De Voorzitter: Doordat het van de agenda is afge voerd, staat dit punt niet meer ter discussie. Punt 3c (bijlage no. 68). De aanbevelingen van de Stichting luiden: Vacature H. Dorenbos: 1. H. Dorenbos; 2. J. Tack. Vacature K. Heidoorn: 1. K. Heidoorn; 2. J. G. Robert. Vacature R. Kuipers: 1. R. Kuipers; 2. L. Copini. Vacature J. Mes: 1. J. Kuperus; 2. S. Schaaf. Vacature J. J. Oljans: J. J. Oljans. Vacature B. Overdijk: 1. B. Overdijk; 2. IJ. Stelstra. Vacature C. J. Teeuwsen: 1. C. J. Teeuwsen; 2. M. Wilbers. Vacature S. Wiersma: 1. M. Weima; 2. H. B. Sikkens. Benoemd worden de heren Dorenbos, Heldoom, Kui pers, Kuperus, Oljans, Overdijk, Teeuwsen en Weima, met alg. stemmen. De heren Mani en Volbeda vormden het stembureau. Punt 4 (bijlage no. 70). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 5 (bijlage no. 73). De heer Balt: Een kleine opmerking betreffende de cijfers. Bovenaan in het taxatierapport stond een be drag van f 66.402,Daar is zeker per abuis van ge maakt f 66.042,Als eindbedrag wordt genoemd f 101.909,maar dat zal dan moeten worden f 102.269,—. De heer Van der Schaaf (weth.)Met assistentie van de „eerste dienaar van de Raad" heb ik even de calculatie nagerekend, maar wij menen toch, dat de bedragen van f 66.402,plus f 17.480,met de inko- menschade van f 18.387,het juiste bedrag opleveren van f 101.909,(De heer Balt: Dan reken ik anders.) Het verschil is inderdaad opgehelderd. De vermenig vuldiging, het moeilijkste stuk van de rekenkunde, was goed, maar in de optelling, het gemakkelijkste, was een fout geslopen. Nu is inderdaad het uitgetrokken bedrag lager dan het bedrag, dat eventueel zal toe komen aan de heer Hellinga, zodat ik met goedvinden van de leden van het College, hier aanwezig, zou willen voorstellen het voorstel aldus te lezen, dat het ver schil naar boven, zijnde het verschil tussen f 402, en f 42,aan de koopsom wordt toegevoegd, omdat het mij niet juist lijkt, dat wij de heer Hellinga de ver koper de dupe zouden laten worden van een verschrij ving in de voorlopige koopakte. Met dankbetuiging aan de heer Balt voor het accurate narekenen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W., met dien verstande, dat de betreffende correctie wordt aangebracht. Punten 6 t.e.m. 10 (bijlagen nos. 74, 66, 72, 67 en 64). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 76). De heer Van der Veen: Ik heb kennis genomen van een stukje in de Leeuwarder Courant, dat me eigen lijk wel aanspreekt. Daarin wordt er'op gewezen, dat de verbetering van deze kruising wel een vrij kostbare geschiedenis is en dat het zeer de vraag is, of het aan brengen van verkeerslichten daar voordelen biedt of misschien zelfs nadelen. De kruising is mij uit de aard der zaak ook wel min of meer bekend en ik heb sterk de indruk, dat we daar met verkeersverlichting voor lopig niet veel verbetering kunnen brengen. Een andere kwestie is de nieuwe tracering van het kruispunt. Ik geloof, dat dat wel een bepaalde verbete ring is. Ik zou daarom eigenlijk op dit moment willen volstaan met het tracé te verbeteren en de lichten ach terwege te laten. De Voorzitter: Waar het hier, tenminste voorzover deze discussie strekt, alleen gaat over het verkeers- aspect, rust op mij de taak een antwoord op de op merking van de heer Van der Veen te geven en dat moet aldus luiden: Hier wordt voorgesteld het ver- keerseiland te vervangen door een ongeveer haakse kruising en naar de opvatting van het College en dat is een opvatting, die toch in het algemeen ook door verkeersdeskundigen gedeeld wordt dient een dergelijke haakse kruising beveiligd te worden door verkeerslichten. In tegenstelling met de verbetering, die beoogd wordt, zou een verslechtering plaats vinden vanwege de veel grotere gevarenkans door het schep pen van de haakse kruising zonder verkeerslichten. En daarom is de opvatting van het College, dat, wanneer de Raad de verbetering, de verandering, van het tracé aanvaardt, een beveiliging van dat tracé door verkeers lichten strikt noodzakelijk is, zal niet, mijnheer Van der Veen, het gevaar van botsingen e.d. veel groter gaan worden dan het nu is. Dit is eigenlijk het enige wat ik op Uw opmerking kan antwoorden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 81). De heer K. J. de Jong: Ik geloof wel, dat ik namens mijn fractie mag zeggen, dat we met veel belangstel ling dit voorstel van het College hebben bezien. Dc eerste indruk die men krijgt, is deze: Het zou inder daad iets zijn voor Leeuwarden om dit gerealiseerd te krijgen. Daar moeten we wel ons best voor doen, want ik geloof, dat dit, ook in verband met de industrie vestiging en het gehele klimaat dat erbij hoort, wel bij Leeuwarden past. In dat opzicht hebben wij dus bijzonder veel sympathie voor het uitgangspunt, van waaruit B. en W. ook dit voorstel benaderd hebben. Dat wil niet zeggen, dat wij ons con amore gewonnen geven om voor dit voorstel te stemmen. Ik wilde toch wel graag een aantal opmerkingen plaatsen. Het gaat voor een deel om beleidsoverwegingen; voor een deel zijn de opmerkingen meer van financiële aard, hoewel die uiteraard ook wel eens het beleid ra ken. Mijn partijgenoot de heer Heidinga zal straks nog graag een enkele opmerking willen maken over de technische kant van dit voorstel. In de allereerste plaats wilde ik het College wel eens iets vragen omtrent een publikatie in een van onze plaatselijke dagbladen, n.l. het Friesch Dagblad van vanavond, met name wat betreft de toezegging waarop gespeculeerd wordt in dat artikel. De heer Tiekstra zou, hetzij als Wethouder, hetzij in zijn func tie van Voorzitter van de Stichting Sportbelangen een toezegging hebben gedaan aan de Gedeputeerde Brou wer in deze zin, dat de gemeente Leeuwarden in ieder geval niet met plannen voor een nieuwe ijsbaan zou komen zolang Heerenveen nog niet klaar was, of, laat ik het anders zeggen: Leeuwarden zou niet met voor stellen ter zake komen, wanneer in Heerenveen kans zou bestaan, dat men met een kunstijsbaan klaar zou komen. Wanneer het met Heerenveen mis zou lopen, dan zou Leeuwarden pas naar voren komen. Ik heb het verslag van de handelingen van de Provinciale Staten er op na gelezen en dan is er inderdaad dooi de heer Brouwer een opmerking ongeveer in deze zin geplaatst: Zolang Heerenveen kans krijgt, zullen wij achteraf blijven. Of is dat een verkeerde interpretatie van de kant van de heer Brouwer geweest? Heeft deze de Wethouder misschien meer woorden in de mond gelegd dan hij gezegd of althans bedoeld heeft? In ieder geval zou het mij toch bijzonder verheugen, als ik over dit punt nader geïnformeerd zou worden. De 3 Wethouder wil mij dan straks wel op die vragen ant woorden. Is die toezegging, voorzover ze is gedaan, namens het College van B. en W. geschied Is de toezegging niet gedaan in de vorm, zoals wel in de zitting van de Provinciale Staten door de heer Brou wer weergegeven, en is er volgens het College wél plaats voor twee kunstijsbanen aangenomen, dat Heerenveen doorgaat dus ook voor een kunstijs baan in Leeuwarden? Dit laatste is op zichzelf wel bijzonder belangrijk, omdat wij ter zake met de pers geconfronteerd worden en ik zou daar wel graag hel derheid over hebben. Ik denk, dat de Wethouder dat artikel ook wel gelezen heeft of in ieder geval wel met de gehele gang van zaken op de hoogte is. Dan kan ik daar nu verder het zwijgen toe doen. Een tweede opmerking van algemene aard betreft de vraag: Is dit vrij grote project, ook wat het inves teringsvolume betreft, besproken met de Sportcommis- sie? Wij hebben in de Sportnota een heel schema ge kregen van datgene wat hier op sportgebied nog ge ïnvesteerd moet worden maar wat ik daarbij persoon lijk gemist heb, is een soort prioriteitenschema, zodat men zou kunnen zeggen: Dit is eerst aan de beurt en daarna dat. En nu staat in een verscholen hoekje van die Sportnota ook iets over een kunstijsbaan. Ik heb bepaald niet de indruk gekregen, dat die nu in het kader van de totale vragen die men op sportgebied heeft, zodanige urgentie heeft, dat men zegt: Die komt volgens ons allereerst voor uitvoering in aanmerking. Dan heb ik nog een aantal opmerkingen die meer de financiële kant van de zaak raken. De indruk die ik van de raadsbrief gekregen heb, is, dat het College wel zijn uiterste best gedaan heeft om de zaak zó voor te stellen, dat men er eigenlijk haast wel, financieel bekeken, in moet trappen. Op zichzelf kan het een verdienste zijn, maar het kan ook zo zijn, dat men zich soms afvraagt: Is het hier niet een beetje al te optimistisch en al te mooi bij elkaar gepast en zijn er ook niet kanten aan, die, vanuit financieel gezichtspunt benaderd, ook nog wel eens een andere belichting kun nen krijgen? B. en W. hebben bijv. gezegd: Naast het totaal bedrag van de investering van f 1.090.000,zal nog f 240.000,nodig zijn om de vloer die nu eenmaal in de Frieslandhal ligt, opnieuw vlak te maken. Het lijkt ons wel van belang, dat wij die f 240.000,los van de f 1.090.000,maar ten laste van het gehele investeringsschema van de veemarkt brengen. Op zichzelf zou dat misschien nog niet zo gek zijn, maar het College heeft, toen wij vanuit de Raad herhaal de malen hebben gevraagd: Is het niet mogelijk, dat die veemarkt en vooral die ene hal, waar het hier om gaat, in de toekomst nog wel eens gebruikt wordt voor sportevenementen enz. steeds gezegd: Neen, daar moet U niet op rekenen. Zo doen wij het niet. En op die financiële basis steunt de veemarkt. We hebben er mee gerekend, dat het zó gebeurt. Nu komt men, na dat die hele zaak, ook wat haar financiële voorzienin gen betreft rond was, met een nieuwe gedachte: Hé, we konden er wel eens een kunstijsbaan van maken. Dan is het naar mijn mening toch ook vrij reëel om te zeggen: Wij zullen de extra kosten die boven de normale voorzieningen van de veemarkt uitgaan en dus zeer concreet verband houden met het nieuwe idee van de kunstijsbaan, dan ook ten laste van de kunstijsbaan brengen, m.a.w. die investering van f 1.090.000,moet eigenlijk, als het goed zal zijn, ver hoogd worden met f 240.000,—, zodat deze ijsbaan f 1.330.000,zou kosten. Dan kan de Wethouder zeg gen: Het is maar net in wat voor vakje je het plaatst, als het er uiteindelijk maar uit komt en ik heb daar op zichzelf ook nog wel oog voor maar het lijkt mij toch minder juist het op deze manier te doen. Ik heb althans wel enkele bezwaren hieromtrent en ik zou van de Wethouder wel willen weten, of ik dit dan zo verkeerd zie. Een tweede opmerking betreft de dekking uit de reserve Openbare Werken van die vijf ton, zoals hier voorgesteld wordt. Dat half miljoen wordt als het ware zo gemotiveerd: We hebben destijds het terrein van „Tjallinga" gekocht en dat heeft ons geld gekost, maar eigenlijk moet het bestuur of de Stichting van Tjallinga toch z'n claim op de nieuwe ijsbaan nog ge realiseerd zien. Als ik het goed heb, dan had het Col lege daar destijds nog niet een bedrag van 4 ton voor over. Dat lag nog wel even lager, maar afgezien daar van, een nieuwe ijsbaan zou het College dus 4 ton kosten. Het is de vraag, of men kan zeggen: daar heeft Tjallinga recht op, een claim op, dat ligt nu een- keer vast. Maar bovendien, die 4 ton, het bedrag, dat de gemeente Leeuwarden'dus eigenlijk voor de vervan ging van de ijsbaan Tjallinga nodig zou hebben, wordt in dit geval geclaimd op 5 ton. Er wordt een ton bij gedaan en er wordt voorgesteld die te dekken uit de reserve Openbare Werken. Ik vraag me af: Wat is het karakter van die reserve? Is het wel juist, dat we een op zichzelf normale investering, die helemaal niet verband houdt met een bepaald risico, een bepaalde schommeling waarvoor men nog wel eens uit de reserves moet putten daar zijn de reserves vaak voor op deze manier uit de reserve Openbare Werken dekken? Scheppen we hier ook uit beleidsoverwegingen niet een precedent, dat misschien in de toekomst, als we eens een beetje klem mochten zitten, ten gevolge zou kunnen hebben, dat we zeggen: Och, we hebben de reserve Openbare Werken, laten we daar ook maar eens even wat uit putten. Zit hier, zo gezien, niet een gevaarlijke kant aan? Een derde punt betreft de schatting van het aantal bezoekers, dat men op deze ijsbaan verwacht. Deze schatting gaat uit van een aantal bezoekers van 100.000. En als ik nu voor mezelf naga, welke mensen hier straks gebruik van zullen maken, dan komt de vraag bij me op: Hoe komt men tot die f 100.000, ontvangsten. Kan men inderdaad 100.000 bezoekers verwachten Heeft men daarvoor ervaringsgegevens van de kunstijsbaan in Amsterdam, Deventer of Den Haag en kan men die ervarings-gegevens ook plaat sen in het kader van de situatie hier in Friesland? Kan men zeggen: Het zullen bepaald geen 50.000, maar 100.000 bezoekers zijn? We hebben alle reden voor de gedachte, dat die f 100.000,niet te hoog ge raamd is. Dat zit er echt wel in. Kan het College mij er ook wat meer van vertellen? Want persoonlijk heb ik wel de gedachte, dat het met zo'n kunstijsbaan de eerste weken vanaf 1 oktober, laat ik zeggen tot Sin terklaas of Kerstmis, misschien nog wel zal gaan, maar kan men zeggen: We hebben per week zoveel bezoekers, dat de kunstijsbaan van 1 oktober1 april permanent zodanig bezet is, dat het bedrag toch niet te hoog gesteld is Ik kan mij enigszins begrijpen, dat het College zou zeggen: Het is voor ons ook maar een slag in de lucht. Maar dan wil ik dat ook graag weten. De volgende opmerking betreft deze vraag, die bij mij opgekomen is aan de hand van de stukken: Ligt het in de bedoeling, dat het College of de Gemeente straks de stichting Tjallinga-ijsbaan in de nieuwe stichting die aanstonds gecreëerd wordt, een plaats geeft en wil trachten Tjallinga daar ook bepaalde voor rechten te verlenen? Zijn we daarmee niet op de ver keerde weg? Dat de IJsclub Tjallinga hierin een zekere claim heeft zullen we niet ontkennen en dat ze toch wel graag een equivalent wil stellen voor de ijsbaan die noodgedwongen in verband met het aanleggen van de rondweg opgeruimd moet worden, is te begrijpen. Wanneer men van die kant evenwel een bedrag van hooguit 4 ton in het hoofd heeft gehad voor het creëren van een normale verplaatsbare ijsbaan, is het dan gemotiveerd, nu er in plaats van een ijsbaan van 4 ton één komt die bijna f 1.400.000,(f 1.330.000, kost, op grond van die „claim" van de IJsclub Tjal linga de leden daarvan dusdanig te bevoorrechten bo ven de andere burgers van Leeuwarden of van de Pro vincie? Ik weet niet, of deze eventuele discriminatie op haar plaats is en ik zou van het College graag ho ren, dat men die discriminatie helemaal niet toepast, dat de leden van Tjallinga bepaald geen voorrechten hebben boven niet-leden. Bij een investering van een zo groot volume moet van generlei bevoorrechting sprake zijn. Leden van andere ijsbanen zouden dan ook de zelfde rechten moeten hebben. Eigenlijk zullen we de burgers van Leeuwarden in dit opzicht dezelfde rech ten moeten geven. Daarom zou ik ook bij het beheer van de stichting, die men in het leven wil roepen, het beheerselement beslist in handen van de Gemeente willen laten. Met een goed gerichte beheersverorde- ning kan de Raad naar mijn mening dit belangrgke project, dat meer dan 1 miljoen kost, uiteindelijk dan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 2