10 en dan zie je op het laatst geen mens meer op het ijs, of men moet al over de Zuiderzee kunnen gaan. Op een kunstijsbaan kun je doorrijden. Onze provincie heeft 480.000 inwoners, van wie Leeuwarden er 85.000 heeft. Wanneer het mogelijk zou kunnen zijn, dan is Leeuwarden ook de enige aangewezen plaats, waar een kunstijsbaan mogelijk is, omdat het alleen zelf de meeste liefhebbers zou kunnen leveren. Er zijn natuur lijk grote bedragen mee gemoeid. Dat is logisch, maar wij moeten toch ook eens durven. Er wordt Leeuwar den zo vaak verweten, dat het slagvaardigheid zou missen. Daar is heel vaak in de kranten over geschre ven en dat is misschien wel eens waar, maar veel vaker niet waar, omdat men de moeite niet doet de achter gronden te weten te komen. En die wil men ook liever niet weten, omdat er dan geen kans meer is om te schrijven. Ik. zou durven zeggen: Laten we dit voorstel nu eens aanvaarden, we moeten toch echt eens risico durven nemen. En als ik de vorige sprekers goed heb beluisterd, dan geloof ik, dat de wil daartoe wel aan wezig is. Dan is er gesproken over Tjallinga. Daar zit ik eigenlijk een klein beetje mee. Ik meen toch, dat we be grip moeten kunnen opbrengen voor wat Tjallinga op offert, wat ze beschikbaar stelt. Ik ben er mee ingeno men, als de naam Frieslandbaan werkelijk wordt aan genomen, maar verder geloof ik toch, dat er kans is elkaar te vinden. En op de manier, zoals dat in het raadsvoorstel is gesteld. Er zijn twee kanten. Zowel door de heer Santema als door de heer Spiekhout is aangeraden: Stel de beslissing nog even uit. Ik geloof, dat dat verkeerd zou zijn. Misschien is er een mogelijk heid punt 2 aan te houden. Het verdere kan men dan aannemen. Dan nemen we dus het besluit tot het aan leggen van een kunstijsbaan, maar de gunning aan Woudstra houden we nog even in beraad; over dat punt kan nader overleg worden gepleegd of het kan nader worden bezien. Ik zou hier geen voorstel van willen maken, maar ik zou dit toch wel in overweging willen geven. De heer Jellema: Over dit moeilijke punt mag ik wel zeggen, is de laatste weken al driemaal verga derd in de Commissie voor de Openbare Werken, 't laatst nog een half uur voor deze vergadering. En zeer juist staat in de raadsbrief, dat de Commissie voor de Openbare Werken is geraadpleegd. We konden ons moeilijk akkoord verklaren, zoals wij anders doen, omdat dit plan nog lang niet rond is, volgens ons ge voelen. Het wijzigt zich helaas met de dag. Wij hebben eerst een kurklaag-plan voor isolatie voor ons gehad. Later is dat een Ytonlaag geworden .Eerst kunsthars buizen en nu zijn het weer ijzeren buizen. Als de heer Kamstra dan ook zegt: Er is ongeveer wel 100% ze kerheid, dan zeg ik: Die zekerheid ligt meer bij de 50%. Ik vind het initiatief van de heer Woudstra van Friwo verbazend goed, maar ik heb dadelijk gezegd: Waarom is hier niet een deskundige geraadpleegd Ik vind het een groot bezwaar, dat dit niet gebeurd is. De bovenvloer wordt 11 cm dik. Scheuren door het zware rijverkeer daarop acht ik zeer best mogelijk. Olie en mest zullen er ook op terecht komen. En de rubberbanden van de veewagens zullen hun sporen na laten en zeer zeker een slechte invloed op de ijsvloer uitoefenen. De garantie die de Friwo geven wil voor een jaar, mag zeer zeker wel op drie jaar gesteld wor den, want anders weet ik niet, waar we heen gaan. Ik voel er ook zeer veel voor dit punt drie weken aan te houden. De heer Klijnstra: Na de vele sprekers zal ik mij weten te beperken. Het is me opgevallen, dat er van avond bijzonder lang gesproken is. Het is dan ook wel een mooi object, maar misschien speelt de publieke tribune daarbij eveneens een rol. Onze fractie is ook enthousiast genoeg voor deze zaak. Over technische kwesties zal ik niet uitweiden, omdat ik daar beslist geen verstand van heb. Ik hoop maar, dat deze zaak op de kortst mogelijke termijn in de goede richting gestuurd kan worden. Men heeft mij van buitenaf ver zekerd, dat dit een tweede auto van Wardenier zou worden, maar daar geloof ik niet in. Ik vraag mij wel af: Is het ook mogelijk, dat de ijsbaan t.z.t. perma nent in gebruik genomen kan worden? Ik veronderstel, dat dit bij het langzaamaan afzakken van de toeloop van de weekmarkt, waardoor we straks een gedeelte van het veemarktterrein kunnen missen, wel doorgang zal vinden. Tenslotte hoop ik, dat deze ijsbaan wer kelijk de heer Bootsma heeft zostraks het woord ook genoemd een volkskunstijsbaan zal worden, dat het dus niet een baan zal zijn voor mensen met ge vulde beurzen, maar dat iedere Leeuwarder en vooral de jeugd ook hieraan kan meedoen, dat zulks finan cieel geen bezwaar zal zijn. Ik meen, dat dit de Ge meente per jaar wel wat mag kosten. De heer Tiekstra (weth.)Laat ik beginnen met die raadsleden die hun erkentelijkheid of hun waardering- voor het initiatief hebben uitgesproken, allereerst mijn dank te zeggen en, naar ik aanneem, namens het Col lege. Ik wil daaraan toevoegen, dat ik zo de gedachte heb, dat het College het wel met mij eens is, dat ook de kritische wijze waarop de Raad dit voorstel ontvan gen heeft, wel enige erkentelijkheid van ons vraagt. Het zou, dunkt mij, wel verbazend gemakkelijk zijn ge weest dit voorstel in een soort van hoerastemming te ontvangen. Maar ik geloof, dat het, bestuurlijk ge zien, verstandiger is de kritiek te lozen die men bij zich op voelt komen. Voor een groot deel zal dit het gevolg zijn geweest van het intensieve overleg, dat de laatste weken is gevoerd. Dit voorstel is in het kader van de uitbreiding van de sportvoorzieningen in Leeu warden een belangrijk voorstel. Dat staat, geloof ik, zonder meer vast. Wel meen ik, dat het goed is, dat we een uitgangspunt bepalen, n.l. dit, dat zodanig project uiteraard ook in het totaal van de uitbreidingen op dit terrein moet passen en stellig er niet toe mag leiden, dat men op een eenzijdige wijze belangrijke risico's aan vaardt bij één tak van sport, anders gezegd, dat men dus wel enig evenwicht tussen de bijdragen van de overheid voor de verschillende sporten mag nastreven. Daarbij moet men de verhoudingen, geloof ik, niet al te zeer uit het oog verliezen. Vandaar dus, dat het College toch wel nadrukkelijk gestreefd heeft naar een project, zoals nu aan de Raad is voorgelegd, in casu een project, waarvan de investeringen toch te overzien waren en waarvan de financiële risico's, voortvloeiende uit de exploitatie, ook waren te overzien. Ik wil nu graag achtereenvolgens de verschillende opmerkingen die gemaakt zijn, beantwoorden. Als ik de heer K. J. de Jong beantwoord, zal ik daarmee tegelijkertijd een aantal vragen en opmerkin gen die door anderen zijn gesteld, beantwoorden. De heer De Jong is terecht begonnen met een aantal be leidsoverwegingen voorop te stellen. Dan kom ik al lereerst dus bij een publikatie in een aan hem nogal nauw verwant blad, dat een naam draagt, waarvan het eerste deel weer het eerst deel is van de naam van een blad dat elders in deze provincie verschijnt: het Friesch Dagblad en de Friese Koerier. In beide dag bladen hebben n.l. publikaties gestaan, die, geloof ik, onjuiste conclusies bevatten, zij het, in de ene minder dan in de andere. Ik wil hier met nadruk aan toe voegen, dat de inhoud van de handelingen van de Sta tenvergadering van 1962 tot deze conclusies bepaald geen aanleiding kon geven. Ik citeer deze artikelen nu, doodeenvoudig omdat mijn naam wordt genoemd. De betreffende Gedeputeerde zegt, op pagina 201, dat hij overleg heeft gepleegd. In de derde alinea op dezelfde bladzijde staat: „Dit stemt overeen met het gesprek, dat spreker had met de heer Tiekstra of als Wethou der van Leeuwarden öf als voorzitter van „Sportbe- langen" (tussen twee haakjes: ik ben geen voorzitter van deze stichting, alleen maar penningmeester) en waarin deze hem heeft gemachtigd te zeggen: „Als Friesland (de tussen haakjes geplaatste zin laat ik bui ten beschouwing) een kunstijtsbaan kan krijgen, dan geven wij de voorrang aan Heerenveen, maar wij stel len bij niet-verwezenlijking van de grote baan in Hee renveen als alternatief: Als Heerenveen op een kleiner plan terug-valt, willen wij graag het Leeuwarder plan en het kleine Heerenveense plan op hetzelfde vlak be keken hebben. Spreker dat is in casu de Gedepu teerde heeft geantwoord, dat het z.i. redelijk was." Dat is het ene citaat. Het tweede citaat ontleen ik aan pagina 202, tweede alinea. Hetzelfde betoog van de Gedeputeerde, waarin deze zegt: „Het is de vraag, of er een verzoek uit 11 Leeuwarden zal komen. Moch dit komen, dan zullen Gedeputeerde Staten zulk een verzoek op zijn merites bekijken en hierbij natuurlijk de planning niet uit het oog verliezen. Maar het staat wel vast, zoals de K.N.S.B. in 1960 al schreef, dat de exploitatiemogelijk heden voor twee banen moeilijker zullen worden." Uit deze twee citaten, deze uiteraard met elkaar in ver band brengende en rekening houdende met het feit, dat het onderwerp van gesprek hier niet is het toe zicht van G.S. op het Gemeentebestuur, maar de bij drage van de Provincie Friesland aan de exploitatie of in de investering van een kunstijsbaan, kan men maar één conclusie trekken, n.l. dat het woord voorrang niet méér betekent, dan dat het project Heerenveen te recht of ten onrechte zullen we maar in het midden laten door ons van Leeuwarden uit niet geblokkeerd moet worden. Zo is het gesteld. Maai- dat impliceerde stellig niet, dat eventuele Leeuwarder plannen niet verder zouden worden ontwikkeld. Overigens is dat uit het woord „voorrang" ook beslist niet te halen. Boven dien mag ik wel zeggen, dat de Gedeputeerde dit ook stellig niet bedoeld heeft; anders had de tweede alinea op de volgende pagina in zijn zelfde betoog ook geen zin gehad. De opmerking slaat uitsluitend op de om standigheid, dat, als het grootse Heerenveense project door zou gaan, er vanuit Leeuwarden geen verzoek meer zou komen om een bijdrage van de Provincie in een kunstijsbaan te Leeuwarden. Dat is de inhoud en dat is ook de zin van het onderhoud geweest. Ik wil dit verduidelijken, omdat bij het project, dat vanavond hier aan de orde is, ook niet enige bevoegdheid van G.S. met betrekking tot de planning van kunstijsbanen een rol speelt. Die is niet aan de orde, want die be voegdheid hebben G.S. niet en ik heb ook niet de in druk, dat G.S. zich deze zouden gaan aanmatigen. De bevoegdheid van G.S. geldt uitsluitend en dat is de leden van de Raad ook bekend het financiële toezicht, dat G.S. op de gemeenteraden uitoefenen. Overigens heb ik de in de publikaties bedoelde mede delingen niet gedaan namens B. en W., maar uitslui tend in een gesprek met betrekking tot de aanvrage van een bijdrage en ik geloof niet, dat B. en W. mij daartoe zouden hebben gemachtigd, maar dat laat ik verder in het midden. De heer De Jong vraagt verder: Is dit project be sproken met de Sportcommissie Hij zal waarschijnlijk bedoelen het bestuur van de Sportstichting. Ik wil niet ontkennen, dat het project bij het bestuur van deze stichting niet bekend zou zijn; het was uiteraard wel bekend. Maar de bijzondere relatie, waaruit dit project ontwikkeld is, gaf op dat moment nog geen aanleiding tot het plegen van overleg met dat bestuur. Vanzelf sprekend is de gemeentelijke Sportstichting wèl bij de ontwikkeling van andere projecten die rechtstreeks door de Gemeente ter hand worden genomen, betrok ken. De Raad weet uit de raadsstukken, dat de oor sprong van dit project ook een andere is geweest, vandaar dus, dat op dit moment nog geen contact met deze stichting is opgenomen. De heer De Jong vraagt dan nog, of naar de mening van het College twee kunstijsbanen in Friesland ex ploitabel zouden zijn. Die vraag valt voor mij moeilijk te beantwoorden. Voor mij persoonlijk sprekende, wil ik wel zeggen, dat ik met meer overtuiging in de Raad van Leeuwarden dit project verdedig, dan dat ik een mogelijk project van Heerenveen zou hebben verde digd. Het zou zelfs de vraag kunnen zijn, of ik de moed zou hebben gevonden in de Raad van Leeuwar den een project als dat van Heerenveen te verdedigen. Die risico's en dat hebt U uit het uitgangspunt van mijn betoog wel begrepen zouden mij bepaald te groot zijn geweest. Voorts heeft de heer De Jong een aantal opmerkin gen gemaakt over de financiële aspecten van dit pro ject. Er is allereerst opgezet en dat is ook zo exact mogelijk gebeurd een naar het oordeel van B. en W. verantwoorde kostenexploitatie; want om de ren tabiliteit te kunnen berekenen, moet men, wat de kos tenkant betreft, toch wel zo exact mogelijk zijn. Daar bij mag men zich naar mijn overtuiging bepaald niet overgeven aan luchtfietserij, men moet ook in dit op zicht reëel blijven. En deze kostenopzet leidde tot laten we het zo zeggen een batenkant, waarover men kan discussiëren. Die is op bepaalde veronderstellingen gebaseerd. Men kan daarover natuurlijk verschrikke lijk lang filosoferen, maar in de praktijk zal moeten worden aangetoond hoe die batenkant ook is samen gesteld in zijn verschillende onderdelen, het totaal zou kunnen worden bereikt. De Raad moet mij ten goede houden, dat ik weinig voel voor een discussie over de vraag, of hier nu 4000, 3000 of 2000 bezoekers per week zijn te verwachten. Niemand van ons kan dat zeggen. Een heel andere, naar ik meen, een zeer reële vraag is, of de Raad bereid zou zijn het risico, dat eventueel in het tegenvallen van het aantal bezoekers zou zitten, te aanvaarden. En dan geloof ik, vanuit de kostenbegroting bezien, dat dit risico stellig accep tabel is. En ik meen, dat ik dergelijke klanken ook uit de Raad heb vernomen. Ik ben er dan ook wel wat meer gerust op, dat de Raad wel van mening zal zijn, dat dit risico op zichzelf acceptabel is. Wat de ondervloer betreft, de heer De Jong heeft gezegd, dat van de zijde van het College verschillende malen zou zijn beweerd, dat het additionele gebruik van de veemarkthal niet mogelijk zou zijn. Nu zou men dus van één kant kunnen zeggen: Als het College tot de overtuiging komt, dat dat wèl mogelijk is, welnu, laat dan de Raad deze erkenning van B. en W. met vreugde incasseren. Maar ik wil U wel zeggen, dat juist het additionele gebruik van deze grote hal in de afgelopen paar jaar in B. en W. herhaaldelijk een punt van bespreking heeft uitgemaakt. En het is zelfs nog langer geleden het was zelfs nog voordat dit project in deze vorm aan de orde kwam dat door het Col lege het besluit is genomen Openbare Werken opdracht te geven een plan te maken voor een vlakke vloer op de plaats, zoals die is aangegeven, waardoor het addi tionele gebruik van deze veemarkthal inderdaad zou kunnen plaats vinden. En dan geloof ik, dat men te recht kan zeggen, dat de thans ter zake voorgestelde investering toch wel thuis hoort in de veemarkthal. Dit zeg ik met des te meer overtuiging, daar aange nomen mag worden maar ik geloof, dat ik de Raad daaromtrent eigenlijk maar nadere gegevens in uit zicht moet stellen dat dit op basis van de thans bekende gegevens waarschijnlijk wel haalbaar is. Ik wil de Raad wel graag de verzekering geven, dat we dat niet zo maar op eigen gezag zullen doen. En te gelijkertijd zullen we trachten de Raad een izicht te verschaffen in de ontwikeling van de kredieten voor de nieuwe veemarkt. De heer De Jong maakt dan bezwaar tegen of lie ver: plaatst een kanttekening bij het feit, dat ten be hoeve van dit plan f 500.000,uit de reserve van Openbare Werken wordt gedekt op basis van de rede nering, dat daarmee de vervanging van de Tjallinga- IJsbaan kan worden gecompenseerd. Deze figuur is niet helemaal nieuw. De heer De Jong heeft bij ver schillende gelegenheden aan eenzelfde of een soortge lijke besteding van de middelen uit de reserve Open bare Werken wel meegewerkt. Ik heb hier wel een staatje bij de hand. Dat omvat o.m. plantsoenaanleg, sportterrein Wirdum, kleedgebouwtje idem, speelter rein Kurkemeerstraat, speelweide Leeuwarden-West, sportterrein Bisschopsrak inclusief kleedgebouwtje, e.d. en parkeerterrein Hoeksterend. U vindt dus allerhande bestedingsdoeleinden op het gebied van sport- en speel- voorzieningen uit deze reserve Openbare Werken die ook wel gelijk zijn te achten aan of gelijksoortig zijn te achten aan het doel waarvoor we nu een krediet vragen, maar zouden we hier niet het geval hebben, dat de ijsbaan van Tjallinga door de oostelijke rond weg werd doorsneden, dan zou dit motief niet voor handen zijn geweest. Maar dit motief is op het ogen blik zeer reëel voorhanden en kan naar mijn overtui ging nu hiervoor stellig worden gehanteerd. Hier wil ik aan toevoegen, dat het plan, dat oorspronkelijk werd gemaakt voor deze vervangende polderbaan, beraamd was op meer dan 4 ton. Hoeveel het zou zijn op het tegenwoordige prijsniveau, is, geloof ik, stellig niet zo interessant, maar de heer De Jong weet ook wel, hoe wij tot deze vijf ton tenslotte zijn gekomen, n.l. door te zeggen: dat staat wel in verhouding tot een bedrag, dat acceptabel kan zijn. Over het bezoekersaantal heb ik al gefilosofeerd, evenals de heer De Jong dat deed. De raming was, meen ik, 100.000 bezoekers tegen ge middeld f 0,90, dus f 90.000,Dat is de heer De Jong stellig ook duidelijk.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 6