4
ook zelf financieel in de hand houden. Men kan bij de
uitvoering wel andere mensen betrekken, maar het
beheer zou ik toch wel graag zo stevig mogelijk in
handen van de Gemeente willen zien, juist omdat hier
een zo belangrijk bedrag mee gemoeid is.
Een volgend punt, dat ook ten nauwste samenhangt
met de financiële opzet, betreft datgene wat meer ge
baseerd is op de technische gegevens. Laat ik het zo
stellen. Men is bij de financiering uitgegaan van een
afschrijvingsduur van 25 jaar. Dan komt de vraag op:
Is deze duur, gezien het project, waaraan zoveel risico's,
ook in technisch opzicht, zijn verbonden, wel juist Kan
men uit financiële beleidsoverwegingen misschien niet
beter zeggen: Juist gezien de grote risico's die in dit
opzicht aanwezig zijn, is het toch een tikje voorzich
tiger om die afschrijvingsduur bijv. op 10 jaar te stel
len. Wanneer men die wel op 25 jaar stelt, dan wil ik
ook wel heel graag zeer sterk gemotiveerde bewijzen
van B. en W. hebben, op grond waarvan men mij kan
aantonen, dat die 25 jaar afschrijving inderdaad reëel
zijn, zodat we dus kunnen zeggen: De inrichting doet
het 25 jaar, die is daar technisch toe in staat. We
behoeven niet bang te zijn, ook gezien het procédé
dat zich tijdens het gebruik elke week moet herhalen,
dat dit nog wel eens heel anders kan uitpakken. Zou
deze overweging tot gevolg hebben, dat we zouden
moeten concluderen: Het is toch voorzichtiger om de
afschrijving in plaats van op 25 jaar op 10 jaar te
stellen, dan vertoont het exploitatieschema een totaal
ander beeld. Dan krijgen we dus een situatie, waarin
we kunnen zeggen: Is dit niet een beetje al te royaal
opgezet? En is dit niet een beetje te weinig voorzich
tig geraamd? U begrijpt uit deze financiële beschou
wing wel, dat zowel de technische inrichting, als de
schatting van het aantal bezoekers, alsook de afschrij
ving die dus voor een belangrijk deel gebaseerd zal
moeten zijn op de technische kanten van dit vraag
stuk (die de heer Heidinga straks nader zal bespre
ken), voor ons wel sterk meespelen; op onze vragen
daaromtrent zouden we heel graag een duidelijk ant
woord van het College willen hebben.
Dan heb ik tenslotte nog deze opmerking: U kunt
zich voorstellen, dat wij in onze fractie altijd nog
moeite hebben met het feit, dat een ijsbaan als deze
op zondag geopend zal zijn. Wel geloof ik, dat wij aan
mensen die anders denken dan wij, de ruimte moeten
geven om op zondag een gepast gebruik te maken
van een ijsbaan. Men behoeft per slot van rekening
niet met een boekje in een hoekje te gaan zitten, maar
dat wil niet zeggen, dat wij van onze kant niet graag
de wens zouden uiten, dat wij op zondag de ijsbaan
toch niet voor grote manifestaties opengesteld zouden
willen zien. Wanneer er van de kant van het College
de toezegging gedaan kan worden, dat men die grote
manifestaties niet zal tolereren op zondag, maar dat
wel een vrij normaal gebruik van de ijsbaan op zondag
gemaakt kan worden, zoals dat ook het geval is met
het gebruik van de jachthaven, dan geloof ik, dat van
onze kant de ergste bezwaren daarmee wel vervallen
zijn. Wanneer echter de Wethouder ons hieromtrent
niet gerust zou kunnen stellen, dan moet hij er op
rekenen, dat wij alleen op dit punt misschien wel eens
genoodzaakt zouden kunnen zijn te zeggen: Dan kun
nen wij U niet volgen. Ik hoop van ganser harte, dat
U mij in dit opzicht wèl genoegdoening kunt geven,
daar het door mij voorgestelde naar mijn mening vol
doende vrijheid biedt voor mensen die anders denken
dan wij, maar toch aan de andere kant ook het karak
ter van de zondag als de dag des Heren voldoende
ruimte geeft. Ook de overheid staat niet los, maar in
opdracht van God in het leven en moet ten deze ook
naar onze mening dienovereenkomstig handelen.
Wij zijn verder verheugd, dat wij een project aan
geboden gekregen hebben, dat bij de financiering niet
mogelijk gemaakt behoeft te worden met hulp van
de toto. Het zou ons niet goed toelijken dat men de
gokzucht zou moeten inschakelen om hier de finan
ciële grondslag aan te geven. Wij zijn echt blij, dat
dat niet nodig is geweest en daarvoor geven wij dus
B. en W. bij dit voorstel graag een complimentje.
Dit is wat ik in eerste instantie graag zou willen
opmerken en het zal van het antwoord van het Col
lege afhangen, in hoeverre wij aan dit voorstel straks
onze stem kunnen geven.
Wij willen dus, als het kan, zeer graag meewerken
aan het tot stand komen van deze ijsbaan, want we
menen, dat Leeuwarden toch eigenlijk bij moet blijven.
Als het half kan, dan zou dit héél moeten gebeuren;
de bezwaren echter zijn bepaald niet van geringe af
meting. Ik hoop van ganser harte, dat het College in
staat is die zodanig af te zwakken, dat wij straks
toch onze stem aan dit voorstel kunnen geven, maar
ik zou graag afwachten, welk antwoord ik krijg.
De heer Bootsma: Na het uitvoerige betoog van
de heer De Jong geloof ik, dat ik mij toch wel enigs
zins kan bekorten en ik wil dan wel allereerst be
ginnen met te verklaren, dat het onze fractie verheugt,
dat ons een dergelijk voorstel, zij het min of meer bij
verrassing, is aangeboden. Het is allemaal in een be
trekkelijk korte tijd opgezet daar was ook aanlei
ding toe maar toch is deze tijd niet zo kort ge
weest, of het heeft nog wel weer de nodige reacties
opgeroepen bij het publiek, in de couranten en uiter
aard ook bij onze raadsleden als zodanig. Dat dit
reacties opgeroepen heeft, kan niet anders dan tot
vreugde stemmen en ik geloof, dat de overvolle tri
bune toch ook wel van de publieke belangstelling hier
voor getuigt. Dat zijn we niet altijd gewend en alleen
al de aanwezigheid van dit grote publiek bevestigt
toch wel, dat dit een onderwerp is, dat zeker bij de
burgerij leeft. Het kan niet anders, of dit object zal
de nodige risico's meebrengen, want men heeft het in
ons land nog te weinig gemaakt en aangetroffen om
nu werkelijk te kunnen zeggen: Die of die is een
specialist op dit gebied. Vooral ook omdat bij de ver
schillende banen het zijn er bij mijn weten drie
in ons land, de situatie steeds anders is dan hier in
Leeuwarden. De voorwaarden en de eisen waaraan vol
daan moet worden, liggen daar geheel anders. Het
gaat hier eendeels om een overdekte baan, waarvan
de constructie dusdanig moet zijn, dat de vloer weer
gebruikt kan worden voor het eigenlijke doel, waar
voor de hallen zijn opgericht. Anderdeels biedt juist
het binnen aanbrengen van deze baan ook weer voor
delen. Kortom hier is een complex van problemen,
waarover binnenskamers al heel wat gediscussieerd is
door de mensen die hiermee te maken hebben. Er is
veel op gestudeerd en ik geloof, dat, hoewel men in het
stadium waarin de zaak op het ogenblik verkeert, over
verschillende detail-kwesties nog wel heel lang kan
blijven debatteren, toch in hoofdzaak de opzet wel zo
danig is, dat men kan zeggen: Aan de hoofdvoor
waarden die aan deze baan gesteld dienen te worden,
kan redelijkerwijze worden voldaan.
Een ander punt, dat hierbij toch ook wel direct naar
voren springt, is de verhouding tot de IJsclub Tjal-
linga. Dit is in de stukken met zoveel woorden ook
genoemd. Het is ons allen bekend, dat morgenavond
de ledenvergadering van de IJsclub Tjallinga zal wor
den gehouden, waarin de principiële bereidheid van het
bestuur aan die vergadering zal worden voorgelegd. Ik
geloof, dat het toch wel wenselijk is hier te stellen,
dat het slagen van deze onderneming ik spreek dus
niet meer van dit „object", maar van deze „onderne
ming" voor een belangrijk deel zal afhangen van de
bereidheid van die ledenvergadering om aan dat voor
stel te voldoen en er ook genoegen mee te nemen, dat
door het tot stand komen van deze baan wordt afge
zien van de claim (misschien niet een claim in rechte,
maar toch wel een morele claim), die men op het Ge
meentebestuur heeft gehad of meent te hebben. Want
de Gemeente zal hier wel een offer brengen voor deze
ijssport, maar dat zal niet dubbel op kunnen gaan.
Dan zouden eerst toch ook inderdaad nog wel andere
sporten aan de beurt komen. Er is hier vanavond eer
der, bij een ander punt gesproken over prioriteiten.
Nu kan men zich afvragen: Was deze ijsbaan van gro
tere prioriteit dan een sporthal of een andere sport
accommodatie? En dan meen ik, dat men er niet is
met het stellen van een prioriteit louter op basis van
de gewenstheid van een bepaalde instelling of inrich
ting; dat hangt ook heel vaak af van omstandigheden,
die daar buiten om gaan. De heer De Jong heeft ook
al reeds opgemerkt, dat het mogelijk is deze zaak te
financieren zonder dat een beroep behoeft te worden
gedaan op anderen door middel van een subsidie-aan
vraag of wat ook, dat dit in eigen kring kan gebeuren,
5
dat dit eendeels zal moeten gebeuren door het over
boeken van de claim van Tjallinga vanuit de reserve
Openbare Werken. Ik geloof, dat we ons gelukkig mo
gen prijzen, dat dit mogelijk is en dat dit object, zoals
heel veel andere sportobjecten, toch niet opgehangen
behoeft te worden aan een eventueel subsidie van in
stelling X of instelling IJ. Wanneer deze zaak rond zou
liggen, dan zou naar mijn gevoelen hier ook onmid
dellijk mee aangevangen kunnen worden en zou er ook
een redelijke kans bestaan, dat deze baan voor het
volgende seizoen in bedrijf kan worden genomen.
De kwestie van de kunstijsbaan in Heerenveen heeft
in de openbare discussie toch ook zo zoetjesaan wel
opgeld gedaan en ik geloof, dat wij daar dan ook wel
een paar woorden van mogen zeggen. Wanneer ik zo
naga wat men in Heerenveen van plan was ofwel nog
van plan is te doen, dan geloof ik toch, dit vergelijken
de met de opzet hier van Leeuwarden, dat het hier
twee geheel verschillende opzetten betreft. Het gaat
hier om een opzet op een aanvaardbare basis, maar
bij de cijfers van Heerenveen zou ik, aan de hand van
de vragen die de heer De Jong gesteld heeft t.a.v. de
exploitatiemogelijkheden, nog veel vraagtekens moeten
plaatsen. Ik geloof dan ook, dat er geen sprake van
behoeft te zijn, dat de Leeuwarder baan die van Hee
renveen in de weg zit. Integendeel, hoe meer hier over
het algemeen de ijssport gepropageerd zou kunnen
worden in Leeuwarden dan misschien wat meer
door het baanrijden en het trainen hoe meer be
langstelling er voor de langebaanwedstrijden zal ko
men. Dan zal de baan eens exploitabel zijn, want, voor
zover mij bekend, zijn het juist de wedstrijden, die de
ijsclubs in de regel geld kosten. Een vraag die ik hier
wel zou willen stellen aan het College, is, of B. en W.
ook officieel benaderd zijn dooi1 het bestuur van de
Heerenveense kunstijsbaan. Ik geloof niet, dat het nu
direct in de reden lag om het van de kant van ons
College te doen, maar misschien is het wel van de an
dere kant gebeurd.
Het is zeker heel moeilijk zonder meer een exploi
tatie op te zetten, waarvan men zegt: Die is van alle
kanten safe. Maar wanneer wij aanvaarden, dat de
onrendabele post van de begroting wordt afgenomen
door een donatie vanuit de reserve Openbare Werken,
de exploitatie zou verlopen, zoals die in de raadsstuk
ken is vermeld, en de zaak rond zou liggen, dan zou
dat dus eigenlijk betekenen, dat het de Gemeente niets
kostte, maar ik geloof, dat wij voor een belangrijke
volkssport, zoals de ijssport is, zeker wel een offer
mogen over hebben. Laat dan die exploitatie tegenval
len en ik ben het met de heer De Jong eens, dat
hier inderdaad wel vraagtekens te plaatsen zijn
maar elke exploitatie en elke verwachting t.a.v. bezoek
van het publiek dat hier gebruik van zal maken, is een
speculatie. Mocht hier inderdaad een exploitatie-tekort
uit voortkomen, dan geloof ik toch, dat wij bereid moe
ten zijn daarvoor een offer te brengen, zoals wij dat
hopelijk ook zullen doen, wanneer er straks sprake is
van een nieuw zwembad. Ik maak me ook sterk, dat
dat niet zonder meer met een sluitende exploitatie zal
kunnen en dat daarin ook van onze zijde een bijdrage
zal moeten worden verleend, die overigens, gezien de
vergelijkende cijfers die ons verstrekt zijn bij de be
grotingsstukken t.a.v. andere gemeenten, nog helemaal
niet op het peil ligt waarop wij dat wel zouden wensen,
daargelaten in hoeverre dit mogelijk is met de beschik
bare middelen.
Ik meen hier toch ook wel even de nadruk te moeten
leggen op het volgende. Men leest of hoort nog wel
eens zoiets als: Dit geld kon beter ergens anders aan
worden uitgegeven; toch gaat dit niet zonder meer op,
omdat het geld, dat hierin gestoken wordt, uit een be
paalde pot wordt genomen, waardoor andere objecten
die wij zeker niet minder wenselijk achten en waaraan
wij zeker niet een geringere prioriteit zouden willen
toeschrijven, helaas heel vaak op een andere wijze moe
ten worden gefinancierd en ook de dekkingsmiddelen
daarvoor op andere wijze moeten worden gevonden.
Over de koeltechnische aangelegenheden zou ook
heel wat te zeggen zijn, maar ik geloof niet, dat het
nu direct mijn taak is daarover te spreken, omdat ik
daar te weinig mee op de hoogte ben; allicht, dat een
van de andere fractiegenoten daar nog wel eens iets
over zal willen zeggen.
De heer Van der Veen: Een poos geleden is er in
de gemeente van de kant van de burgerij hier en daar
aangedrongen op het tot stand brengen van een kunst
ijsbaan. Ik meen, dat er o.a. ook van onze kant op aan
gedrongen is, dat, als de mogelijkheid er zou zijn, het
College die zou willen aanvatten. Wij hebben toenter
tijd een negatieve indruk gekregen. We dachten, dat
er helemaal geen kans op zou zijn. Wij zijn echter bij
zonder aangenaam verrast door dit voorstel van het
College. Het komt inderdaad vrij plotseling en het laat
wel enige vragen open. Wij zijn verrast door het tempo
en de voortvarendheid welke het College plotseling ten
toon spreidt; wij zijn eigenlijk die voortvarendheid zo
weinig gewend, dat het ons een beetje moeilijk valt om
het tempo helemaal bij te benen.
Er is een aantal vragen door de heren De Jong en
Bootsma aan de orde gesteld. Ik behoef het daar dus,
voorzover ik het daarmee eens ben, niet opnieuw over
te hebben, maar ik wil van mijn kant toch ook nog wel
een enkele opmerking over dit geheel maken. Ook ik
ben nieuwsgierig naar het overleg, dat al of niet ge
weest zou zijn met Heerenveen. Het is ons allemaal
bekend, dat Heerenveen op een goed moment een plan
gemaakt heeft daar een kunstijsbaan aan te leggen.
Heerenveen claimt als het ware daarvoor een soort
prioriteitsrecht. Ik heb ook een beetje moeite gehad
met te geloven, dat dit plan van Heerenveen reëel uit
voerbaar zou zijn. Ik heb niet kunnen zien, hoe Heeren
veen dat rond zou kunnen krijgen, maar tenslotte is
dat niet onze zorg hier in Leeuwarden; dat is de zorg
van Heerenveen. En ik geloof anders dan de heer
Bootsma, dat wij, wanneer Heerenveen er in zou sla
gen een kunstijsbaan tot stand te brengen, er dan niet
toe over zouden moeten gaan. Ik geloof ook aan de
andere kant, dat, wanneer wij hier de ijsbaan zouden
krijgen, Heerenveen z'n kansen dan eigenlijk wel als
vooishands verkeken kan beschouwen. Ik geloof niet,
dat er op dit moment plaats is voor twee kunstijsbanen;
misschien op den duur wel, maar op dit moment niet.
Nu geloof ik, wat Leeuwarden betreft, dat wij toch
niet zo zwaar gebonden zijn door de plannen die men
elders heeft, en in het Leeuwarder plan zitten, dacht
ik, wel zoveel voordelen ik bedoel dan speciaal het
feit, dat wij gebruik kunnen maken van een bestaande
hal die het mogelijk maakt om eigenlijk meer te profi
teren van de kunstijsbaan dan bij een baan in de open
lucht mogelijk zou zijn. Ik geloof, dat die voordelen zo
evident zijn, dat, hoe jammer ook voor Heerenveen, dit
op zichzelf voor ons geen reden zou behoeven te zijn om
te zeggen: Het zou niet netjes zijn, wanneer wij nu min
of meer onder andermans duiven zouden schieten. Ik
geloof niet, dat we het zo moeten zien. Toch ben ik wel
nieuwsgierig, of er overleg geweest is met Heeren
veen. Ik ben ook nieuwsgierig te weten, of overleg
gepleegd is met G.S.
Ik geloof niet, dat de heer Tiekstra toezeggingen ge
daan heeft aan de een of andere Gedeputeerde. Het
lijkt mij heel onwaarschijnlijk, dat een Leeuwarder Wet
houder en dan nog wel de heer Tiekstra zo on
voorzichtig geweest zou zijn, en als hij het onverhoopt
geweest mócht zijn nogmaals, ik geloof dat niet
dan zou natuurlijk de Gemeente daar ook niet aan
gebonden zijn. Ondertussen is dat een vraag, die de
heer De Jong gesteld heeft; dus die wordt dan straks
wel beantwoord. Daar zitten geen moeilijkheden. Ik
ben dus nieuwsgierig, of er overleg geweest is met het
College van G.S., want wanneer de Gemeenteraad het
plan zou aannemen, dan zou het, geloof ik, zaak zijn,
dat ook de hogere goedkeuring op deze eventuele uit-
gavepost bijzonder snel verkregen wordt, omdat, als
dit wezen moet, het wel heel erg gauw moet wezen.
Ik heb ook een enkele opmerking te maken over wat
er in de raadsbrief staat over Tjallinga. Ik geloof niet,
dat de claim als Tjallinga een claim heeft zover
gaat, dat die ook zal gelden voor dit volkomen andere
object. Ik zou bepaald mèt de heer De Jong bezwaar
hebben tegen het verlenen van privileges aan Tjallinga,
ook aan oud-leden van Tjallinga, d.w.z. leden tot en
met het lidmaatschapsnummer zoveel. Aan de andere
kant zou ik niet graag aan de goodwill die Tjallinga
heeft gekweekt, het enthousiasme dat men daar heeft
opgebracht, en de kennis van zaken die men daar heeft,