20 die reeds een offerte heeft ingediend, niet meer hele maal behoorlijk is, gegeven deze publieke discussie, van anderen offertes te vragen. Ik wil dat nog afron den door er aan toe te voegen, al is het veronderstel- lenderwijs, of het op dit ogenblik wel behoorlijk is van andere bedrijven op deze korte termijn deze offertes te vragen. Is dat inderdaad wel een reële kans? Zij kennen immers de technische eisen die nu gesteld wor den met betrekking tot de kunstijsbaan in deze hal, niet. Men is natuurlijk altijd wel in staat een offerte in te dienen, maar dan zie ik aankomen, dat omtrent de mate van risico's die deze offertes inhouden, bij aan bieding daarvan nog geen verstandig woord is te zeg gen. Ik voorzie, dat men precies eenzelfde intensief overleg krijgt als wij de laatste weken over het pro ject-Woudstra hebben gehad. En dan vraag ik: Is het nu op dit ogenblik, ook tegenover die derde, wel reëel op deze korte termijn die offerte te vragen? Op deze korte termijn moet, juist om de reden die ik zojuist uiteengezet heb en die de heer Van der Schaaf ook nog nadrukkelijk heeft onderstreept, toch wel een zekere tijdslimiet in acht genomen worden. Ik meen, dat ik toch wel heel ver in de richting van de heer Heidinga kom als wij omtrent het constructief, het koeltech- nisch- en ijstechnisch, gedeelte op korte termijn des kundig advies zouden kunnen krijgen. Ik denk dan in het bijzonder aan de commissie van bijstand, maar uiteraard ook aan de voor de volgende raadsvergadering ter visie te leggen stukken. Dit .zou de Raad dan de zeker heid, die hij vraagt, kunnen verschaffen; op die basis zouden wij dan ook met de Raad tot overeenstemming kunnen komen. De heer Heidinga heeft dan nog de vraag gesteld en het spijt me, dat ik er in eerste instantie aan voorbij gegaan ben of de wijzigingen, in het bijzonder de wijziging van plasticleidingen in stalen leidingen enz. nog de prijs zullen beïnvloeden. Maar, zoals de cijfers zich op het ogenblik laten aanzien, is dat niet het geval. Ik wil met nadruk zeggen, dat ik er niets voor voel nog eens bij de Raad te komen om verhoging van het ge vraagde krediet. (De heer Van der Veen: En als er straks, wat ik aanneem, een benevelingsinstallatie no dig zal blijken?) Dan komen we opnieuw bij de Raad met de vraag, of dit project door moet gaan, ja of neen. (De heer Van der Veen: Dan is het gebeurd.) Neen, dan is het niet gebeurd. Wij hebben dus het voor stel van de heer Santema overgenomen. (De heer Van der Veen: O, wij hebben dus nog geen voorstel, waar we over kunnen praten.) Ja, zeker wij hebben de hele avond over een voorstel gepraat, mijnheer Van dei- Veen, dus wat dat betreft, hebt U zich helemaal niet eenzaam gevoeld, zonder zo'n voorstel. Wij hebben de hele avond over het voorstel gesproken. Het lijkt me toe, dat we nu alleen maar praten over de deskundige adviezen die de Raad nog zou willen hebben voor de zitting van vandaag over drie weken. De deskundige adviezen zullen, als ook omtrent het ijstechnische ge deelte advies wordt gevraagd, dus mede omvatten de vraag, op welke wijze de ijsvloer op de betonvloer wordt aangebracht. Dat is duidelijk. Dat is een wezenlijk element van deze zaak. En als er een benevelingsinstal latie moet zijn of niet, komt dan naar mijn overtuiging eveneens in dat deskundig advies stellig tot uitdruk king. Dan heeft de heer Heidinga mij iets gevraagd over, de Raad moet mij dit ten goede houden, want ik had nog al wat vragen hierover genoteerd, over de be zoekersaantallen van andere banen. Dat is natuurlijk een moeilijk hanteerbaar geval. Immers de Jaap Eden- baan ligt in een bevolkingsconcentratie van anderhalf miljoen, met alles wat om Amsterdam heen ligt, zoals het Gooi enz., mogen we zeggen meer dan een miljoen. De Hokijbaan mogen we wel in eenzelfde orde van grootte denken, dacht ik zo; deze ligt althans in een bevolkingsconcentratie, die ver boven de totale bevol king van Friesland uitkomt. Over de baan in Deventer zou ik mij op dit moment, gegeven de aard van de winter die achter ons ligt, niet willen uitlaten. Dus houvast aan de bezoekersaantallen door vergelijking is naar mijn overtuiging op dit moment stellig niet te krijgen. De heer Engels vraagt, of er van de zijde van het College niet een toezegging inzake de zondag zal wor den gedaan. Dit raakt uiteraard ook de persoonlijke opvattingen van de leden van het College t.a.v. de zon dag en U kunt U voorstellen, dat zodanige toezegging moeilijk gedaan kan worden van onze kant. Dit is ook een zaak, die straks het beheersorgaan van deze kunst ijsbaan zal raken. Daaromtrent heb ik in eerste in stantie ook gezwegen trouwens. Ik ben er door een attent raadslid opmerkzaam op gemaakt, dat wil ik er tussendoor gaan zeggen dat de vraag van het beheersorgaan toch opnieuw bij de Raad komt, zodat we dus daarover fris en vrolijk weer kunnen voort- discussiëren. Ik van mijn kant heb niet de minste be hoefte om zodanige toezegging te doen en ik wil U ook v/el zeggen, dat ik geen behoefte heb aan het voorstel van de heer De Jong. Ik denk er persoonlijk bepaald anders over dan hij. Maar ik geloof, dat we anderzijds een zeker gevoel moeten hebben voor de door hem naar voren gebrachte bezwaren en dat we daar dus in rede lijkheid mee moeten rekenen. Ik zou het ook betreuren, als de Raad een uitspraak deed, waaraan misschien te vergaande consequenties zouden worden verbonden. Dat lijkt mij, ook als de uitspraak van de Raad t.a.v. de heer De Jong negatief zou zijn, toch ook niet wense lijk. Ik geloof overigens, dat we dit soort zaken beter op basis van redelijkheid met elkaar kunnen overleg gen, dan dat we daaromtrent telkens tot uitspraken worden gedwongen. (De heer Heidinga. Dus U acht dit onredelijk.) Neen, neen, maar ik acht het niet nodig daarover in het College zowel als in Raad telkens op nieuw uitspraken uit te lokken. Het lijkt dan net, alsof men per se een uitspraak wil hebben. En ik geloof, dat dat in het redelijk verkeer hier in onze gemeente niet nodig is. De hear Santema en ik binne it, leau ik, wol mei- elkoar iens, ik haw it idéé, dat de C.H.-fraksje wol mei dizze gong fan saken kontint wêze kin, mynhear Santema. Dan ben ik in deze instantie wel klaar. De hear Santema: Nei oanlieding fan de wurden fan de Wethalder fan Finansjen soe ik üt namme fan de C.H.-fraksje meidiele wolle, dat hwat hy sein hat, foar üs wol fan sa'n aerd is, dat wy üs ütstel ynlüke, tomear omdat it Kolleezje dat oernimt. En hwat dy tiidlimyt oanbilanget, n.l. dat wy perfoarst nei trije wike üs bislissing nimme moatte, dat ünderskriuwe wy graech. Hwant wy binne ek deabinaud, dat dizze saek ütstel lijt. En as dit punt dus al efkes ütsteld wurde moat, dan moat dat sa min mooglik tiidforlies jaen. De Voorzitter: Ik wilde van mijn kant nu toch wel graag een paar opmerkingen maken, die ten dele be trekking hebben op de orde en misschien doe ik goed om daarmee te beginnen. U heeft zopas van de Wet houder gehoord, dat het College bereid is deze zaak aan te houden tot over drie weken. En gegeven die bereidheid, die dus inhoudt, dat er pas over drie weken een besluit behoeft te worden genomen, lijkt het mij zo toe, dat de beide voorstellen van de heer De Jong op het ogenblik ook wel kunnen worden aangehouden. Daar zal dan over drie weken wel een besluit over kunnen worden genomen. Het lijkt mij helemaal niet nodig daar nu verder een beslissing over te gaan ne men. Ik zou U dus willen voorstellen: Laat deze twee voorstellen dan ook maar tot over drie weken liggen. En dat naar aanleiding van een misverstand, dat ik toch wel speciaal uit een interruptie van de heer Van der Veen meen te mogen opmaken, alsof aan Grasso geweigerd zou zijn een offerte te maken. Die brief van Grasso aan de Raad luidt: „Tot onze verwondering ver nemen wij uit de pers, dat Uw Gemeente op het punt staat te besluiten in de nieuwe veemarkthal een kunst ijsbaan te doen aanleggen. Ofschoon wij de uiteindelijke realisering van deze reeds lang bestaande plannen zeer toejuichen, spreken wij onze teleurstelling uit over het feit, dat op ons verzoek voor dit project onze voorstellen te mogen presenteren, afwijzend werd beschikt". Daar staat het dus. En het slot is: „daar ter ge meentesecretarie geweigerd werd ons een aanvraag te geven met de voor uitwerking benodigde tekeningen en condities, blijft slechts dit adres aan Uw College over om te verzoeken alsnog in de gelegenheid te worden gesteld aan te tonen, dat Grasso niet zonder reden is 21 kunnen uitgroeien tot de huidige omvang." Wat hier staat is in de wijze waarop het hier gesteld wordt, niet juist, althans niet in alle delen. Hoe is de heer Woudsra met deze zaak in aanraking gekomen? Omdat hij, niet uit een officieel verzoek van het College, wist, dat hier gedachten aan een kunst ijsbaan waren. Grasso schrijft zelf ook, dat de plannen reeds lang bestonden; dus dat wist ook Grasso. Des niettemin is Woudstra er uit eigen initiatief in ge sprongen, maar Grasso niet. En hoe toen vervolgens de gang van zaken is geweest, heeft U vanavond van de Wethouder al gehoord. Dat is dus op deze wijze met Woudstra verder gegroeid, hoewel het naar buiten hele maal niet onbekend was, dat hier in deze gemeente gedacht weid aan het maken van een kunstijsbaan. Dus elk ander bedrijf, dat hier belangstelling voor had, had net zo goed als Woudstra er in kunnen sprin gen en contact kunnen zoeken met het College met het verzoek om een offerte te mogen maken. Dat heeft men niet gedaan. En wat hier staat, dat hier afwijzend werd beschikt op een verzoek voor dit project voorstel len te mogen presenteren, dat is bepaald onjuist. Het College heeft nooit een verzoek van Grasso gekregen om een voorstel te doen en het College heeft daar ook niet afwijzend op beschikt. En wat hier tenslotte staat dat ter gemeentesecretarie geweigerd werd om gegevens te verstrekken, ook dat is niet juist. (De heer Van Balen Walter: Dat is dus gelogen.) Ik wil het woord „gelogen" niet gebruiken, mijnheer Van Balen Walter; ik zeg alleen, dat wat hier staat niet juist is. Liegen" is opzettelijk onjuistheid spreken; die opzet wil ik van mijn kant niet stellen. (De heer Spiekhout: U zegt, dat het niet juist is, dat men ter Gemeente secretarie geen gegevens wilde verstrekken. U was dus wel bereid dat te doen?) Dat is niet gevraagd. De heer Woudstra is, op de wijze, zoals U bij herhaling is mee gedeeld, in deze zaak gesprongen. Nu de prijs van de heer Woudstra op tafel ligt en dat is door de heer Heidinga naar mijn mening terecht opgemerkt nu een keer deze prijs op tafel ligt, zou het bepaald niet juist zijn om nu een concurrent nog een aanbieding te laten doen. Het College heeft tenslotte de wettelijke taak besluiten van de Raad voor te bereiden. U kunt het College misschien van Uw standpunt uit verwijten wij zouden het verwijt echter niet aanvaarden dat het deze zaak verkeerd heeft voorbereid, (de heer Van der Veen: Juist.) maar dat neemt niet weg, dat hier nu eenkeer deze prijs op tafel ligt en dat het bij dat feit niet juist zou zijn een concurrent de gelegen heid te geven als groot bedrijf beneden deze prijs te gaan. Want daar komt het praktisch op neer. En van daar dus de bereidheid van het College aan de heer Woudstra te vragen op basis van een open begroting verder offerte te maken. Daarom meen ik mèt de Wet houder Uw Raad te moeten ontraden dit voorstel van de heer Van der Veen aan te nemen. Dit is hetgeen ik van mijn kant hier nog van zou willen zeggen. Ik zou U dus nu willen voorstellen om te herhalen de beide voorstellen van de heer De Jong aan te hou den, als deze daarmee akkoord kan gaan. De heer K. J. de Jong: Het lijkt me toch beter, dat het voorstel betreffende de privileges aan Tjallinga nu behandeld wordt, want U heeft, geloof ik, nog bespre kingen met Tjallinga. Dan zou dit van invloed kunnen zijn op die verdere besprekingen. En brengt U het voorstel betreffende manifestaties op zondag ook maar in stemming. De Voorzitter: Er is morgenavond ledenvergadering van Tjallinga, maar wij hebben niet een bespreking met Tjallinga. De heer K. J. de Jong: Dan was het niet gek, dat men van te voren wist, wat in de Raad is beslist. De Voorzitter: U handhaaft dus Uw voorstel? De heer K. J. de Jong: Ja, wel graag. De Voorzitter: Dan is het misschien het beste, dat we dit voorstel daar de zaak in diverse instanties besproken is, zal de Raad het dus wel met me eens zijn, dat we de beraadslagingen daarover kunnen sluiten in stemming brengen en vervolgens dat van de heer Van der Veen. Dan kunnen wc voor vanavond, dunkt mij, de behandeling van dit punt hiermee besluiten. De heer K. J. de Jong: Brengt U het voorstel be treffende de manifestatie op zondag ook in stemming? Dan hebben we dat maar gehad. De Voorzitter: Ik zou zeggen, mijnheer De Jong, geeft U de andere fracties de gelegenheid zich daar nader over te beraden. Dat lijkt mij van Uw standpunt bezien beter. Ik wil U voorstellen over het voorstel van de heer De Jong inzake Tjallinga te stemmen en ik zal het U dus voor alle duidelijkheid nog even voorlezen: „Voorstel tot het bepalen, dat aan de leden van de IJsclub Tjallinga bij het gebruiken van de kunstijsbaan geen financiële privileges mogen worden toegekend". Het voorstel-K. J. de Jong wordt aangenomen met 21 tegen 16 stemmen. Tegen stemden de heer Hartstra, mevr. Hiemstra-Molenaar en mevr. Boersma-Hemmin- ga, de heer Bootsma, mevr. Ringenaldus-van der Wal en de heren Pols, Venema, Kamstra, Klijnstra, Tiekstra, Santema, Ytsma en J. de Jong, mevr. Heijmeijer-Croon en de heren Engels en Taylor Parkins. De Voorzitter: Mag ik aannemen, dat U akkoord gaat met het voorstel tot uitstel, inmiddels een des kundige te raadplegen en dat deskundigen-bericht aan de Raad mee te delen, zoals dat voorstel bij monde van de heer Tiekstra aan Uw Raad is gedaan? De heer J. de Jong: Ik ben er tegen. De Voorzitter: Wilt U nog stemming hierover? De heer J. de Jong: Neen. De Raad gaat overigens akkoord met het mondelinge voorstel van de heer Tiekstra tot uitstel. (De heer J. de Jong wordt aantekening verleend, dat hij tegen is.) De Voorzitter: Thans wordt in stemming gebracht het voorstel-Van der Veen, luidende: „De Raad, gehoord de beraadslaging, besluit het voor stel drie weken aan te houden, ten einde een offerte te vragen van Grasso Koninklijke Machinefabrieken N.V. en eventuele anderen". Het voorstel-Van der Veen wordt verworpen met 30 tegen 7 stemmen. Voor stemden: de heren Mani, Spiek hout, Heetla, Ten Brug, Ir. van Balen Walter, Mr. van der Veen en Van der Heijde. De Voorzitter: Nu zijn wij kwart over twaalf. Is de Raad bereid de agenda verder te behandelen? Over deze vraag wordt uit de Raad stemming ver langd. Met 26 tegen 11 stemmen (die van de heren Mr. Keuning, K. J. de Jong, Spiekhout, W. de Vries, Heetla, Ten Brug, Ir. van Balen Walter, Mr. van der Veen, Van der Heijde, C. de Vries en Miedema) wordt be sloten tot voortzetting der vergadering. Punten 13 t.e.m. 16 (bijlagen nos. 75, 78, 65 en 71). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 82). De heer Ytsma: Ik wil beginnen met te zeggen, dat onze fractie met dit voorstel wel kan instemmen. De feitelijke inhoud stemt voor een groot gedeelte overeen ook met de verlangens van de grote organisaties die bij het rijksoverleg betrokken zijn. Het is bovendien verheugend, dat honderden particuliere bedrijven, semi-overheidsbedrijven en overheidsbedrijven ook deze uitkering hebben verleend. Ik wil er wel even aan toe voegen, dat ik eigenlijk met dit soort voorstellen niet zo erg gelukkig ben, niet in de eerste plaats, omdat het inherent is aan een strenge winter, maar omdat hier toch wel weer duidelijk uit gebleken is, dat vooral de mensen met de kleine salarissen bij de minste moei lijkheid die zich voordoet, in grote financiële beslom meringen geraken. Ik geloof, dat we hier U zult dat buiten de orde achten waarschijnlijk toch wel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 11