2
groot aantal huurders van woningen, waarin zich ook
dat euvel voordeed. En ik heb begrepen uit de brief,
die nu aan de orde is, dat men van het College op de
eerste brief geen reactie heeft ontvangen. Als dat waar
is, dan zou ik toch wel willen zeggen, dat in dergelijke
gevallen het College m.i. beter doet zo'n brief even te
beantwoorden en te schrijven, dat de zaak in onderzoek
is. Dan weten de mensen dus, dat er iets gebeurt.
In de tweede plaats lijkt mij dit eigenlijk één van de
euvels toe van dit gehele woningbouwplan. Wij hebben
al eens eerder hier in de Raad aan de orde gehad, dat
ergens het water onder de kozijnen door in de wonin
gen kan komen en toen heeft de Wethouder toegezegd,
dat het door de aannemer afdoende zou worden ver
holpen. Wanneer wij nu deze loggia's afdekken, dan
blijft het bezwaar, dat het water nog onder de kozijnen
door kan komen, bestaan, want bij harde wind en
regenslag vliegt het water dan even goed in de loggia's.
Ik vraag dus, of we niet iets kunnen doen, dat inder
daad afdoende is.
De Voorzitter: Wat het eerste punt betreft, geloof
ik, dat ik van mijn kant daar maar een antwoord op
moet geven, omdat het niet rechtstreeks de porte
feuille van de Wethouder raakt. Het is gebruik, dat
aan adressanten bericht van ontvangst wordt gegeven,
waarbij wordt vermeld, dat na het binnenkomen van
de noodzakelijke ambtelijke rapporten door het College
op de zaak wordt teruggekomen. Het lijkt niet waar
schijnlijk, dat dit gebruik in dit geval niet gevolgd is.
Dus vooralsnog moet ik zeer betwijfelen, of het juist
is, dat deze mensen van de kant van het Gemeente
bestuur geen bericht gekregen zouden hebben, hoewel
het natuurlijk altijd mogelijk is bij de vele corres
pondentie, die er gevoerd moet worden. Verzuimen zijn
altijd wel eens mogelijk. Geen enkele administratie is,
evenmin als iets anders, voor 100% volmaakt, maar
het lijkt niet waarschijnlijk.
Wat het andere punt betreft, geloof ik, dat ik goed
doe aan de Wethouder van Openbare Werken te vragen
dat te beantwoorden. (De heer Van der Schaaf (weth.)
De Wethouder van het Woningbedrijf.) Goed, de heer
Pols dan, maar eigenlijk is dit niet helemaal juist, want
Openbare Werken bouwt de woningen.
De heer Pols (weth.)Dat wilde ik net zeggen. Mis
schien wil de heer Van der Schaaf mij dan wel aan
vullen. Wij hebben inderdaad klachten gehad over het
inwateren van de drempels en ik weet ook, dat er hier
en daar proeven zijn genomen. Maar ook op dit gebied
waren de deskundigen het weer lang niet eens. Men
heeft dus verschillende proeven hiermee genomen. Nu
wil ik wel eens informeren, hoever men daarmee op dit
moment is, maar volgens mij is het euvel bij een groot
aantal van deze woningen al verholpen. Of het bij alle
al gebeurd is, weet ik niet, maar er wordt aan gewerkt.
Misschien wil de heer Van der Schaaf, als bouwer,
nog aanvullen hoe die fout kon ontstaan.
De heer Van der Schaaf (weth.)Het zijn opgele
verde woningen.
De Raad gaat, desgevraagd, er mee akkoord dit stuk
voor kennisgeving aan te nemen.
4. berichten van verhindering van de heren K. J. de
Jong, Mani en Tiekstra.
Ook deze mededeling wordt voor kennisgeving aan
genomen.
Punten 2 t.e.in. 7 (bijlagen nos. 230, 237, 228, 235, 244
en 233).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 8 (bijlage no. 234).
De voordrachten van B. en W. luiden:
vacature Emmanuel Murandschool II:
1. mej. Y. E. Heidinga, alhier;
2. mej. K. de Boer te Lippenhuizen;
3. mej. F. Koning te Mildam;
vacature Aebingaschool:
1. mej. J. Oosterloo te Dordrecht;
2. mej. K. de Boer te Lippenhuizen;
vacature Plataanschool I:
mej. J. Hoekstra te Norg.
Benoemd worden mej. Heidinga, met 27 stemmen en
de dames Oosterloo en Hoekstra, elk met 26 stemmen
(2 bilj. voor 2 vacatures blanco en 1 bilj. van on
waarde).
Punt 9.
De aanbeveling van het College van Curatoren luidt:
K. de Wit te Cadzand-Bad.
Benoemd wordt de heer De Wit, met alg. stemmen.
Punt 10 (bijlage no. 226).
De aanbeveling van B. en W. luidt:
M. Kamminga te Stiens.
Benoemd wordt de heer Kamminga, met alg. stemmen.
Punt 11 (bijlage no. 227).
De aanbeveling van B. en W. luidt:
J. Kramer, alhier.
Benoemd wordt de heer Kramer, met alg. stemmen.
De heren J. de Jong en Volbeda vormden het stem
bureau.
Punten 12 t.e.m. 20 (bijlagen nos. 238, 229, 239, 242, 232,
236, 231, 240 en 241).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 20a (bijlage no. 246). (Nagekomen.)
De heer Heidinga: Natuurlijk heb ik anders niet
kunnen doen, dan dit voorstel lezen en dan rijzen
bij mij toch een paar vragen. Ten eerste deze: Volgens
mij krijgen wij een rijksbijdrage voor de aanleg van
deze weg van 85% en nu blijkt mij, dat het ruim 50% is.
Herinner ik mij dat niet goed meer of is dat latei-
veranderd
In de tweede plaats deze vraag: In de 4e alinea van
het voorstel lees ik: De ten laste van het Grondbedrijf
komende kosten zullen t.z.t. worden verdisconteerd in
de grondkosten van de uit te geven terreinen in 't Ald-
lan. Is het de gewoonte, dat wij een gedeelte van de
kosten van de rondwegen omslaan over de uit te geven
terreinen? Ik meen van niet. Ik meen, dat wij dat niet
doen, omdat de rondwegen een heel aparte functie
hebben en omdat we anders de grondprijzen eigenlijk
te hoog zouden opjagen.
Ik zou daar wel graag over worden ingelicht.
De heer Van der Schaaf (weth.): Toen het punt
aanvankelijk in 1960 op de begroting stond, heb ik hier
ook over gepraat, dus ik acht het mijn taak om dat nu
weer te doen.
Wat betreft de vragen van de heer Heidinga, het
volgende. Er is inderdaad voor een aantal projecten
in onze gemeente van het Rijk een bijdrage van 85%
ontvangen uit de pot voor verbetering van infrastruc
tuurwerken in de ontwikkelingsgebieden. En dat is een
cijfer, dat dus enige malen hier in de Raad is genoemd.
Nu is het hier bij dit stuk rondweg weer enigszins
anders. Hier komt niet een percentage van 85 van het
totaal uit de bus, maar men heeft een splitsing toege
past. Men splitst het werk, zoals het wordt gepresen
teerd, in een deel, dat voor 100% van belang is voor
de beheerders van de pot voor de infrastructuur-verbe
terende werken, en een deel, dat uit het gezichtspunt
van die beheerders van minder belang is, maar dat
voor andere oogmerken van de gemeentehuishouding,
zuiver gemeentelijk, van belang is. Zo is het dan
ook hier. En dat houdt tevens verband met de vraag,
die U in tweede instantie stelde: Van de kosten voor
3
de parallelwegen heeft men toch gemeend een per
centage ten laste van de Gemeente te moeten laten en
de Gemeente moet dat dan ten laste van het Grond
bedrijf brengen. En zo komt er dan dus hoewel men
ergens het percentage van 85% wel handhaaft, maar
dat toegepast op een bedrag dat kleiner is dan het
totaal een ander cijfer uit de bus. En ten laste van
het Grondbedrijf moet worden gebracht dat gedeelte
van dit plan, dat geacht kan worden of dat men aldaar
acht te behoren bij de ontsluitingsposten van dit uit
breidingsplan. Zo komt dan dus via een enigszins in
gewikkelde berekening dit cijfer uit de bus.
De Voorzitter: Ik zou van mijn kant alleen nog
willen opmerken, dat de Raad deze figuur eerder is
gengekomen en dat dit niet het eerste gesubsidieerde
werk is, maar dat ook bij vorige werken, met name
bij de Julianalaan, de Raad met deze wijze van sub
sidiëring al heeft kennis gemaakt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 21 (bijlage no. 243).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 22.
De heer K-amstra rapporteert namens de commissie,
belast met het onderzoek van de geloofsbrieven en
bestaande uit de heren Bootsma, K. J. de Jong en
Xamstra, dat de commissie de geloofsbrieven heeft
onderzocht, die door de benoemdverklaarde leden van
de nieuwe Raad zijn ingezonden, waarbij betreffende de
schrijfwijze van de namen van enkele hunner enige
kleine afwijkingen zijn geconstateerd, die evenwel geen
twijfel omtrent de identiteit van de betrokkenen doen
ontstaan. De commissie kan de Raad derhalve rappor
teren, dat zij de geloofsbrieven met de bijbehorende
stukken volledig en in orde heeft bevonden en daar
haar overigens geen omstandigheden bekend zijn, op
grond waarvan de benoemdverklaarden niet zouden
kunnen worden toegelaten, adviseert zij de Raad als
lid van de Gemeenteraad van Leeuwarden toe te laten:
B. C. van Balen Walter, H. Balt, mevrouw G. Boersma-
Hemminga, R. Boomgaardt, J. Bootsma, D. Bosgraaf,
J. ten Brug, P. J. Engels, B. B. Hartstra, J. Heetla,
O. Heidinga, B. van der Heijde, mevrouw J. C. M. Heij-
meijer-Croon, mevrouw J. Hiemstra-Molenaar, H. Jelle-
ma, J. de Jong, K. de Jong, G. D. Kamstra, J. J. Keu-
ning, B. Kingma, J. Klijnstra, P. J. Mani, W. Miedema,
H. Pols, mevrouw L. Ringenaldus-van der Wal, O. San-
tema, J. van der Schaaf, J. Spiekhout, G. L. Taylor
Parkins, J. Tiekstra, B. P. van der Veen, J. T. Vellenga,
J. Venema, J. Volbeda, C. de Vries, W. de Vries en P.
Ytsma.
De Voorzitter: Ik dank de commissie voor het uit
brengen van het rapport en stel U voor overeenkom
stig haar advies te besluiten.
De Raad besluit z.h.st. overeenkomstig het rapport
van de commissie.
De Voorzitter: Ik sluit hiermee deze raadsverga
dering.