T
4
schap. Het kan voor U, mijnheer de Voorzitter, dan ook
niet moeilijk zijn deze vergaderingen te leiden. U wordt
in Uw taak bovendien nog krachtig gesteund door de
nestor uit ons midden, die de verkiezingsbiljetten
maken ook dat ons duidelijk met vermanend uitge
stoken vinger ieder het volle pond wenst te geven.
Nog één opmerking en dat is dan eigenlijk de inhoud
van het verhaal. Ik wil de dames en heren raadsleden
gaarne zeggen, dat ik, voor zover ik heb mogen delen
in die vriendschap waar ik zo pas over sprak, hun daar
hartelijk dank voor zeg. En U, mijnheer de Voorzitter,
dank ik voor Uw leiding.
De Voorzitter: Ik wil de heer Drentje dank zeggen
voor hetgeen hij zo juist gesproken heeft en dan hiei -
mee de vergadering sluiten.
Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van dinsdag 4 september 1962
RAADSVERGADERING
van dinsdag 4 september 1962.
Aanwezig: 35 leden.
Afwezig: de heren Ir. van Balen Walter en J. de
Jong.
Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen,
Burgemeester.
Te behandelen punten:
1. Beëdiging van de nieuw inkomende leden.
2. Benoeming van vier Wethouders.
3. Mededelingen.
4. Verdeling van de Raad in secties.
5. Benoeming van vier leden der commissie voor
het ontwerpen van strafverordeningen.
6. Benoeming van vier leden der commissie van bij
stand voor de Openbare Werken.
7. Benoeming van vier leden der commissie van bij
stand voor de Reinigings- en Ontsmettingsdienst.
8. Benoeming van vier leden der commissie van bij
stand voor de Energiebedrijven.
9. Benoeming van vier leden der commissie van bij
stand voor het Openbaar Slachthuis en de Markt- en
Havendienst.
10. Benoeming van vier leden der commissie van
bijstand voor de Gemeentefinanciën.
11. Benoeming van een voorzitter en vier leden der
vaste commissie ter voorbereiding van de straatnaam-
geving.
12. Benoeming van vier leden der commissie voor
de gemeentelijke kleuterscholen.
13. Benoeming van drie raadsleden tot lid van de
commissie, bedoeld bij artikel 6, 2e lid, der Verorde
ning, regelende het Georganiseerd Overleg.
14. Benoeming van gedelegeerden in de besturen van
de nijverheidsscholen voor de duur der zittingsperiode
als raadslid.
Runt 1.
De Voorzitter doet mededeling van een brief van Ge
deputeerde Staten van 20 augustus 1962, waarbij het
bericht van Burgemeester en Wethouders inzake de
toelating der raadsleden voor kennisgeving wordt aan
genomen en waarbij B. en W. worden herinnerd aan de
circulaire van Gedeputeerde Staten d.d. 21 november
1945, No. 47, 2e Afdeling.
Na voorlezing van de eeds- en belofteformules wor
den in handen van de Voorzitter de eden achtereen
volgens afgelegd door de heren Balt, Boomgaardt
(Fries), Bootsma, Bosgraaf, Ten Brug, Engels, Hartstra
(Fries), Heetla, Heidinga, Van der Heijde, mevr. Heij-
meijer-Croon en de heren Jellema, K. J. de Jong, Kam-
stra, Klijnstra, Miedema (Fries), Pols, Santema (Fries),
Mr. van der Schaaf (Fries), Spiekhout, Taylor Parkins,
Mr. van der Veen en W. de Vries.
De beloften worden achtereenvolgens afgelegd door
mevr. Boersma-Hemminga, mevr. Hiemstra-Molenaar,
de heren Mr. Keuning, Kingma, Mani, mevr. Ringenal-
dus-van der Wal en de heren Tiekstra, Vellenga, Vene-
ma, Volbeda, C. de Vries en Ytsma.
Punt 2.
De heer Bootsma: Als Voorzitter van de grootste
fractie van deze Raad lijkt het mij wenselijk om enkele
woorden te wijden aan de situatie, zoals deze momen
teel ligt en daarbij min of meer een verantwoording te
geven van ons standpunt. Uitgaande van het gegeven
dat het College van Wethouders zoveel mogelijk moet
aansluiten bij de verhoudingen van de Raad, kan ge
steld worden, dat in de afgelopen periode vrij goed aan
deze voorwaarde werd voldaan, waarbij de beschikbare
zetels door de vier grootste fracties werden bezet met
voor onze fractie de helft daarvan. Na de laatste ver
kiezingen is voor onze fractie de situatie praktisch
gelijk gebleven en het zal dan ook geen verwondering
wekken, dat wij onze zittende wethouders opnieuw
kandidaat zullen stellen. Evenzeer is het begrijpelijk,
dat, nu er drie fracties zijn met een gelijk aantal zetels,
elk vier, van de kant van de winnende partij bij het
vooroverleg enige aanspraak is gemaakt op de derde
of vierde zetel. Naast een evenredige verdeling is er
echter ook nog een andere factor, welke mede van in
vloed kan zijn, n.l. de continuïteit in het beleid van het
Gemeentebestuur. En het getuigt o.i. van een goed
werkelijkheidsbesef, dat de C.H.U. heeft gemeend deze
laatste factor zwaarder te moeten laten wegen dan de
toch reële winst aan stemmen en zetels. Ik geloof het
hierbij te moeten laten en neem aan, dat er alsnog ge
legenheid zal zijn tot het stellen van onze kandidaten.
De heer Kamstra: Ook wij menen, dat er aanlei
ding is om betreffende de benoeming van Wethouders
het een en ander te zeggen. En wel hierom. U stelt aan
de orde, zoals dat ook op de agenda staat: Benoeming
van vier Wethouders. En juist dat aantal ,,vier" heeft
aanleiding gegeven tot een breedvoerig overleg. En de
vraag is gesteld: Wordt het nu niet tijd en is het niet
wenselijk om dat aantal uit te breiden en het College
te versterken met een vijfde man? Ik geef toe dat deze
gedachte niet nieuw is en dat hier al eerder in de Raad
over gesproken is bij algemene beschouwingen. Ik geef
ook toe, dat de gestelde vraag zo ingrijpend is dat van
avond hierover niet een beslissing kan worden genomen.
Ja zelfs dat die niet mag worden genomen. Een
beslissing past niet eerder, dan wanneer de Raad
voldoende geïnformeerd is. De fracties van de
K.V.P. en de C.H.U., namens welke fractie ik ook
spreek, zouden nu graag van de overige fracties willen
horen hoe men denkt over een verzoek aan het College
van B. en W. om de Raad in de nu begonnen raads
periode te willen informeren over de volgende punten:
le. De Raad vraagt het College van B. en W. een
onderzoek te willen instellen naar het aantal Wet
houders in vergelijkbare gemeenten in ons land
tussen 85.000 en 100.000 inwoners;
2e. Aan de Raad de mening van het College te willen
mededelen of het niet mogelijk is, en of het zijns
inziens niet nodig is, om te komen tot een meer
rationele en effectievere verdeling van de werk
zaamheden in eigen kring, welke zal kunnen re
sulteren in een vlottere afwerking van sommige
gemeentelijke zaken;
3e. Dit derde punt is eigenlijk een aanvulling van het
tweede, doch wil aandacht schenken aan het feit,
dat in de nu begonnen raadsperiode de ambtstermijn
van onze Burgemeester afloopt en dat de taken
die de Burgemeester op zich heeft genomen en
behartigd en die nu juist niet ambtelijk „des bur
gemeesters" zijn, aan de Wethouders moeten wor
den opgedragen.
Dit zijn dus de punten en wij zouden graag willen
dat de meerderheid van de Raad deze aan het College
zou willen voorleggen.
U zit daar op het ogenblik nog wel alleen, mijnheer
de Voorzitter, maar dat duurt maar even en dan hebt
U toch weer Uw directe medewerkers naast U.
U zult begrijpen, dat de vragen, die wij hebben ge
steld, een bestuurlijk karakter hebben, maar ook een
politieke kant. Wij hopen dan ook dat zij geen aan
leiding zullen geven tot breedvoerige besprekingen. Wij
hebben het geheel zo gesteld, dat van onze kant daartoe
geen aanleiding wordt gegeven. Het zou trouwens naar
onze opvattingen niet juist zijn en ontijdig om nu daar-