14 algemien bidoeld as dat it rjochtstreeks myn bidoeling wêze soe to sizzen dat dy stiftingen fan maetskiplik wurk net üt de tsjerken opkomme soene. Der is gjin tsjinstelling yn elk gefal. Dan is noch minofto- mear kontroversioneel de hiele kwesje fan it Stêds- forsoargingshüs. Ik leau dêrom net, dat it sin hat oer de takomstige status op dit momint in debat to iepen- jen. De kwesje is der foar myn gefoel ek net ryp foar. Ik leau, dat wy dy üntjowing earst mar efkes oansjen moatte en ik kin wol akkoart gean mei hwat de Wethalder op dit punt sein hat. Hoe't it yn de ta- Romst moat, wol ik graech fierder noch efkes iepen litte. Mar dan leit der op dit momint natuerlik wol it feit, dat yn dizze foroardering düdlik fan de kant fan it Kolleezje bidoeld is dit Stêdsforsoargingshüs net ünder it tasicht fan de advyskommisje to bringen. Of „tasicht" is miskien it goede wurd net, mar yn elts gefal de kommisje wurdt der büten litten. It is foar my de fraech, oft dat wol gaedlik is en by my bliuwt dus de winsk bistean, dat dit wol ünder it wurk fan de advys kommisje falie soe. De hear Heetla seit feitlik ek al, dat de konse- kwinsje fan de hiele konstruksje is, dat it Stêdsfor soargingshüs w o 1 ünder tasicht komme moat fan de nije kommisje. De heer Engels: Ik kan toch niet zien, dat in een verordening zoals die hier ligt, de kwestie van het nieuwe bejaardentehuis niet zou vallen onder de ad viescommissie. Er staat in het ontwerp-besluit duide lijk, dat de commissie van advies dient „omtrent alge mene beleidsvragen op het gebied van de maatschappe lijke zorg en het maatschappelijk werk". Er staat geen beperking bij, het geldt dus voor geheel het werk door de dienst verricht. Onder die dienst ressorteert: „het beheer van het gemeentelijk tehuis voor bejaarden". Tenzij er dus nu een restrictie wordt gemaakt t.a.v. de taak van de adviescommissie, valt het tehuis onder haar taak. De interpretatie, dat het tehuis er niet onder zou vallen, acht ik niet houdbaar, op grond van de tekst, die hier voor ons ligt. De heer Vellenga (weth.)Ik geloof, dat datgene wat in tweede instantie gezegd is, zich toespitst op de zaak van het gemeentelijk tehuis voor bejaarden. De heer Heetla heeft daarover gesproken. Misschien mag ik eerst nog even ingaan op zijn an dere opmerkingen, n.l. die over de begroting. De Ge meenteraad zal dus, wanneer de begrotingen aan de orde zijn, de begroting voor het Stadsverzorgingshuis vinden in de dienst voor Sociale Zaken en de begroting voor het werk van de uitvoering van de Krankzinnigen wet voorshands in de algemene dienst. Ze komen dus beide onder het oog van de Raad, maar op dit moment nog gescheiden, op de manier die ik uiteen heb gezet. De heer Heetla vroeg voorts: Wat doet de dienst n u op dit terrein? De dienst verzorgt nu de rapportering; daarnaast heeft de G. en G.D. een taak op dit gebied, terwijl men op de Secretarie wetstechnisch deze zaak beziet en op een bepaalde manier mee uitvoert. Drie apparaten hebben hier dus in zekere zin mee te maken, maar U hebt wel begrepen, dat wij voorshands deze zaak laten, zoals ze is, en t.z.t. hierop terugkomen. Dat zit niet alleen vast op de huisvesting van de dienst, maar ook op het punt, dat ik zoeven heb genoemd. Wanneer de reorganisatie achter de rug is en de dienst dus op dat punt zijn vaste vorm heeft gevonden, zullen wij de zaak opnieuw onder ogen zien. Ik geloof niet, dat ik behoef in te gaan op de op merkingen, die de heer Boomgaardt heeft gemaakt; die zijn meer verklarend, deels naar de kant van de heer Engels en deels naar mijn kant, hoewel haast niet eens naar mijn kant, want we hadden elkaar wel be grepen, geloof ik. Dan is daar dus het punt van het Stadsver zorgingshuis. Ik geloof niet, dat dat punt op dit moment nog controversioneel is. Als U met het voorstel akkoord gaat, dan blijft het dus ressorteren onder de directeur van de dienst van Sociale Zaken, waarbij wij de ontwikkeling even willen afwachten om t.z.t. definitief deze zaak te regelen. Het verschil van inzicht betreft dus eigenlijk alleen dit: Valt het Stadsverzorgingshuis nu ook onder de bemoeiingen van de adviescommissie? Wij hebben de indruk, dat hier toch wel een zekere scheiding aa; wezig is. Men kan dat nu beperking noemen, maar zo zou ik dat niet willen zien. Ik geloof, dat het goed kan zijn deze zaak nog eens opnieuw te bekijken, hoewel ik er dus wel aan hecht te zeggen, dat wij alleen uit praktische overweging het Stadsverzorgingshuis voo> - lopig onder de directeur van de dienst van Sociale Za ken laten. Op zichzelf echter willen wij toch wel onder scheiden een tehuis voor bejaarden en de zaken van de Sociale Dienst, hoewel ik mij kan voorstellen, dat de adviescommissie soms te maken kan krijgen met die groep verzorgden in het huis, die ook onder Socia Zaken valt, wanneer zich op dit punt bepaalde beleids aspecten voordoen. Maar de vraag is, of het goed is ook de groep mensen die het zelf betalen, op dezelfde manier te behandelen. Dat is natuurlijk een punt van verschil, gezien het feit, dat beide categorieën in het huis aanwezig zijn. Waar die scheiding dus precies zal lopen, is op dit moment nog moeilijk te zeggen, mar op deze overwegingen hebben wij ons dus voorshands de zaak zo gedacht, als ik zopas gezegd heb. De Voorzitter: Het punt is nu ook in tweede instantie besproken; ik stel u daarom voor de beraadslagingen te sluiten. De Raad gaat hiermee akkoord. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 357). De heer Ytsma: Het is niet mijn bedoeling over de I van-toepassing-verklaring van de Algemene Politie- verordening te spreken, maar ik zou wel graag iets willen zeggen n.a.v. de wijzigingen, die hierin worden aangebracht en die volgens de raadsbrief voortkomen uit parkeerexcessen. De aanvulling van de Politievel- ordening heeft dus betrekking op te verhandelen voer- j tuigen, op het reclame-maken daarvoor, op het voor grote herstellingen langer dan twee dagen stallen van niet rijklare voertuigen en kampeerwagens. Als wij spreken over parkeerexcessen, dan geloof ik, dat zich hier in de stad op het ogenblik nog een ander parke» exces aan het ontwikkelen is en ik wil daar toch wel even uw aandacht voor vragen, daar dit eigenlijk ook past in het kader van wat U met deze aanvulling be oogt. Ik bedoel dit. Wij zien op het ogenblik in de stad deze ontwikkeling, dat vooral bij de garages en bij de autoherstelplaatsen een groot aantal wagens wordt ge- stald. Ik weet niet, of die gerepareerd moeten worden of dat daar in de stalling geen ruimte voor is. Men ziet dit b.v. op de Verkorteweg, de Bleeklaan, de De Ruyterweg en de Tweebaksmarkt, waar door het grote aantal gestalde wagens toch wel ernstige parkeer excessen dreigen te ontstaan. Ik heb niet begrepen, dat wat ik hier op het ogenblik aanduid, zou vallen onder de artikelen van de thans voor ons lig gende, te wijzigen, verordening, maar ik zou toch wel heel graag de aandacht op deze aangelegenheid willen vestigen. De heer Bootsina: Ik zie van het woord af. Ik had n.l. hetzelfde willen opmerken als de heer Ytsma. De hear Boomgaardt: De tiid komt dus nou tichtby, dat bipaelde privileezjes dy't üld-Ljouwerteradiel hie, fordwine sille. Oant nou ta hoechde men yn Huzum de fytsen net op slot to setten en moast it yn Ljouwcrt wol. Ik leau, dat dit oan de iene kant in bytsje spitich is, mar oan de oare kant hawwe wy der ek lang nei ütsjoen, dat dizze saken ris regele waerden, en ek wy binne bliid, dat yn ider gefal op dit momint lit it dan net hielendal komme, sa't it Kolleezje it graech wol, it woe graech in folslein nije polysjeforoardering op tafel lizze, de unifikaesje ta stan komt. Ik leau, dat dat in praktyske oplossing fan dizze saken is. Ik woe hjirby eat freegje oer de data fan yngong. Dat punt woe it Kolleezje dus oan him halde; hielen dal düdlik is my net, hwerom dat moat, mar it liket my dochs wol winsklik, dat men sa gau mooglik de knoop trochhakt, dus net to lang mear to wachtsjen en 15 de datum fan yngong foar dizze saken dan nou ek wet- lik fêst to stellen. Ik kin net hielendal oersjen, hokker foroaringen hjir ou praktysk üt fuortkomme, mar ik soe de fraech stelle wolle: Is it ek winsklik, dat men op dit punt to- ruinsten de evidinte dingen noch ris byelkoar brocht en publisearre, foar safier dat dan ek foar it publyk fan bilang is. Ik bidoel dus dit: as bipaelde dingen nou troch de ynfiering fan dizze polysjeforoardering wurk- >k in hiel oar karakter krije soenen yn it iene diel fan de gemeente as yn it oare diel, kin it dan ek fan bilang wêze, dat men it publyk yn dat opsicht noch foar- ijochtet, om bipaelde misfettingen op dit punt foar to kommen? Ik kin dus net oersjen, oer hokker punten dat presys giet, hwer't krekt dy öfwikingen sitte en dat sil foar in great diel ek fan ündergeskikt bilang wêze mar der kinne bipaelde dingen wêze, hwer't it publyk wol bilang by hawwe soe. It soe, tinkt my, better wêze, dat der dus in düdlike publikaesje oer komt, sadat elk wit: Sa en sa wie it oars, mar nou jildt dit of dat foarskrift yn dit diel fan de gemeente. Sa'n publikaesje hoecht har dan ek net yn details to I bijaen, dy soe oer inkele bilangrike en praktyske pun ten gean kinne. De Voorzitter: In de eerste plaats van mijn kant een antwoord op de vraag van de heer Ytsma, of ook het College aandacht geschonken heeft aan het euvel, dat bij een aantal garages op te merken valt, n.l. dat bij die garages heel dikwijls zelfs op het trottoir auto's op straat worden gezet. Ik kan de heer Ytsma en ook de heer Bootsma, die dezelfde vraag had, wel verzekeren, dat dat heel stellig de aandacht heeft; alleen wij hebben er nu nog van afgezien te trachten een formulering te maken, die nu door de Raad zou kunnen worden aangenomen, omdat er bepaalde wets technische moeilijkheden in schuilen, n.l. de vraag in hoeverre een dergelijke verordening niet onverbindend zou zijn, als zijnde in strijd met de Wegenverkeerswet en het Wegenverkeersreglement, die deze zaken tot op heel grote hoogte regelen en waarbij dus de vraag is, of een aanvullende regeling van gemeentewege wel rechtskracht zal hebben. Wij hebben er van afgezien, omdat dit inderdaad een netelige vraag is. Niettemin had het punt onze aandacht en misschien zullen wq toch wel op een bepaald ogenblik bij de Raad terugko men met een bepaling, die dan toch ook dit euvel tracht te keren. Dan heeft de heer Boomgaardt de vraag gesteld, of er ook mogelijkerwijze bepaalde dingen zijn, waar het publiek, omdat er nu een verandering van plaatselijke wetgeving is, mee op de hoogte moet worden gesteld. Op het eerste gezicht geloof ik niet, dat deze dingen allemaal zo belangrijk zijn, dat het nodig is, maar we willen graag die opmerking tot ons nemen om te kijken, of misschien op bepaalde punten de wenselijkheid toch wel bestaat. Dan heeft de heer Boomgaardt nog gevraagd: Waar om bepaalden, volgens dit concept-besluit, B. en W. het tijdstip van ingang? Technisch zou het anders kunnen zijn, maar hier zit bij de toezending aan Gedeputeerde Staten volgens de wet en G.S. moeten bericht van ont vangst geven. Dan zit er ook nog bij de afkondiging van de verordening door B. en W. Dat kan ook alle maal het ligt niet principieel, maar technisch enige moeilijkheden geven, ook in verband met de ver menigvuldiging van deze dingen, het in die vorm gie ten, dat de zaak gereed is om door G.S. te worden be keken. Vandaar, dat het praktisch beter leek die datum van ingang nu niet direct vast te leggen, maar even aan het beleid van B. en W. toe te vertrouwen. Ik meen, dat ik hiermee de verschillende vragen wel beantwoord heb. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 22 en 23 (bijlagen nos. 358 en 350). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. De Voorzitter: Ik sluit hiermee deze raadsverga dering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1962 | | pagina 8