brengt praktisch al in de eerste fase met zich mee een aantasting van een stuk van het terrein van de Leeu warder Werkgemeenschap, waarop een van de barak ken van het complex van deze werkplaats gevestigd is. Die verdwijnt dus zeer binnenkort. Aan de andere kant heeft dan kom ik dus op die nieuwbouwplannen het bestuur van de Leeuwarder Werkgemeenschap een schetsplan met de daarbij beho rende financiële stukken ingediend bij de instanties die in de hieraan verbonden kosten moeten subsidiëren. Het kan echter wel enige tijd duren, voordat afdoening van deze zaken verkregen kan worden. Er is van de kant van het bestuur van de L.W.G. dus naar gestreefd om zoveel mogelijk informaties te verstrekken en er zijn ook contacten gelegd met verschillende functio narissen, zowel van de Provincie als van het Rijk die hiermee te maken hebben, maar er is op dit moment nog niets met zekerheid te zeggen over het tijdstip, waarop en de vorm waarin het subsidie afkomt. Uiter aard wordt daar van onze kant en daar waar dat nodig is, dus ook van de kant van het bestuur van de L.W.G.het nodige aan gedaan. Hopelijk zullen de instanties waar het hier over gaat, ook wegen en mid delen vinden om in staat te zijn deze subsidie-aanvraag zo goed mogelijk te honoreren. Wij zullen daar van onze kant dus aan doen wat we kunnen. Maar dit vraagt natuurlijk een bepaalde periode; daar kan de firma Santega niet op wachten. Daarvoor bestond begrip zo wel by het Gemeentebestuur als bij het bestuur van de sociale werkplaats en vandaar, dat wij tot de con structie zijn gekomen, zoals die ook in dit raadsvoorstel is neergelegd. De urgentie van vernieuwing van de sociale werkplaats is zonder meer duidelijk, om tal van redenen. Er is een periode geweest, dat men er ook wel aan gedacht heeft op het terrein waai- nu de L.W.G. gevestigd is, te bouwen, maar mede de veranderde inzichten, met name ook bij het betrokken Ministerie, hebben ons er toe gebracht, zij het nog onder voorbe houd van het honoreren van bepaalde beschikkingen door Uw Raad, t.z.t. een nieuwe werkplaats op het industrieterrein te bouwen. Ik hoop, dat ik hiermee de heer Ytsma en de Raad voldoende heb ingelicht. De heer Ytsma: Ik heb met belangstelling kennis genomen van wat de Wethouder gezegd heeft over de voortvarendheid van de Leeuwarder Werkgemeenschap in dezen. Dat verheugt mij wel buitengewoon en mis schien vindt men een steuntje in de rug van de zijde van deze Raad nog wel prettig. Ik wil U wel vertellen, dat onze fractie bij alle mogelijke gelegenheden die we krijgen, toch graag wil aandringen op de ver nieuwing van de werkplaats. Wij vinden dit zo ontzet tend urgent en ik geloof, dat we daar onze volle aan dacht aan moeten schenken. Ik heb in eerste instantie vergeten te vragen, of de werkplaats van Santega ook benut zou kunnen worden om de L.W.G. van een barak te voorzien. Zitten er hiaten in een zodanige gang van zaken, zodat dit onmogelijk is? Misschien zou ik daar nog even een antwoord op kunnen krijgen. De heer Jellema: Het is me eigenlijk niet recht dui delijk, hoe men buiten de orde kan zijn, als men een voorlopig plan dat bij de stukken ter inzage ligt, be spreekt. Dat houdt toch verband met het tracé van de weg. Ik begrijp niet, waarom het ter inzage ligt, als men er niets van zeggen mag. De heer Vellenga (weth.): De heer Ytsma sprak over een mogelijke benutting van de barak van de fa. Santega. In het zeer prettige contact dat er van de kant van het bestuur van de L.W.G. met de fa. Santega tel kens heeft bestaan, is dat toevallig ook een van de dingen, die naar voren zijn gebracht. Er zijn zo'n stuk of vier, vijf oplossingen voorgesteld en doorgespro ken, maar in de eerste bouwfase waar het hier om gaat, heeft men van de kant van de firma Santega nog behoefte aan een eigen barak en sneuvelt de barak van de Leeuwarder Werkgemeenschap, zodat deze die barak niet kan benutten. De Voorzitter: Van mijn kant ben ik aan de heer Jellema een verklaring schuldig op zijn vraag. Bij aan neming van dit voorstel moet er een nieuwe weg komen en vandaar dus, dat dit punt is aangeroerd, maar aan leg van sportterreinen en wijziging van het uitbreiding - plan zijn hier alleen maar ter informatie van de raad - leden genoemd en het is dus ook helemaal geen be zwaar daar nu niet over te praten, want die zaak kom wanneer de plannen een concrete en definitieve vorm aannemen, ook weer bij de Raad ter tafel en dan heeft de Raad alle gelegenheid desgewenst in den brede van gedachten hierover te wisselen. Dat zou ik er van mijn kant van willen zeggen. D punt is nu in twee instanties besproken en ik stel dus voor de beraadslagingen te sluiten. De Raad gaat hiermee akkoord. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 273). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 282). De heer Kingma: Ik zou eigenlijk willen vragen, of U een nadere toelichting zou kunnen geven op de bestemming van deze woningen, omdat de gemiddelde huurprijs daarvan, f 18,wel weer erg hoog ligt, te hoog voor de gewone man, meen ik. De heer Pols (weth.): Het is altijd heel erg moeilijk vooraf te stellen, dat men deze woningen al of niet kwijt kan. Tot nog toe is wat wij in de dorpen gebouv, d hebben, ook allemaal weer bewoond. Vanuit de dorpen komt dus de drang tot bouwen, maar om daar goed koper te bouwen dan hier in de stad, daartoe zien wij geen kans. Het heeft al heel veel moeite gekost m daar uiteindelijk te bouwen voor de prijs, die voor het verkrijgen van de vergunning bepalend is. Hoe dit zich in de toekomst zal ontwikkelen? Ik ben er persoonlijk helemaal niet bang voor, dat deze woningen niet bezet worden, want, als het niet zou gelukken, zouden er wel huurders van Leeuwarden af, naar toe trekken. Ma in eerste instantie gaat het er om, dat de dorpen op do bouw aandringen. Die willen ik zou haast zeggen naar het voorbeeld van andere dorpen in de provincie graag uitbreiden. En daarom worden deze woning n daai- gebouwd en ik stel me voor, dat de woningbouw vereniging hier heel erg blij mee is en wij zijn er ook blij mee. Meer kan ik er ook niet van zeggen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorste! van B. en W. Punten 13 en 14 (bijlagen nos. 281 en 278). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 15 (bijlage no. 266). Mevrouw Hiemstra-MolenaarHet voorstel over het instellen van een wijkmarkt in Leeuwarden-zuid kan in het algemeen wel de instemming van onze fractie heb ben. Nu de markten in oost en west zo goed floreren, volgens de raadsbrief, zijn wij verheugd, dat ook Leeu warden-zuid aan beurt komt. Maar toch zijn er bij een aantal leden in onze fractie wel enkele vragen gerezen. Allereerst, of de maandagmiddag nu wel zo'n geschikt tijdstip is om deze markt te houden. Er komt op zo'n wijkmarkt nogal heel veel groente en fruit, dunkt mij. Dat is tenminste meestal de gewoonte. En aangezien in Huizum de veiling 's maandagsmiddags om 2 uur begint, lijkt het ons toe, dat dan op deze markt altijd groente en fruit (hoewel fruit nog niet het ergste is) van de vorige week zal worden verkocht. En groente is een produkt dat eigenlijk zo vers mogelijk aan de markt moet komen. De maandagmiddag lijkt ons dus voor de groente en het fruit niet geschikt. En waar blijven dan de handelaren die op deze markt hun plaat sen moeten innemen? Wanneer er veiling is, kunnen die ook niet aan de markt komen. Nu gaat het natuur lijk niet alleen om groente en fruit, maar, zoals ik zei, 5 ij vind wel, dat deze een belangrijk deel van zo'n wijk- i markt uitmaken. En dan een tweede vraag. Uit de stukken is ons niet gebleken, of er ook overleg geweest is met verschil lende instanties. Bij vorige gelegenheden is de Kamer van Koophandel om advies gevraagd en ook de Bond van Markthandclaren en daar hebben we nu in deze rukken niets van gelezen. Het had misschien ook wel anbeveling verdiend de Commissie van bijstand voor et Markt- en Havenwezen te raadplegen. Ik weet niet, of dit gebeurd is, maar ik meen van niet. Dan wilde ik og vragen: Is ook het Vrouwencomité „Tot Opbouw" in overleg gevraagd Want dit comité heeft indertijd jdeze aanvraag ingediend en dit is het orgaan, dat toch de vrouwenorganisaties in hoofdzaak overkoepelt. Het uilen in de toekomst voornamelijk de vrouwen zijn, die loeten meehelpen deze markt te doen floreren. En de maandagmiddag lijkt mij voor de vrouwen in het alge meen een heel ongeschikte middag. Ik zou daarom wil- n vragen, of het College niet in overweging wil nemen de woensdagmorgen voor deze markt te bestemmen; at lijkt mij beter dan de maandagmiddag. De heer Pols (weth.): Ik wil graag trachten me- rouw Hiemstra daar een antwoord op te geven. Ik geloof, dat ik dan direct maar moet doorgaan naar ïaar tweede vraag: Is er overleg geweest met de markthandclaren? Inderdaad heeft dat overleg plaats ehad. Deze handelaren zijn praktisch de gehele week bezet, 's Morgens zijn ze hier, 's middags daar. Uiteinde lijk is deze middag uit de bus gekomen; we konden geen andere middag meer vinden. Die mensen gaan ook eel naar markten buiten de stad en daardoor is het moeilijk voor hen nog tijd te vinden voor een markt hier. Als men in de toekomst nog op meer plaatsen markt wil houden, wordt het steeds nog moeilijker, want dan komen er geen handelaren meer. Dus in overleg met de marktkooplieden is uiteindelijk de maandagmiddag gekozen. Zal nu het gevolg daarvan zijn, dat we oud fruit krijgen? Och, fruit is toch voor een groot aantal maanden per jaar een artikel, dat uit de koelhuizen komt. En als de groente- en fruithandelaren hun waren niet van de veiling kunnen halen, omdat ze op de markt moeten zijn, dan zullen ze het moeten organiseren: de een doet de markt, de ander de veiling. Dat is iets, waarmee zij zich zelf zullen moeten redden. Ik meende, dat over dit punt een brief van de Centrale Vereniging van de Markt-, Straat- en Rivierhandel bij de stukken lag (Stemmen: Neen). In elk geval was er geen an dere middag beschikbaar dan deze. Dan vraagt mevrouw Hiemstra ook: Is er overleg geweest met de Kamer van Koophandel? Deze heeft indertijd het initiatief van het Algemeen Vrouwencomité „Tot Opbouw" om tot meerdere wijkmarkten te komen, gesteund. Ik heb zo'n idee, dat „Tot Opbouw" het toch op alle mogelijke manieren zal toejuichen, dat wij aan zijn verzoek gaan voldoen. Maar als marktkooplieden, die uiteindelijk het belangrijkste zijn want zonder hen is er geen markt adviseren de maandagmiddag te nemen, dan lijkt het me heel erg moeilijk tot een andere middag te besluiten. Ik kan me niet voorstellen, hoe mevrouw Hiemstra eraan komt, dat de commissie van bijstand niet gehoord is; die is wél gehoord; alleen staat het niet in de raadsbrief, omdat die commissie, toen ze hierover gehoord moest worden, er eigenlijk nog niet was. Voordat ze benoemd is in de laatste aadsvergadering was dit raadsstuk al klaar en daarom was het niet meer mogelijk om het te ver melden. De commissie gaat met dit voorstel echter absoluut akkoord. Dus wat dat betreft, is deze zaak ook wel rond. Ik geloof, dat ik het hier wel bij kan laten. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 16 en 17 (bijlagen nos. 275 en 272). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 284). De heer K. J. de Jong: Het moge U bekend zyn, dat destijds, in 1959, toen het eerste voorstel over deze zaak hier aan de orde kwam, van de kant van onze fractie nogal enige bedenkingen tegen het toenmalige voorstel naar voren zijn gebracht en uiteindelijk heeft dat ook geresulteerd in een stemming tegen dat voor stel. Nu deze zaak weer aan de orde komt, hebben wij ons ook op dit voorstel nog eens beraden en we moeten zeggen, dat een groot deel van de bezwaren, die wij destijds tegen het voorstel hadden, nu eigenlijk wel in sterke mate afgezwakt is, doordat een deel van deze overeenkomst eigenlijk vervallen is verklaard. Het blijft echter, gezien vanuit de vraag: Wat is nu de overheids taak met betrekking tot deze dingen, nog wel een beetje een wonderlijke constructie, dat wij eigenlijk een stichting de gelegenheid geven om middelen te krijgen van de Gemeente, dus om renteloos geld aan te trekken, waardoor deze middelen in handen van de stichting blijven, die daar dan bepaalde activiteiten mee kan stimuleren. Het gaat ons dan eigenlijk ook speciaal om dat laatste. De bezwaren die wij destijds tegen het eerste voorstel hadden, hadden meer betrekking op het feit, dat met gemeentegeld of met gemeentelijke ga rantie door de stichting bepaalde spelers zouden kun nen worden gekocht. En die mogelijkheid zit nu nog in dit voorstel, tenzij ik van de zijde van het College deze verklaring zou kunnen krijgen, dat het die daar echt niet in wil hebben. Er staat n.l. op pagina 2 van de raadsbrief: „Het bestuur van de stichting heeft ver zocht het mogelijk te maken, dat de door de voetbal vereniging buitengewoon af te lossen middelen beschik baar kunnen blijven voor het verwezenlijken van de activiteiten der stichting, voor de financiering waarvan anders vreemd geld zou moeten worden aangetrokken". Het gaat ons dus om de vraag: Kan het College ons ook toezeggen, dat bij het verwezenlijken van deze ac tiviteiten transfer-transacties in verband met spelers van voetbalverenigingen uitgesloten worden geacht Kan het dit inderdaad, dan hebben wij geen bezwaar tegen het voorstel. Het is op zichzelf een aflopend geval, dus over enkele jaren is deze gehele garantie vervallen. Wij zouden echter toch wel graag bij de activiteiten deze beperking aangebracht zien en het is dus ook met behoud van dit voorstel mogelijk, omdat B. en W. uit eindelijk, ook volgens dit voorstel, vergunning voor dergelijke transacties moeten verlenen. Een zodanige toezegging zal, geloof ik, ook van de zijde van het College geen overwegende bezwaren behoeven te heb ben. Ik ben vol belangstelling voor het antwoord van B. en W. De heer Tiekstra (weth.): Een ogenblik dacht ik, dat de heer K. J. de Jong zou zeggen: Wij waren destijds tegen en daarom dat zou dan een vorm van schijn logica zijn zijn we dus nu ook tegen. Gelukkig heeft hij dat niet gezegd en ik ben het volkomen met hem eens. Immers de bezwaren die destijds uit de A.R.- fractie zijn gemaakt tegen het toenmalige voorstel, val len nu wel voor een groot gedeelte weg. Op zijn vra gen: Welke bestemming zouden de gelden, met mede werking van B. en W., eventueel kunnen krijgen? en: Is het bij voorbaat volstrekt uitgesloten, dat daarmee niet opnieuw transfer-overeenkomsten worden gefinan cierd? zou ik op het ogenblik niet categorisch nee of ja kunnen antwoorden. Ik geloof trouwens, dat een aanwijzing van een standpunt van de Raad ook van veel belang kan zijn. Uiteraard is de mening van de heer K. J. de Jong en van zijn fractie een belangrijke mening voor het College, maar ik moet er daarbij dan even op attenderen, dat het toenmalige raadsbesluit zonder hun medewerking tot stand gekomen is en dat de meerderheid van de Raad, toen ook wetende waar over het ging, duidelijk een ander standpunt heeft in genomen. Praktisch redenerend, acht ik het niet waar schijnlijk, dat een bedrag van pro resto f 40.000, een wezenlijke bijdrage zou kunnen vormen voor het finan cieren van transfer-overeenkomsten. Daar zijn door gaans wel aanmerkelijk grotere sommen mee gemoeid. Dat is wat ik er op dit moment van zou kunnen zeg gen, maar ik herhaal, dat ik meen te mogen aannemen, dat er op dit ogenblik, gegeven de medewerking die de meerderheid van de Raad in 1959 aan het toenma lige voorstel heeft verleend, ook wel eens een meerder heid in de Raad aanwezig zou kunnen zijn, die er an ders over zou denken dan de heer De Jong op dit ogen-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 4