid verklaart te vens de lasten voor zijn rekening te nemen. Wanneer het zo gesteld zou zijn, dan zou de heer Van Eijck niet met een beroepschrift zijn gekomen. Hij is juist met dat beroepschrift gekomen, omdat hij die kans niet krijgt. En wanneer hij die kans zou kunnen krijgen dan houdt dat natuurlijk in dat hij met de lusten ook de lasten accepteert. Wanneer dat niet het geval is dan, en dat wil ik graag weten, geloof ik dat het eigenlijk geen zin heeft om in dat rekest te berusten. Ik heb van U dus wel terdege gehoord, dat U van plan bent om, na binnenkomst van de adviezen van de directeur van Openbare Werken en de Commissaris van Politie, voort te gaan met het gootsysteem op een dusdanige wijze, dat die onbevredigende situatie zo snel mogelijk opgelost wordt, zodat het geen kwestie wordt van vijf jaar, maar liefst van enkele maanden. En wanneer dat het geval is, en dat hebt U naar mjjn mening wel vrij duidelijk gesteld, dan zou ik me met de fractie van de Partij van de Arbeid en wanneer de andere fracties er ook zo over zouden denken, daarbij neer kunnen leggen, hoewel dit toch wel min of meer nolens volens gaat. Ik zou het liever zo hebben gehad, dat we, daar wij op dit ogenblik niet bevredigd zijn, in afwachting van het gootsysteem de heer Van Eijck deze vierde vergunning hadden gegeven. Maar wan neer de Raad er anders over denkt, dan zien wij het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 4