14 meen van 15 woonlagen. Het was toevallig ook nog prachtig weer. We hadden daar een uitzicht over de duinen en de bossen, en over Haarlem, het was fan tastisch. Die flat was een prachtding. Maar de huren! Die bedroegen tussen de f 30,en de f 40,per week en het waren betrekkelijk maar kleine flatjes. Ik heb op die dag aan verschillende mensen gevraagd, wat nu de ervaringen zijn van het wonen op grote hoogte. Men vertelde mij dat als het mooi weer is het wel gaat, maar dat men bij de hier in Nederland veel voorko mende regen en mist het gevoel heeft alsof men zweeft. Men mist het totale contact met de aarde, (De heer Spiekhout: Het zijn dus ruimtevaarders.) men kan de aarde niet zien en heeft het gevoel alsof men ergens boven in de lucht zweeft. Dat zijn de uitlatingen van de mensen waarmee ik tijdens de excursie gesproken heb. Als ik dus niet duidelijk genoeg ben geweest in mijn voorkeur voor niet hoger dan 8 woonlagen, dan meen ik dat ik dat hierbij toch wel goedgemaakt heb. Dan zou ik nog iets willen zeggen aangaande de beantwoording van de Voorzitter. Het spijt mij toch wel dat ik nog weer met U van mening moet verschillen. Ik zou graag willen dat dit misverstand uit de weg werd geruimd. Met Uw citeren van de notulen van de vorige vergadering heeft U weer expres het eerste gedeelte van de beantwoording, welke U destijds aan mijn adres hebt gepleegd, niet genoemd. U hebt daar dit gezegd ik moet het toch nog één keer herhalen „Het is n.l. helemaal niet gezegd dat de woontorens, waar een plaats voor is geprojecteerd, in deze vorm ooit gebouwd zullen worden en hetzelfde geldt voor de etage woningen". Ik ben geen advocaat, maar wanneer letterlijk in de ook door U goedgekeurde notulen staat, dat het helemaal niet gezegd is, dat de woontorens die in het plan staan geprojecteerd, ooit in deze vorm zullen worden gebouwd, dan zeg ik, dat de Raad zich dus de vrijheid heeft voor behouden om de vorm, die de woontorens zullen hebben, te bepalen. Het spijt mij, maar ik kan het niet anders zien. Ik wil er ook niet weer over praten. (Gelach) Nee, dit is de laatste keer. Dan heeft de Burgemeester ge zegd, dat het niet het beleid van het College was, maar het beleid van de Raad. Dat ben ik volkomen met hem eens, zo is het. De Raad is vrij geweest om zijn stand punt te bepalen over de woningbouw die we hebben gepleegd. De Raad heeft de volle verantwoordelijkheid op zich genomen, en die verantwoordelijkheid nemen wij ook. Waarom niet? Maar de zaak is zojuist in de Raad eigenlijk wel een klein beetje doorelkaar gehaald. Ik heb geen kritiek gepleegd op het gevoerde beleid in de tijd die achter ons ligt en het College als het ware daar voor verantwoordelijk gesteld. Dat heb ik niet gezegd, dat heb ik in ieder geval niet zo bedoeld. Beslist niet. Dan heeft de Voorzitter nog een loflied aangeheven over het rapport hoogbouw-laagbouw. Een studie van dat rapport wordt mij aanbevolen. Ik neem het in dankbare overweging, mijnheer de Voorzitter. Ik heb het rapport evenwel bestudeerd, maar ik ben niet zo eigenwijs om te zeggen, dat ik alles weet wat daarin staat en dat ik het door heb, echt niet. Ik vind het een ingewikkelde materie, er zitten alle mogelijke gegevens in, die ik nog niet hele maal in mij heb opgenomen. Dat wil ik U gaarne toe stemmen, maar ik heb het bestudeerd. (De Voorzitter: Dan moet U het nog beter bestuderen.) Dat zal ik gaarne doen. In Leeuwarden, zegt de Voorzitter, is de nood zaak van hoogbouw gebleken om een plan haalbaar te maken. Dat weet ik wel en dat ontken ik ook niet. Dat heb ik in mijn motie ook niet ontkend. Dat we ten wij allemaal wel en ik vind het prima, dat U daar nog even de vinger bij legt, want dat is in mijn rede niet zo kernachtig tot uitdrukking gekomen. Ik stem het U volkomen toe, omdat wij er niet aan kunnen ont komen. U hebt gezegd, dat de 8 woonlagen-kwestie zeer wille keurig is. Ik meen, dat ik dat toch wel enigszins heb tegengesproken. Dan zegt U, dat het helemaal niet vast staat, dat er geen beleggers voor dit soort woningen zijn te vinden en dat er geen bewoners voor zouden zijn. Daar heb ik het ook al over gehad. Ik meen toch dat het misschien wel dienstig is om nog een kleine toe lichting te geven. Misschien hebt U ook wel het artikel in „Cobouw" van woensdag 11 juli, dus zeer recent, ge lezen. Daar staat in dat er in Den Haag vier torenflats gebouwd zijn. Het verhaal gaat over de gebreken die aan het bouwwerk geconstateerd zijn. Maar de direct' ir van de Habo, Ir. Joustra, wordt ook gevraagd hoe zijn gedachten voor wat betreft het verder bouwen van to renflats in Den Haag zijn. Deze directeur van de Ha o antwoordt: „De markt voor hoogbouw ligt zeer ongun stig en daarom zie ik voorlopig niet meer van dergelijke bouwwerken in Den Haag verrijzen". Ook de woning bouwvereniging 's-Gravenhage is over deze woningbouw tevreden, maar zal geen verdere pogingen aanwenden om tot de realisering van meer van dergelijke gebouwen te komen. Dit zijn vier stuks en dan zegt men in Den Haag is geen markt meer voor meer van dit soort gebouwen, of m.a.w. er moeten niet meer torenflats gebouwd worden. Ik weet niet precies hoeveel inwoners Den Haag heeft, maar laten we zeggen, dat het bijna in de orde van grootte is van het aantal dat wij in heel Friesland heb ben. Dit is dunkt mij, toch wel even tekenend voor n stadje als Leeuwarden met zijn 85.000 inwoners. Een schip op het strand is nog altijd een baken in zee. I n hebt U verder tegen de heer Van der Schaaf bepaalde opmerkingen gemaakt. Ik acht mij niet capabel om tie te beantwoorden, maar ik vond het toch wel een leuke opmerking, die U maakte over hetgeen de heer Bake i j gezegd heeft. De heer Bakema heeft, zoals U hebt op gemerkt, gezegd, dat het zeer wel mogelijk is iets an ders te bouwen dan woontorens, zonder het plan Ie schaden. Dit vind ik een zeer belangrijke opmerking Ik zou wel willen dat de Raad hiervan goede nota neemt. De architect is dus in ieder geval bereid om de woon torens te laten zakken zonder, zoals hij zegt, het plan zelf te schaden. Dat vind ik zeer belangrijk. Dan wat betreft de verbetering, amendering of uitbreiding van mijn motie door Wethouder Van der Schaaf. Laten we nu maar echt eerlijk wezen. (Gelach) (De heer Engels: We veronderstellen niet anders.) Ik zou natuurlijk lie vr zien, dat mijn motie gehandhaafd werd, zoals die hier staat. U hebt ook gezegd, dat U het beslist onjuist I acht, dat door deze motie Burgemeester en Wethouders als het ware gebonden zouden zijn aan 8 woonlagen. Ik meen, dat ik in eerste instantie toch wel goed dui delijk heb gezegd, dat ik het alleen als een richtlijn beschouwde. Laten we proberen het daar te houden, voorshands. Laten we daar van uitgaan. Maar blijkt dus i in de werkelijkheid, dat om de een of andere reden het ergens noodzakelijk zou zijn om een paar woonlag.n meer te bouwen, dan komt U toch bij de Raad en dan zegt de Raad: Nu dat zo ligt, is het akkoord. Dat is logisch, maar wij moeten een bepaalde beleidslijn heb ben. Zo heb ik mij in eerste instantie toch ook wel uitge drukt. Wat betreft de uitbreiding van Mr. Van der Schaal, de Voorzitter zei dat dit heel iets anders is. Dat geloof ik toch eigenlijk niet. Als ik het zo bezie dan geloof ik, dat ik er persoonlijk geen bezwaar tegen zal hebben om die motie zo te lezen en dat dus de laatste zinsnede er van wordt veranderd en komt te luiden: en de in hoge woongebouwen onder te brengen woningen te beperk, tot 10% van het totaal der woningen in een uitbrei dingsplan. Er zit maar één verschil in en dat is, dat de heer Van der Schaaf het aantal werkelijk vast legt en de motie van mij doet dat niet. Die ademt de geest, dat wij een bepaalde lijn trachten te volgen door te zeggen laten wij het in die lijn zoeken, dat lijkt ons de meest aangewezen weg. En dan valt er over te praten al het om een bepaalde reden niet kan. Maar Wethouder Van der Schaaf zegt dus: 10% en meer niet. (Stem U zet het vast met 8 woonlagen.) Nee, dat heb ik niet gezegd, ik heb gezegd: En de hoogbouw voorshands niet hoger gebouwd dan 8 woonlagen, dat is niet een vast iets. (De heer Spiekhout: Eigenlijk staat er dus niets in.) Jawel, er zit wel degelijk een bepaalde lijn in. (De heer Engels: En 10% èn betere waar.) Ja, indei daad Albert Heyn. (Gelach) De indiener van een motie heeft altijd het recht geloof ik om in derde instantie nog iets te zeggen. Ik wil graag afwachten wat de Raa verder over het voorstel van de heer Van der Schaaf zegt. Mogelijk, dat ik dan daar nog iets aan toevoeg De Voorzitter: Ik zou zeggen: Spreekt U zich di rect uit, want het reglement van orde spreekt over beraadslagingen in twee instanties. De heer Heidinga: Ik meende nog een derde keer 15 iStemmen: Hè, hè.) (Gelach) De Voorzitter: Laten we er nu geen potje van maken. De heer Heidinga: Dat ben ik ook echt niet van plan, mijnheer de Voorzitter. Laat ik het dan toch zo zeggen. Ik heb er geen bezwaar tegen de toevoeging van de heer Van der Schaaf over te nemen, wanneer dat gemakkelijker voor de Raad zal zijn. Persoonlijk liet ik de motie het liefst zoals zij is. De Voorzitter: Ja, maar doet U het nu of doet U het niet? (Gelach) De heer Heidinga: Dan zou ik U willen vragen: Welke van beide brengt U het eerst in stemming, wan neer er stemming gevraagd wordt De Voorzitter: U handhaaft Uw eigen motie. Ik vind het eigenlijk een moeilijke puzzel, mijnheer Hei dinga, want wat de heer Van der Schaaf naar voren heeft gebracht, ik mag nu even over de orde pra ten is, zoals ik zopas ook al heb gezegd, eigenlijk geen amendement, maar een apart voorstel. U spreekt o, er de hoogte en niet over het aantal. De heer Van der Schaaf spreekt wel over het aantal en niet over de hoogte. Dat is een groot verschil. Wat de heer Van der Schaaf dus amendement noemt ik mag het herha- i len is toch eigenlijk een apart voorstel. De heer Engels: Mag ik daaruit opmaken, dat er .ver dat nieuwe voorstel dan in derde instantie mag worden gepraat? De Voorzitter: Ja. Stemmen: Daar hebben we nu geen behoefte aan. De heer Van der Schaaf (weth.): Tegenover Uw mening, dat hier van een geheel nieuw voorstel sprake zou zijn wil ik het volgende opmerken. Het voor stel van mij neemt dus twee elementen van de motie over, t.w. het rekening houden met de woonverlangens en het opvoeren van het aantal ééngezinswoningen tot het uiterste percentage. In de motie van de heer Hei dinga heb ik onderkend, dat ook hij het aantal woningen i hoge woongebouwen te hoog acht. Hij heeft daar op zijn wijze een beperking aan willen stellen door het aantal lagen te beperken, terwijl ik die beperking in j een andere zin heb willen gieten door te zeggen: Laten we een percentage noemen. Dus in zoverre ligt en in de motie van de heer Heidinga en in mijn voorstel een strekking tot beperking van het aantal woningen in hoge woongebouwen. In zoverre meen ik dus dat wij hier wel degelijk te doen hebben met een toelaatbaar amendement. De Voorzitter: Ik ben het daar niet mee eens. Zoals ik U zei spreekt de heer Heidinga over de hoogte en niet over het aantal. De heer Van der Schaaf spreekt wel over het aantal en niet over de hoogte. De bedoeling van de heren mag parallel lopen, maar hetgeen wij van hen op schrift hebben gekregen wijkt duidelijk van el kaar af. De heer Van der Schaaf (weth.): Als het gelijk was dan kwam ik er niet mee. De Voorzitter: Precies. Dus ik geloof dat wij het zo moeten zien dat wij hier twee voorstellen hebben, een voorstel-Heidinga en een voorstel-Van der Schaaf. De heer Heidinga: Dan handhaaf ik toch mijn voor stel. De Voorzitter: Goed, dan weten we dat. De heer Heidinga: Dan wil ik besluiten met de Raad toch wel ernstig te vragen om dit voorstel te steunen. Ik geloof ook niet dat de Raad tegenover de burgerij zou kunnen verkopen, dat hij zich uitsprak er tegen te zijn om rekening te houden met de woonverlangens van de burgerij. Het hele woningbeleid zal in die rich ting gevoerd moeten worden. Laten we dat dan ook maar rustig uitspreken. Dit is helemaal geen motie an wantrouwen ten opzichte van Burgemeester en Wethouders, alleen maar een steun in de richting van een dergelijk beleid. De heer Spiekhout: Het zal moeilijk anders kunnen, dan dat ik ook in tweede instantie nog een paar op merkingen maak. Een ingaan ten dele op wat U ge zegd hebt en op wat in tweede instantie door de heer Heidinga is gezegd. Het spijt mij, ik zal dat niet zo lyrisch kunnen doen als de heer Heidinga het zo nu en dan op kan brengen. Ik ben meestal een beetje nuch terder. Hij doet mij soms aan Don Quichotte denken, moet ik zeggen. Eerst heeft hij een hele constructie opgebouwd over hoogbouw en de massificatie daardoor en heeft zelfs het element socialisme er in gebracht en toen was hij natuurlijk klaar, want toen hij dat woord hoorde, wist hij direct dat hij er tegen moest zijn. Maar hij vecht tegen een constructie die hij zelf eerst heeft opgebouwd. En later heeft hij gezegd: Mensen zweven in de ruimte, ruimtezwevende mensen, niet in de ruimte pratende natuurlijk, maar zo lyrisch zal ik niet zijn. Ik zal me nuchtei- beperken tot het geschrevene, het voor ons liggende voorstel zowel van de heer Heidinga als van de heer Van der Schaaf. Enkele opmerkingen, die ik genoteerd heb, kan ik, geloof ik, gemakkelijk laten passeren. Er is gesproken over de noodzaak van veel kleine woningen in hoogbouw. De Voorzitter heeft daar al het een en ander over gezegd. Ik heb toch ook in Amsterdam en met name in Amstelveen wel hoge woon gebouwen gezien waarin vrij royale woningen waren. (De heer Heidinga: En de huur?) En dan is een ander punt, dat we toch ook in aanmerking moeten nemen geloof ik, dat het een feit is, over wenselijkheid spreek ik me dus helemaal niet uit, dat de gezinsgrootte lang zamerhand ook kleiner wordt. Als men dus rekening wil houden met de woonbehoeften, dan is dat dus ook een element wat men normaal zakelijk moet incalcule ren. Ik zit een beetje in de maag met het, ja hoe moet ik het noemen, amendement of nieuwe voorstel van de heer Van der Schaaf. Ik neig er toe om te zeggen dat het wel heel nieuw is. Want inderdaad brengt dit een heel nieuw aspect naar voren. De heer Van der Schaaf wil misschien wel tot 20 woonlagen gaan als dat tech nisch mogelijk is. In zijn voorstel wordt dat in elk ge val niet bestreden of ontkend. Het is dus heel wat anders dan wat er gesteld was in de motie van de heer Heidinga. Ik weet niet hoe de heer Van der Schaaf dit voorstel nu met name in het „Ielan" zal willen realise ren. Hij heeft dus gesteld niet meer dan 10% in hoge woongebouwen. Ik meen dat het nu een 20% ja, dat heeft hij zelf gezegd, 1000 van de 5000 was. Ik ben het helemaal eens met wat U gezegd hebt, nl. dat men deze kwestie moet bekijken in het kader van de totale woningvoorraad hier in Leeuwarden. Hetgeen voor de oorlog in Leeuwarden gebouwd werd is over wegend ééngezinsbouw. Dat mag men toch ook zo maar niet aan de kant schuiven. Bovendien, als de heer Heidinga ons voorrekent dat 20% van de mensen nog wel in flats wil wonen, dan is 20% zelfs voor dit plan op zichzelf niet eens zo verschrikkelijk gek. Ik moet U zeggen, dat het argument dat beleggers geen animo hebben voor het bouwen van deze hoge woongebouwen, mij wel even aansprak. Ik heb echter wel gemist een nadere uiteenzetting hiervan met voor beelden en ervaringen. Ik heb me ook direct afgevraagd, hoe zit dat dan in andere plaatsen, waar het dus blijk baar wel kan. Ik weet eigenlijk niet hoe zwaar ik dit argument moet laten wegen. Maar als ik nu dus zie wat de heer Van der Schaaf beoogt, dan is dat dus toch ook wel een binding van het College aan een bepaalde opzet. Ik meen, dat het College, als dat nodig zou blijken, altijd de mogelijkheid heeft om dit plan soepel tot uitvoering te brengen, uiteraard met behulp van de Raad. We zien nu toch ook al, dat men van 15 op 12 woonlagen is overgegaan. Ik weet niet waarom men dit nu voor de toekomst en dus ook voor alle andere plan nen moet vastleggen. Dat gaat mij toch echt wel te ver. Zou het beperkt zijn tot het „Ielan", dan zou ik dat ook nog niet eens verstandig vinden, maar dat zou mis schien nog wel eerder te verteren zijn, maar ook dat lijkt mij niet nodig, gezien de hele gang van zaken wat het woningbouwbeleid betreft in de laatste jaren. Ik heb wel even vreemd opgehoord toen U zei, dat de heer Bakema die woontorens zo maar weg kan laten en door iets anders kan vervangen. Dat begrijp ik niet helemaal, want dan wordt toch de opzet van het plan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 8