4
het onmogelijk verandering in de situatie te brengen,
maar ik vind deze toestanden wel ergerlijk.
De heer K. J. de Jong: Ik heb toch eigenlijk wel be
hoefte, nu de discussie deze richting uitgaat, er ook iets
van te zeggen. Ik geloof in de eerste plaats, dat wij
goed het karakter van de Woningwet in de gaten moe
ten houden. De woningwetbouw is toch echt niet speci
fiek voor de industrie bestemd, maar bedoeld als een
toeslag van rijkswege, speciaal voor die woningen die
bewoond moeten worden door mensen in de minder
draagkrachtige klasse, als ik het zo mag noemen, en
daar behoren ook bejaarde mensen toe. De huur van de
thans te bouwen bejaardenwoningen komt, door de ver
schillende voorzieningen zoals centrale verwarming, be
glazing en warm water, die in de meeste woningen niet
voorkomen, op f 18,per week. Zonder deze voor
zieningen zou de huur veel lager zijn. Ik geloof dan
ook, dat we alleen maar dankbaar kunnen zijn, dat ook
de mensen met een kleinere beurs hier toch voor een
redelijke huur kunnen wonen. Zij, die het beter kun
nen betalen, kunnen ook wel in andere flats voor be
jaarden terecht, die veel en veel duurder zijn. Ik dacht,
dat we juist hier voor de bejaarde mensen met kleinere
beurzen een heel behoorlijke woongelegenheid gccre-
eerd hadden, waarbij speciaal aan de extra voorzienin
gen veel aandacht is besteed, wat ook de bewoning zelf
weer ten goede komt! Ik geloof, dat wij hier toch wel
dankbaar voor kunnen zijn.
De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Heetla
heeft naast het cijfer van 31 ook nog een cijfer van in
de 20 genoemd. Hoe hij daar aan komt in dit verband,
is me niet helemaal duidelijk. Misschien bedoelt hij een
cijfer van 22 dat op een zekere datum als een rest-
contingent heeft gespeeld, dat tenslotte is besteed in
de dorpen, waarna nog een klein restantje van 5 of 8
ik weet het niet precies, omdat het ook volmaakt
onbelangrijk is gedeeltelijk kon worden gebruikt om
het gehele contingent op te maken plus nog een
kleine overloop naar het contingent van 1963. Dat zijn
allemaal van die cijfers die ergens wel eens een rol
hebben gespeeld, maar die hier toch volstrekt onbelang
rijk zijn.
De heer Heetla vraagt tenslotte: Zijn we nu niet 31
woningen kwijt? Neen, we krijgen 31 woningen, maar
dat niet alleen. Er worden in de stad voor een be
langrijk deel waarschijnlijk of elders door de men
sen die er straks in komen, weer andere woningen
vrij gelaten. Men kan hier natuurlijk lang en breed
over spreken, maar dit is naar mijn mening toch in alle
opzichten een verantwoord voorstel. Wij bouwen vele
woningwetwoningen. Wie daar tenslotte in komen? Dat
is een punt, waar de heer Vellenga misschien straks
nog in de richting van de heer Kingma iets over zal
zeggen. Die woningen komen dus bij het totaal bestand
van de woningen, andere woningen weer worden vrij ge
laten, zodat ik de bewering, dat hier een aderlating zou
hebben plaats gehad, toch eigenlijk niet helemaal be
grijp, in ieder geval van de hand wijs. En de opmerking
van de heer Kingma, ,,of het hier nu altijd zo moet,
dat" enz., zou ik graag aan de heer Vellenga delegeren.
De heer Vellenga (weth.): De heer Kingma vraagt
zich af, of in bepaalde gevallen niet een huurtoeslag
aan de toekomstige bewoners van deze huizen kan wor
den gegeven. Hoe moet dat dan? vraagt hij. Nu zijn er
niet veel gevallen meer, waarvoor dit zou gelden. Na
tuurlijk zijn er wel vele gevallen, waarin mensen in een
bejaardentehuis in of buiten Leeuwarden verblijven of
in een bepaalde huurwoning zitten en financieel on
machtig zijn, maar als er op een bepaald ogenblik
sprake van een zekere financiële onmacht is, dan zijn
er wegen en middelen aanwezig om te proberen deze
categorieën te helpen. Dat wordt van geval tot geval
bekeken. Het is alleen prematuur natuurlijk om daar
in dit raadsvoorstel al iets over te zeggen. T.z.t. echter
komen deze gevallen als ze er zouden zijn, daar waar
ze behandeld behoren te worden en dan wordt er na
tuurlijk alle zorg aan besteed. Als er dus op dit punt
enige vrees bij de heer Kingma zou bestaan, dan zou
ik willen proberen om met deze woorden die vrees weg
te nemen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorst. 1
van B. en W.
Puilt 17 (bijlage no. 307).
De hear Boomgaardt: Ik haw net de yndruk, dat
paed fan Wethalder Vellenga bot oer roazen giet, hw;
dizze buerthuzenaffaire oanbilanget en dêrfandinne, dn
wy wol hwat bilangstellende f ragen hawwe om doel:
hwat to witten to kommen. Wy hawwe nou al in pea
kear dizze matery oan de oarder hawn, binammen dus
yn forban mei de Wielenpólle. En nou op dit momir
is dan de Linnaeusstrjitte oan de oarder. Men sjoel
üt dizze stikken, dat men der nou en dan en de
Wethalder bringt dêrfoar arguminten by wer ris in
skepke boppe op docht, wylst wy fan it bigjin óf it
in bytsje sa-sa" founen en seinen: Wurdt dat ek in tu
djür gcfal? Dy subsydzjeregeling is neffens üs noch,
yngewikkeld en it gyng üs doe al fier genöch. Nou
komme wy dus by dit en it folgjende punt wer by sa'
kwestje. Ik kin my bést bigripe, dat men, as men
stap as dizze ienris dien hat, de konsekwinsje dêrfan
ek akseptearje moat. De priisforheging, nei de skattin
dy't men doedestiids dien hat, jowt de konsekwinsji
dat de Gemeente der mear jild op ta lizze moat. Dat
fyn ik ek wol in reéle saek; dus dér wol ik gjin krityk
op ütoefenje, mar ik leau oan de oare kant, dal t
dochs wol saek is dizze hiele matery mei foarsichtich-
heit to bihanneljen, lyk as dat yn de bisprekking l.n
1961 ek al sein is. Yn de stikken, dy't hjir oer it bue:t-
hüs Linnaeusstrjitte lizze, komt foar, dat der in stif
ting yn oprjochting is. Wy wienen wol hwat bilangs' 1-
lend om to witten, hoefier men dêrmei is en hwat u
eigentlik ynhaldt, dat men yn it riedsbrief seit: i-
schillende levensbeschouwelijke groeperingen zullen er
zitting in hebben". Wy soene wol witte wolle, hoe dizze
konstruksje is en dêroan de fraech forbine: Yn hoi
fier is dat yn oerienstimming gien mei de saneamde ge-
spreksrounte fan de ynstituten foar maetskiplik wu
Wy wolle dus graech inkelde ynformaesjes hawwe
Hjirby is by üs ek de fraech opkommen: Is foar t
wurk noch net in oare konstruksje mooglik? Dér so
wy dochs wol ris hwat oer witte wolle yn dizze sin s
it net to spyljen yn de sektor jeugdsoarch, ek in punt
dat hjir sa nou en dan al ris spile hat Kin dit
net by ünderbrocht wurde, mear yn de ta komst al
teast? Wy meitsje dus gjin biswier tsjin de ütstellen,
dy't hjir nou lizze, mar wy soenen wolle, dat men
de takomst dy kant mear üttinkt. Ek stelle wy de
fraech: Hoe stiet it Kolleezje deründer, as nou in bi
paelde tsjerke of in groep mei in bipaelde libbensoei
tsjüging it ynisiatyf naem om buerthuzen to stiftsjen
Stel, dat dy oan wctlike noarmen foldwaen kinne, wo!
men dan yn it Kolleezje de subsydzje wol op deselde
manear tapasse as nou op dizze stiftingen, dy't du.
eigentlik wol hwat in skepping binne fan de gemeentlik
ynstansjes? Dat is tominsten üs gefoel wol hwat
Miskien koe de Wethalder dat ek wol bistride en dan
soe üs dat ek wolkom wêze.
Hjir woe ik it wol by litte.
De heer Engels: Het voorstel dat voor ons ligt, om
vat eigenlijk vier punten; dat is op de eerste plaats
een bijdrage in de verbouwing; dat is vervolgens een
garantiestelling voor een lening die voor diezelfde ver
bouwing nodig zal zijn; dat is op de derde plaats
de beslissing, dat wij als Raad een bijdrage gaan
leveren in dit werk van 40% subsidie, wanneer de bij
zondere rijkssubsidie, die op dit moment in het voor
uitzicht wordt gesteld, zal aflopen, en dat is op de vier
de plaats de beslissing, dat wij bovenop die 40% sub
sidie hier nog een extra bijdrage zullen geven. Ik heb
vanmorgen de stukken ingezien en ik heb omtrent de
verbouwing bij die stukken gegevens gevonden die ook
in de raadsbrief zijn vermeld en waaruit mij duidelijk
is geworden, dat inderdaad de bepaalde bedragen die
in het voorstel genoemd worden, f 9.750,en een ga
rantiestelling voor f 13.500,—, daar zijn berekend en
beredeneerd. Maar ik heb bij diezelfde stukken geen
exploitatie-overzicht gevonden, geen begroting, en als
ik dan in de raadsbrief zie staan, dat men met 80%
subsidie niet zal uitkomen, dat er iets meer nodig zal
zijn en wel m.n. f 1.270,niet f 1.290,of f 1.300,
ook geen f 1.200,maar f 1.270,dan moet ik
dat dus zonder meer aannemen, zonder dat ik enig in-
zicht kan krijgen in het berekenen en het vaststellen
aarvan. Ik heb zelfs bij de stukken niet een aanvrage
voor een bijdrage in de exploitatie gevonden. Dat is de
ene kant van de medaille.
De andere kant van de medaille is, geloof ik, deze,
dat Uw College van mening is, dat het hier een werk
betreft, dat zeer de moeite waard is om gedaan te wor
den en waarvan Uw College in een soortgelijk geval,
dat van de Wielenpólle, ervaren heeft, dat de Raad
en ook het particulier initiatief in deze stad er achter
slaan. Dat is voor U reden om aan te nemen, dat ook
de Raad met een grote welwillendheid deze zaak zal
bekijken, wanneer U bezig bent dit werk in de Lin-
aeusstraat voor te bereiden en constateert, dat het
particulier initiatief ook hier achter staat. En als U
dan voorts constateert, dat U door snel te zijn en de
zaak vóór 1 januari, zoals dat heet, rond te krijgen,
een belangrijke bijdrage die U nu moet voteren, terug
uit krijgen van het Rijk, dan geloof ik, dat dit voor U
een argument kan zijn om inderdaad snel te handelen
n om, als de zaak nog niet helemaal rond is, toch met
rote voortvarendheid en ook met een zekere slagvaar
digheid deze aanvrage nu al in te dienen. Hoewel ik
het dan blijf betreuren, dat de bedragen die hier ge
noemd zijn, toch niet ook aanwijsbaar en voor ons een
eetje inzichtelijk in een begroting waren gerang-
chikt. Zij z ij n tenslotte berekend.
Al met al ben ik persoonlijk een voorstander van dit
werk en ook van het in samenwerking tot stand bren
gen van dit werk. Ik ben er ook een groot voorstander
van, dat de Gemeente zo zuinig mogelijk met haar
gelden omspringt en ik geef haar dus groot gelijk,
vanneer ze met voortvarendheid probeert voor een be
paalde fatale datum deze zaak klaar te hebben. En ik
wil U dan zelfs „the benefit of the doubt" geven, wat
betreft die f 1.270,- of dat nu meer of minder moet
zijn, wil ik in het midden laten. Ik ben er persoonlijk
een voorstander van, dat wij dit werk uiteindelijk met
40% subsidiëren en dat het zelfs meer moet zijn, als
het niet anders kan. Maar ik wil U ook niet verhelen,
dat er bij het kerkelijk en particulier initiatief, dat dus
mede dit werk draagt, toch wel enig onbehagen be
staat en dat is ook in de besprekingen - zo heb ik mij
iaten vertellen, want ik heb er zelf niet aan kunnen
deelnemen tot uitdrukking gekomen, over de vlot
heid en voortvarendheid, waarmee de Gemeente dit
soort aanvragen van samenwerkingsprojecten behan
delt en bekijkt enerzijds, en de ik zou zeggen
verregaande acribie, waarmee men de aanvragen be
kijkt van het particulier initiatief, de hoeveelheid ge
gevens, die men dan opvraagt, de tijdrovende nauwge
zetheid, waarmee men nagaat, of er wel een voldoende
bijdrage vanuit dat particulier initiatief wordt gege
ven, en de neiging om per se onder de rijksnormen te
blijven, terwijl hier met voortvarendheid die rijksnorm
van 40% wordt gehanteerd en zelfs overklast door een
bepaalde bijdrage. Ik zou U daarom in het kader van
Uw gehele subsidiebeleid - ik kan ook dit punt toch
niet los zien, maar als een element in het totaal van
het subsidiebeleid - met aandrang willen vragen om
een plan, een subsidieplan; niet een tabel, maar een
plan. Ik heb U bij de behandeling van de Subsidienota
gezegd, dat ik daar altijd nog behoefte aan heb, zodat
ook voor het kerkelijk en particulier initiatief met de
zelfde voortvarendheid als U hier gedemonstreerd heeft,
te werk kan worden gegaan.
Ik zou U tevens met klem willen vragen om met
grote aandrang bij Gedeputeerde Staten te blijven aan
dringen op een spoedige afdoening van hun beslissin
gen omtrent de besluiten, die wij in de enige maanden
geleden gehouden raadsvergadering i.z. de subsidies voor-
het algemeen maatschappelijk werk, dat een zeer be
langrijke bijdrage levert in het tot stand komen van
het buurtwerk, alsook tot het feit, dat het door de rijks
overheid op deze manier gesubsidieerd wordt, hebben
genomen.
De heer Vellenga (weth.): Ik mag beginnen met de
heer Boomgaardt te bedanken voor het getoonde mede
leven in die situaties, waarin de weg van de Wethou
der van Sociale Zaken niet over rozen zou gaan. Dat
was voor hem een aanloopje; dat is deze opmerking
om tot de zaak te komen, waar het nu over gaat, voor
mij dus ook. Nu heb ik tot nog toe, ook t.a.v. deze
zaak, niet te klagen over de wegen die begaanbaar
gemaakt moeten worden, omdat het, zij het dan na een
aantal besprekingen, het College toch gelukt is van
avond met dit en het volgende voorstel ik beperk
me dus nu even tot de buurthuizen hier voor Uw
Raad te verschijnen. Daar blijkt in ieder geval uit, dat
het College meent, dat dit werk het waard is om hier
aan de financiële medewerking ook van de kant van
de Gemeente, zoals nu in cijfers is uitgedrukt, te ver
lenen en ik maak mij sterk, dat dit stellig ook voor
de grootst mogelijke meerderheid van de Raad van
avond zal gelden. Temeer omdat dit typisch werk kan
zijn, dat door de gehele gemeenschap kan worden ge
dragen.
De heer Boomgaardt heeft gewaagd van een stich
ting in oprichting en gevraagd naar mogelijke infor
maties over de gang van zaken t.a.v. de oprichting van
die stichting. Het is de laatste jaren te doen gebruike
lijk, dat, wanneer het deze projecten betreft, er zeer
geregeld zeer constructieve gesprekken plaats vinden
van de vier centra en de Gemeente als uitvoerende or
ganen op het terrein van het algemeen maatschappelijk
werk en dat ook t.a.v. dit punt, nl. dus het sociale op
bouwwerk in deze wijk, een aantal gesprekken zijn ge
voerd, waarbij stellig van de kant van de Gemeente,
maar niet alleen van die kant, naar voren werd gebracht
de noodzaak van een gemeenschappelijke opzet, om te
proberen alle richtingen hierin te betrekken om op
deze manier dit werk een zo breed mogelijk draagvlak
te geven en ook in het bestuur en straks in het vrij
willigerswerk allerlei richtingen te betrekken. Ik ge
loof, dat het is misschien ietwat overdreven dit
werk wel eens zou kunnen staan of vallen met een
dergelijke aanpak en met een dergelijke opzet. T.a.v.
dit punt is er dus een zeer breedvoerig overleg ge
weest en wanneer ik over centra spreek, dan bedoel
ik daarmee en dat is een zeer willekeurige volg
orde het R.K. Centrum, het Gereformeerd Centrum
en het Hervormd Centrum op dit gebied en Humanitas.
Daarbij is gebleken, dat men, behalve van Gereformeer
de zijde, bereid was om dit werk samen met de Ge
meente op deze manier op te zetten. Dat zal in de
praktijk betekenen men probeert een aantal perso
nen hier nu al voor te winnen dat in het toekom
stige stichtingsbestuur zullen plaats nemen mensen van
Hervormde en R.K. zijde en mensen van de kant van
Humanitas; verder dat is een iets ander begrip, maar
ik neem aan, dat het duidelijk genoeg zal zijn - m.n.
ook mensen uit de buurt en een vertegenwoordiger,
door de Gemeente aan te wijzen. Men heeft dus ook
aan Gereformeerde zijde de kans gehad om hieraan
mee te doen, maar laat ik zeggen de officiële
vertegenwoordigers van het Centrum voor het Gere
formeerd Maatschappelijk Werk waarmee ik had te
maken in deze bespreking, meenden bezwaren te heb
ben om hieraan mee te doen, bezwaren die ik respec
teer, hoewel ik het op zichzelf betreur, dat een zo be
langrijke en in vele opzichten ook actieve bevolkings
groep buiten deze zaak blijft. Maar er is dus niet bij
voorbaat tot deze laatste groep gezegd: U doet toch
waarschijnlijk niet mee, omdat U bij de Wielenpólle
ook niet meedeed. Ook hier heeft men dus - - laat ik
zeggen het spel open en eerlijk gespeeld, en van
beide kanten gepoogd eikaars argumenten te begrij
pen. En dat heeft dus tot dit resultaat geleid.
Ik vermeld dat min of meer uitvoerig, omdat ik
meen te begrijpen, ook n.a.v. wat hij daarover in de
vorige raadsvergadering heeft gezegd, dat dit de heer
Boomgaardt nogal sterk interesseert. Nu heeft hij ook
deze vraag gesteld: Is het niet gewenst om in deze
buurt alles in de richting van jeugdzorgwerk te zoe
ken? Als ik tenminste zijn vraag zo goed heb begre
pen. Daar moet ik een bepaald antwoord op geven en
dat lijkt misschien wat een docerend karakter te heb
ben, maar dat is niet de bedoeling. Men moet het
eigenlijk zo zien, dat hier een stuk wijkwerk wordt
opgezet, waarbij men aan de ene kant geconcentreerd
maatschappelijk werk, op het individu gericht, gaat
doen, maar daarnaast ook een stuk algemeen maat
schappelijk werk, dat zich m.n. op de ouderen gaat rich-