■-<-
18
Grasso Koninklijke Machinefabrieken N.V. te Den Bosch
en eventueel anderen."
De Voorzitter: U heeft dus nu ook het vierde voor
stel gehoord. Ik geloof niet, dat ik dat behoef te her
halen; ook dit kan dus onderwerp van de verdere be
raadslagingen uitmaken.
De heer Kamstra: In eerste instantie heb ik de
suggestie gedaan het besluit in tweeën te delen om
degenen tegemoet te komen, die op uitstel aandrongen.
Maar de Wethouder heeft mij toch eigenlijk wel een
klein beetje in de goede richting gestuurd, althans
volgens mijn opvatting. Het is dus beter het niet te
doen en het maar in zijn geheel te laten, omdat wat
hij meedeelde en ook wat wij in dc voorvergaderingen
hebben gehoord, n.l. dat we voor het initiatief en de
onderzoekingen van de heer Woudstra vrij staan tegen
over hem, ofschoon we natuurlijk toch eigenlijk wel
bijzondere waardering hebben, en ook wel enig ver
trouwen in hebben gekregen. Nu worden er verschil
lende voorstellen gedaan dit punt toch nog drie weken
uit te stellen. Ik geloof, dat we nu wel in een heel moei
lijke positie komen en wanneer het niet zo laat in de
avond was, dan zou ik zeggen: We moesten de verga
dering eigenlijk schorsen en de fractievoorzitters ge
legenheid geven met elkaar te praten. Maar dat wordt
heel erg moeilijk, want dan raken we zo in tijdnood, dat
we met het reglement van orde weer in conflict komen,
want dan is het alweer twaalf uur en moeten we op
houden. (Stem: Dan gaan we morgen door.) Maar
dan zijn we nog geen drie weken verder.
Dan is er nog een voorstel gekomen van de heer De
Jong om geen grote manifestatie op zondag te houden.
Nu stel ik de vraag: Is een grote manifestatie op deze
ijsbaan wel mogelijk Waar is de grens, wat verstaat U
onder een grote manifestatie? Ik meen, dat de heer De
Jong dit voorstel anders heeft gedaan dan het eigenlijk
gedaan moest worden. Hij zou het verzoek aan het
College kunnen richten rekening te willen houden met
de opvattingen van een bepaald deel van de bevolking
om geen wedstrijden of iets dergelijks op zondag te
houden. We spreken ons er nog niet over uit, maar het
wordt voor ons wel een heel erg moeilijke beslissing.
Dan is hier de kwestie-Tjallinga weer naar voren
gekomen. De heer De Jong is, meen ik, toch wel een
klein beetje bot in zijn afwijzing, want hij wil eigen
lijk niet het minste doen voor Tjallinga, die en ik
heb dat in eerste instantie ook gezegd toch een offer
bracht: ze is haar ijsbaan kwijt. En nu kan de heer Van
der Veen zeggen: Ze krijgt er een kunstijsbaan voor
in de plaats, maar het is toch wel even wat anders.
En in haar schrijven staat, dat het een aflopend voor
deel is, dus voor de nu ingeschreven leden. Het is niet
een eeuwigdurend, maar een aflopend privilege.
De heer Van der Veen vraagt: Wordt hier een morele
of een economische schade geleden? Ik geloof, dat wij
morele verantwoording hebben t.o.v. Tjallinga en dat
het, zoals dat in het raadsvoorstel wordt gezegd, ook
mogelijk is elkaar te vinden en niet met een botte af
wijzing te komen.
De Voorzitter: Ik geloof, dat het verstandiger is
de vergadering een ogenblik te schorsen ondanks het
gevorderde uur. Er kan dan gebruik van worden ge
maakt om U hier in deze zaal voor de tweede keer een
kopje koffie aan te bieden. En dan kan het College zich
ook even beraden over de vier voorstellen die er nu
liggen, en waarvan de twee voorstellen om deze zaak
toch nog aan te houden, natuurlijk nog wel even beraad
van het College vragen. Ik schors dus de vergadering.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering. U vindt
wel goed, dat ik, voordat ik nog aan de raadsleden
vraag, wie het woord wil voeren, allereerst de heer
Tiekstra vraag het zijne namens het College aan de
Raad mee te delen.
De heer Tiekstra (weth.)De Raad heeft dus wel
begrepen, dat het College behoefte had aan intern be
raad over de voorstellen van de heren Santema en
Van der Veen. Ik zou achtereenvolgens over deze voor
stellen dit willen zeggen:
En dan neem ik eerst het voorstel van de heer Van
der Veen even. Het College heeft zich daarover bera
den en is tot de conclusie gekomen, dat, wil de Raad
in de volgende vergadering beschikken over meer offer
tes, dit in feite betekent dat deze gevraagd moeten
worden op een termijn van veertien dagen. Het lijkt niet
reëel op die basis van offrerende bedrijven offertes te
vragen, gegeven het al zeer uitvoerige en intensieve
overleg dat gevoerd is moeten worden over het pro
ject-Woudstra. En het College is van mening, dat het
dus ook niet moet gebeuren. Anderzijds kunnen we ons
voorstellen, dat de Raad toch wel behoefte heeft aan
een zekere mate van toetsing, reden waarom wij U
zouden willen voorstellen er akkoord mee te gaan de
heer Woudstra te vragen zijn begroting open te leggen.
Ik kom straks nog tot het voorstel-Santema. Dit werk
zou t.z.t., op basis van een open begroting, ondershands
gegund kunnen worden. Ik geloof, dat toetsing van de
prijzen van de verschillende onderdelen bij opening dei-
begroting beter mogelijk is dan nu. Dat is het eerste.
En nu het voorstel van de heer Santema. Wij kun
nen ons voorstellen dat heb ik ook in eerste instantie
al mogen zeggen dat de Raad toch graag een zo
groot mogelijke mate van zekerheid heeft om zijn stand
punt t.a.v. de eventuele technische risico's te kunnen
bepalen. Het College zou U dus willen voorstellen de
beslissing over het nu aan de orde zijnde voorstel drie
weken uit te stellen, maar de nadrukkelijke afspraak
te maken, dat dan ook inderdaad over drie weken de
beslissing genomen wordt. In die tussentijd zal het
College zich voorzien van de gevraagde deskundige
adviezen, en, indien deze althans tijdig verkregen wor
den, ook nog tevoren in bespreking brengen in een ge
combineerde vergadering van de Commissie voor de
Openbare Werken en de Commissie voor de Financiën,
dat laatste, omdat uiteraard technische vraagstukken
financiële gevolgen kunnen hebben. En ik mag hier wel
bij opmerken, dat dit intern overleg ook bij een vorige
gelegenheid toch wel zeer vruchtbaar gewerkt heeft.
Dat is het dus wat het College nu met betrekking tot
deze voorstellen aan de Raad voorlegt, en hier kan ik
het dus wel bij laten, dacht ik.
De heer Van der Veen: Daar het voorstel, dat ik
gedaan heb, besproken is, mag ik er misschien wel en
kele reacties op laten horen. De argumentatie van de
Wethouder is dus eigenlijk alleen gegrond op het tijds
verloop, dat hiermee verloren zou gaan. Nu moet ik
opmerken, dat, als ik goed ingelicht ben, Grasso be
reid is binnen drie weken een offerte te doen. En als
een bedrijf als Grasso aanneemt offerte te doen, dan
heb ik voldoende vertrouwen in dat bedrijf om aan te
nemen, dat dat niet een slag in de lucht is, maar dat
het inderdaad een reële offerte is. Ik weet niet, of
Grasso in staat is dat binnen twee weken te doen.
Wanneer vorige week, toen Grasso vroeg offerte te
mogen doen, die gelegenheid gegeven zou zijn, dan had
in de komende twee weken die we nu nog hebben,
offerte gedaan kunnen zijn. Zou Grasso dat niet binnen
twee weken, maar wel binnen drie weken kunnen doen,
dan vind ik dit voorstel van voldoende belang om daar
een extra vergadering vandaag over vier weken aan
te wijden. Dat is dan een kwestie van één week. Ik
bedoel, dat het tijdargument, dat de Wethouder ge
bruikt, mij helemaal niet aanspreekt. Een andere
kwestie is, dat ik best geloof, dat er alles en nog wat
gebeuren kan met de offerte van Woudstra. Ik weet
niet, of hij bereid is een open begroting te formeren;
eerlijk gezegd, interesseert mij dat niet zo erg. Want
ik kan die open begroting toch niet controleren. Ik heb
ook geen begroting, die ik ernaast kan leggen. Ik be
grijp alleen niet, dat het College aan Woudstra ge
trouwd is. In ieder geval is de Raad daar niet aan
getrouwd; dus ik ben niet bereid mijn voorstel terug
te nemen. En ik blijf bepaald twee concurrerende offer
tes het minimum achten.
De heer Spiekhout: Ik ben het persoonlijk wel hele
maal eens met wat de heer Van der Veen hier zopas
naar voren heeft gebracht en ik stel het toch wel op
prijs, dat getracht wordt die offerte hier te krijgen.
Gezien ook het feit, dat deze N.V. of Fa. Grasso gezegd
heeft, dat ze dat in drie weken kan doen, zie ik geen
...«-i
19
reden om daar, om een tijdskwestie, van af te zien. Mis
schien zou bekeken kunnen worden, of hier ook de
mogelijkheid nog in zit gezien dus ook de waarde
ring die we voor het initiatief van Woudstra hebben
of hier in combinatie eventueel iets gedaan kan wor
den. Ik heb goede reden om aan te nemen, dat men
bij Grasso daar wel bereid toe zou zijn, maar ik weet
natuurlijk helemaal niet, hoe Friwo daar tegenover
staat. Ik heb in het begin al gezegd: De technische
zekerheid is voor mij het allerbelangrijkste in dezen en
langs deze weg zou men dat misschien kunnen bereiken.
De heer Heidinga: In eerste instantie heeft de heer
De Jong gevraagd, of er cijfers beschikbaar waren
aangaande het bezoek van de andere in Nederland aan
wezige kunstijsbanen. Dat heeft de Wethouder niet be
antwoord. Ik persoonlijk zou toch wel graag willen
weten, of de Wethouder daar iets van bekend is of niet.
Dat zou een vergelijkingsbasis zijn voor de opzet van
deze exploitatie. Ten tweede heb ik gevraagd, of die
verandering van stalen buizen in plasticbuizen ook nog
verandering in de kostenbegroting zou geven. Die
vraag is ook niet beantwoord. De Wethouder heeft in
zijn beantwoordig gezegd: Er was van die betonvloer
geen garantie te geven. Even later zegt de Wethouder:
Dit zal de definitieve vorm van de betonvloer worden.
De Wethouder drukt zich daar nogal categorisch uit.
Ik hoop, dat hij dat waar kan maken, maar ik ben daar
persoonlijk nog niet gerust op.
De Wethouder van Openbare Werken had het over
de buitenbanen van beton. Dan mag ik hem er mis
schien op attent maken, dat betonwegen op bepaalde
afstanden een naad vertonen.
Ik zal niet veel van de tijd van de Raad meer nemen,
maar ik voel me toch wel geroepen nog iets te zeg
gen over dat voorstel van de heer De Jong betreffende
het nalaten van grote manifestaties op zondag. (De
heer Van der Veen: Wat verstaat U daaronder? De
heer Pols: Dat is niet duidelijk.) Naar onze mening
is dat toch wel echt duidelijk. Het voorstel zegt niet:
Het nalaten van manifestaties op zondag. Het zegt dui
delijk en daar is het dus ook mee bepaald: grote
manifestaties op zondag. En dan mag ik misschien
hier toch wel deze opmerking maken. Als wij deze
kunstijsbaan aanleggen, dan werken alle bevolkings
groepen daaraan mee. Wij dragen er allemaal aan bij,
ook financiëel via belastinggelden. U weet, dat de zon
dag voor ons de dag des Heren is, dat het dus een heel
speciale dag is, die onze Schepper toekomt en dat we
op zondag Hem hebben te eren. Nu geven we van onze
kant al een heel grote mate van vrijheid aan onze
medeburgers, omdat wij wel weten, dat wij hun geen
juk kunnen opleggen. Is het nu voor U te veel deze
kleinigheid, d.w.z. die grote manifestaties op zondag
na te laten terwille van deze bevolkingsgroep?
In tweede instantie heeft Wethouder Tiekstra zonet
gezegd, dat de Raad, als de heer Woudstra zijn begro
ting zou willen openleggen, de prijzen zou kunnen
toetsen. Ik ben het met de heer Van der Veen eens,
dat wij daar heel weinig mee opschieten. Wij schieten
veel meer op, wanneer wij bepaalde technische waar
borgen kunnen krijgen en dat zou kunnen gebeuren
door middel van echt deskundig advies.
Dan moet mij toch ook nog iets van het hart over
het voorstel van de heer Van der Veen, dat beslist een
tweede, dus concurrente, opgave verlangt. Op zichzelf
spreekt mij dat toe, maar is dat nu in dit stadium nog
werkelijk wel houdbaar? Behoort dat eigenlijk nog wel
tot een zorgvuldig maatschappelijk verkeer? Kunnen
we wel een concurrent vragen ook een prijs te geven,
nu de prijs van het ontwerp-Woudstra publiek gemaakt
is? (De heer Spiekhout: Dat hebben we niet kun
nen voorkomen.) Inderdaad, daarvan hebben wij de
schuld niet. Maar de Raad staat tenslotte aan het
hoofd van de Gemeente; wij doen het. Wat hier be
sloten wordt, gebeurt. (De heer Van der Veen: Maal
ais we elke keer maar accepteren wat het College uit
denkt, dan kunnen we wel thuisblijven.) Ja, dat is
ook zo.
Tenslotte dit: Naar mijn mening blijven er twee
hoofdzaken over. De Raad behoort te weten, of en
hoelang de betonvloer onder de omstandigheden hier
in Leeuwarden (bij gebruik van de hal als veemarkt)
houdbaar is. Daarover moeten wij van de deskundigen
een rapport hebben. Een dergelijk rapport is te geven.
(De heer Van der Veen: Met garantie?) Neen, een
deskundig rapport op grond van de beschikbare weten
schap. Als de exploitatie-opzet verkeerd is, dan is het
voorstel gewoon niet aanvaardbaar. Dan nemen wij een
verantwoordelijkheid, die wij niet kunnen dragen.
En het tweede, dat we moeten weten, is, of de me
thode van bevriezing, zoals die hier voorgesteld wordt,
werkelijk leidt tot een bruikbare ijsvloer. Er zijn zeer
vele dingen die we eigenlijk behoren te weten, maar
dit zijn de twee essentiële punten.
De heer Engels: Als ik het goed heb begrepen, dan
krijgen we een voorstel van het College, houdende:
„Drie weken uitstel, waarin wij U opening van zaken
willen geven en waarin wij U ook een deskundig oor
deel willen voorleggen, dat de Raad enige technische
zekerheden geeft."
Ik kan iets voelen voor het standpunt van de heer
Van der Veen, die zegt: Ik zou zo graag twee dingen
tegenover elkaar hebben gezien en dat zou nog niet
eens hebben betekend, dat we niet met Friwo in zee
zouden zijn gegaan; dat houdt het n.l. helemaal niet
in. Aan de andere kant lijkt het mij, zoals de zaken op
dit moment liggen en zoals ook de heer Heidinga het
stelt, ook niet meer behoorlijk tot deze werkwijze over
te gaan, omdat de kaart van Friwo op tafel ligt. Ik
moet er wel bij zeggen, dat ik mij afvraag: Had deze
situatie niet kunnen worden voorkomen Had het
niet anders kunnen worden gespeeld En ik geloof,
dat het College er goed aan doet om zijn handelwijze
toch nog eens te motiveren en ons die duidelijk te maken.
Ik ben geneigd het College het een en ander te ver
geven op dit punt, omdat ik er tegenover kan stellen
de voortvarendheid, waarmede deze zaak juist op dit
moment kan worden aangepakt.
Ik heb tenslotte nog een opmerking over de zondags
kwestie. Dat de zondag de dag des Heren is, die Hem
toekomt, dat is een idee, die dunkt mij, bij alle Chris
tenen leeft. Er is echter verschil over de wijze waarop
men haar wil beleven. Nu geloof ik, dat wij van onze
kant gevoel moeten hebben voor de gedachte bij een
bepaalde bevolkingsgroep, dat men de zondag dient
te heiligen door zich te onthouden van grote mani
festaties. Ik heb me afgevraagd, of het College niet de
toezegging zou kunnen doen, dat het er bij het be
heersinstituut van de Frieslandhal op zal aandringen,
dat dit bij zijn beheer rekening zal houden met de ge
dachten die op dit punt leven in een bepaalde bevol
kingsgroep. Ik meen dat het College een dergelijke
toezegging dat men met elkander rekening zal hou
den gemakkelijk kan even. Ik vraag mij af, of die
toezegging voor de A.R.-fractie geen aanleiding kan
zijn om de motie betreffende grote manifestaties op
zondag, in te trekken en om met deze verklaring van
het College genoegen te nemen.
De heer Tiekstra (weth.)De heer Van der Veen
handhaaft dus zijn voorstel met betrekking tot het
vragen van offertes van Grasso en/of derden. Ik ge
loof, dat ik daarover niet zoveel behoef te zeggen.
B. en W. menen door de heer Woudstra te verzoeken
zijn begroting open te leggen aan het bezwaar van
onvoldoende toetsing van de prijs tegemoet te kunnen
komen. En zijn B. en W. vanzelfsprekend, om de for
mulering van de heer Van der Veen te gebruiken, niet
aan Woudstra getrouwd, maar zij gevoelen zich toch
wel min of meer met Woudstra verloofd, om een
beetje in de romantische sfeer te blijven. Ik zou het
zo willen stellen: Dit initiatief is dus bij deze onder
nemer opgekomen en daaruit is dit plan geresulteerd.
De cijfers zijn dus inderdaad bekend en ik wil er nog
met nadruk aan toevoegen, dat de ondernemers op het
terrein van de aanleg van kunstijsbanen bepaald ook
niet helemaal onbekend bleven met de omstandigheid,
dat er in Leeuwarden over kunstijsbanen werd gespro
ken en dat ook hunnerzijds het initiatief had kunnen
worden genomen. Ik geloof, dat de vraag, of het be
hoorlijk of onbehoorlijk is om nu nog aan een ander
offerte te vragen, ter beoordeling van de Raad is op
dit moment, maar ik kan begrip opbrengen voor de
genen die zeggen, dat het tegenover de ondernemer,