8 er dan inderdaad dingen gezegd, die ons nu nog ont houden worden. Dat is ter beoordeling van het College zelf, maar ik zou dat wel op prijs stellen, want de argumenten, die hier gegeven worden, zijn toch eigen lijk te zwak. De heer KlijnstraIk heb eigenlijk niet zo heel veel meer toe te voegen aan datgene wat alle anderen ge zegd hebben. Het gaat er, dacht ik, in dezen om, dat de veterinaire deskundigheid moet prevaleren boven de commercie. Deze veemarkt, die m.i. onderbezet blijft, zal toch ook anderen hebben het ook al gezegd voor andere doeleinden gebruikt moeten worden. In de raadsbrief staat, dat de Markt- en Havendienst niet zoveel te kort zal komen door de reorganisatie, dat die nog wel recht van bestaan zal hebben door de uit breiding van wijk-warenmarkten, maar ik geloof niet, dat dit de Raad zo imponeert. Dit lijkt me meer een doekje voor het bloeden. Ik vind ook wel belangrijk wat de heer De Jong zojuist heeft gezegd. Er is inderdaad door het College aan de huidige directeur van het Slachthuis de toe zegging gedaan, dat deze t.z.t. het beheer over de nieuwe markt er bij zou krijgen en er is destijds aan een andere sollicitant ik meen iemand uit Zwolle ook de toezegging gedaan, dat, wanneer hij deze be noeming zou aannemen, hem dan het directeurschap van deze veemarkt in uitzicht werd gesteld. Ik wilde het hier maar bij laten. De heer Pols (weth.)Vooiaf zou ik dit willen zeg gen: Als men denkt over te gaan tot reorganisatie van een dienst of een bedrijf, dan zoekt men naar een mogelijkheid om dat op het juiste moment te doen. Dan gaat men wel degelijk het vraagstuk van alle kan ten bekijken. Men mag hierbij ook niet over één nacht ijs gaan, maar moet zoiets heel serieus overwegen. Het gaat om mensen dat is vanavond ook meer dan eens gezegd en men moet dus voorzichtig zijn, als men in dezen een beslissing neemt. Wij als College hebben dan ook deze beslissing weloverwogen geno men. We menen, dat, nu straks de nieuwe veemarkt in bedrijf zal worden gesteld, het ook het juiste moment is en daarom ook komt vanavond dit punt hier in be handeling. De heer Bootsma heeft gesteld, dat men de verschil lende factoren, in deze raadsbrief genoemd, eigenlijk ook wel kan omkeren. Dat is vaak met factoren zo. Het is maar de vraag, van welke kant men dit vraag stuk benadert. In de raadsbrief is de zaak gesteld, zoals het College meende, dat ze gesteld moest worden. Er wordt daarin ook gezegd, dat de veemarkt nu een maal een andere markt is dan de markten die wij in deze stad kennen en wij hebben wel degelijk willen la ten uitkomen, dat de veterinaire kant van de zaak bij het College wel zeer zwaar weegt. Ik mag wel zeggen, dat de gezondheidsdienst, waarmee wij meerdere malen over deze zaak hebben gesproken, ook heeft geadvi seerd de nieuwe veemarkt onder te brengen bij het Openbaar Slachthuis, om daarmee deze veterinaire be langen de nodige zwaarte te geven, die ze moeten heb ben. En nu wordt hier vanavond gesteld, dat ook thans de directeur van het Slachthuis daar keuringsdiensten uitoefent. Dit is zo niet; de directeur heeft daar in zekere mate toezicht op het geheel, maar de keuring op zichzelf wordt door andere veeartsen verricht. Wij zijn van mening, dat, vooral door de voortgaande ont wikkeling in dezen een zwaarder accent op de veteri naire kant, op de gezondheidsdienst, komt te liggen. Door verschillende sprekers is hier vanavond gesteld, dat bij een markt, die uitsluitend ingesteld is op slacht vee, de veterinaire dienst belangrijker is dan bij een markt voor gebruiksvee. Ik meen dit toch heel sterk te moeten betwijfelen, want vee dat over enkele uren wordt geslacht, wordt vóór de slachting en na de slachting en ik mag wel zeggen: tijdens de slach ting gekeurd. Ik acht daar veterinair toezicht, het toezicht dus op de gezondheid, wel van belang, maar voor het gebruiksvee, dat dus het land weer in gaat en, als het besmet zou zijn, ook andere dieren zou kun nen besmetten, acht ik het toch voor de toekomst van veel groter belang dan voor het slachtvee. Verder speelt de ontsmetting van een overdekte markt een veel grotere rol, dan van de bestaande open markt. Het College is dan ook van mening, dat, als straks de leiding van de nieuwe markt en van de vee- artsenijkundige dienst in één hand zal zijn, dit absoluut aan de markt ten goede zal komen. De heer Bootsma heeft even gesproken over de ad ministratieve kant van de zaak. Inderdaad is het in het belang van de nieuwe markt, ook wat de admini stratie betreft, dat ze ondergebracht wordt bij een tak van dienst. Ook daarom heeft het College deze reor ganisatie voorgesteld. Er zijn meerdere redenen aan te voeren. Het zal ook prettig zijn, dat we voor de verschillende installaties van de nieuwe markt de technische dienst van het Openbaar Slachthuis achter de hand hebben. De bestaande Markt- en Havendienst breidt zich door de verschillende markten die we in de wijken krijgen, toch ook langzamerhand nog wel uit. In mei wordt er weer een nieuwe markt geopend en in de toe komst denken we nog wel eens voor een ander deel van de stad aan een nieuwe wijkmarkt. Ik geloof dus niet, dat deze dienst zo erg klein wordt. Het College is unaniem van mening, dat op dit ogen blik deze stap moet worden gedaan. Meerdere malen is vanavond gesteld, dat het hier om mensen gaat. We kunnen ons voorstellen, dat deze reorganisatie de directeur van de Markt- en Haven dienst niet prettig aandoet. De heer Kamstra heeft gezegd: Die wordt plotseling voor een feit gesteld. Ik geloof niet, dat dat waar is. Er is rustig over gespro ken, dus plotseling was het helemaal niet. Verder heeft een van de raadsleden vanavond ge zegd, dat men geen vergelijkingen moet trekken met andere grote markten in het land: Inderdaad is men in Den Bosch, wat de leiding van de nieuwe markt betreft, omgeschakeld van niet-veearts op veearts als directeur. De raadsleden hebben tijdens de excursie de heer Hartog ontmoet, die helaas enkele weken na ons bezoek is overleden, maar Den Bosch is weer in de zelfde richting doorgegaan met de nieuwe directeur. Ik geloof, dat ik hier direct als antwoord op een vraag bij kan zeggen, dat in Den Bosch niet een adjunct directeur was, die speciaal met de veterinaire dienst van de veemarkt belast was; dit deed de heer Hartog erbij. Hij had echter voor het Slachthuis een verant woordelijk persoon. (De heer Van Balen Walter Stuivertje wisselen.Er was dus niet naast de direc teur van het Slachthuis nog weer een directeur voor de veterinaire dienst van de veemarkt. De heer Van Balen Walter gaat voor een groot ge deelte akkoord met het standpunt van de heer Boot sma. Heel veel behoef ik de heer Van Balen Walter- over deze aangelegenheid niet te zeggen, want in de vergaderingen van de Commissie, die, zoals in de raads brief staat, daarover gehoord is, was hij ook aanwezig. De heer De Jong heeft in dit verband de vraag ge steld: Is het dan in de toekomst niet beter, dat het advies van de Commissie direct ter kennis van de raadsleden wordt gebracht? Ik geloof, dat ik in dit verband wel mag zeggen, dat het iets geheel nieuws zou zijn, mijnheer De Jong. Uit de jaren, dat we in de Financiële Commissie zaten, herinneren we ons nog wel, dat er heel vaak op het stuk van de Commissie prijkte: Enkele of meerdere leden behielden zich hun stem voor. Toen werden de argumenten ook niet ter kennis van de raadsleden gebracht. Meent men even wel, dat het beter is argumenten te vermelden, dan zullen we daar natuurlijk mee moeten starten, maar tot nog toe hebben we dat nooit gedaan. De heer Kamstra heeft even gewezen op de data. Nu is de raadsleden de toezegging gedaan, dat de raads stukken hun op tijd zouden bereiken. Het was een hele toer voor een vergadering van de commissie een avond te vinden, die de leden paste. U weet, dat in de week vóór de vergadering de verschillende leden meer dere keren zijn gebeld en bij een heel kleine commissie zijn een paar verhinderingen al oorzaak, dat een ver gadering niet doorgaat. Op het laatst was er geen andere mogelijkheid dan die bewuste 19e maart. De raadsbrief moest ook uit en er is op het laatste mo ment in dit stuk, dat de volgende dag verzonden is, komen te staan, dat de commissie zich haar stem voor behield. (Stemmen: Nee, er staat, dat de commissie is gehoord.) Dat betekent eigenlijk hetzelfde; ik zie tenminste niet zo'n heel groot verschil, want, als men 9 schrijft, dat de Commissie tegen is, dan moet men ook de argumenten daarvoor aangeven, maar dat is nooit gewoonte geweest. In de raadsbrief staat dus niet, dat de Commissie zich haar stem voorbehield, maar het is de leden ter kennis gebracht. Ik weet niet, of de zin, dat de Commissie gehoord was, al in de raadsbrief stond vóór wij vergaderden, maar ik vind, dat het niet veel verschil maakt en dat kunnen we vanavond in hetgeen de heren hier naar voren brengen toch eigen lijk ook wel beluisteren. De heer Van Balen Walter vraagt voorts nog: Wordt de nieuwe situatie niet duurder? Het is voor mij de grote vraag, of het op de bestaande wijze doorgaan niet zou inhouden, dat het salaris van de huidige direc teur verhoogd moet worden, maar ik geloof niet, dat men mag stellen, dat de veemarkt in de voorgestelde vorm duurder wordt. Dan zou men eerst de gehele or ganisatie op papier moeten hebben, want ik kan U wel zeggen, dat de organisatie van de nieuwe markt, ook wat de bezetting betreft, en dat zult U wel met met me eens zijn anders wordt dan die van de tegen woordige open markt. Een veemarkt in een afgesloten ruimte moet natuurlijk weer aan heel andere eisen vol doen. Het lijkt met dan ook heel moeilijk over de kosten van het beheer van de nieuwe markt op dit moment een oordeel te hebben. Dus zou ik dat ook wel graag even in het midden willen laten. De heer Kamstra acht het mogelijk het veterinaire en het overige toezicht te splitsen. Ik zou hetzelfde willen zeggen, als ik zopas reeds zei: Het College is van mening, dat het beter is, dat dit in één hand komt. Wij zien het nu eenmaal zo, dat gecoördineerd toezicht door één figuur beter aan de eisen zal voldoen, vooral bij een nieuwe markt. Bij splitsing kunnen wrijvingen ontstaan. Verder is nog even iets gevraagd, ook door de heer Kamstra, meen ik, over een toezegging, gedaan in 1948. Het lijkt mij moeilijk hier een antwoord op te geven. Ik weet niet, of ik toen al in de Raad zat. (Stem: Het was in 1949.) In elk geval is het mij niet bekend, dat die toezegging is gedaan. Maar als ik, persoonlijk, mijn mening mag geven, lijkt het me on waarschijnlijk, dat tegen een nieuwe directeur, die op dat moment nog een geheel onbeschreven blad is, gezegd zou zijn: Over 10, 12 of 13 jaar komt er een nieuwe markt en daar wordt U directeur van. Dat lijkt mij niet zakelijk en ook zeer onwaarschijnlijk. (De heer K. J. de Jong: Het betreft de directeur van het Slachthuis.). Neen, het jaar 1948 is even genoemd. Of bedoelt men de nieuwe directeur van het Slachthuis? (Stemmen: Ja, de heer De Vries.) Dan moet ik dat onmiddellijk ontkennen, want aan de heer De Vries is niet een toezegging als bedoeld gedaan. En die is ook aan de heer De Vlas uit Zwolle niet gedaan. (De heer Kamstra: De heer De Vlas is niet door mij genoemd.) Neen, dan had ik Uw kant moeten uitkijken. Ik keek toch wèl de goede kant uit. Om geen verwarring te stichten, wil ik echter helemaal niet ontkennen, dat misschien het gesprek met de directeur van Zwolle zich in die richting heeft ontwikkeld. Ik weet niet, of U weet dat staat niet in de raadsbrief dat Zwolle ook overgaat op de figuur: directeur van het Slacht huis ook directeur van de veemarkt. Het is dus mis schien wel mogelijk, dat de heer De Vlas toen ge vraagd heeft: Hoe denkt men over die combinatie voor de toekomst in Leeuwarden? De heer De Vlas stond hier, zoals U weet, op nummer 1 en die heeft zich op het laatste ogenblik teruggetrokken. Ik heb persoon lijk het idee, dat hem toen in Zwolle beloofd is, dat hij daar deze functie zou krijgen en dat hij daarom Leeu warden niet accepteerde, een bewijs, dat wij die toe zegging toen niet hebben gedaan. Ik moet dus absoluut ontkennen, dat deze toezegging van onze kant gedaan zou zijn. Dit zijn eigenlijk in het algemeen, naar ik hoop, ant woorden op de vragen, zoals de heren die gesteld heb ben en die eigenlijk alle dezelfde vraagstukken be treffen. De heer Santema heeft nog gevraagd: Is het niet beter, dat we dit straks in besloten zitting behande len? Ik zeg het nogmaals: Er is hier meerdere keren gezegd, dat ook de mens hier achter staat en als men nu in dit vlak enkele vragen zou willen beantwoor den, dan moet men daarin wel de mens betrekken. En wat dat betreft, zou er van mijn kant geen bezwaar zijn om deze aangelegenheid in besloten zitting verder te bespreken. Het lijkt mij eigenlijk ook niet zaak, als het om personen gaat, dit in het openbaar te doen. De Voorzitter: Het lijkt me dus ook juist om, aan sluitend op de woorden van de Wethouder, nu te ge lasten de deuren te sluiten. Dan kan de Raad zelf een besluit nemen, of er verder met gesloten deuren zal worden beraadslaagd. De heer Bootsma: Ik meen, dat er na de beantwoor ding in eerste instantie van alle vragen die door de Raad gesteld zijn, voorlopig nog geen reden kan bestaan, tenminste van mijn kant niet, om te zeggen: Nu gaan we de deuren sluiten. Me dunkt, dat van datgene wat de Wethouder heeft aangevoerd, in openbare zitting toch ook van onze kant nog wel het een en ander ge zegd zou kunnen worden. Ik zou dat wel graag willen behandelen. De Voorzitter: Ik geloof, dat dit een punt is, dat aan de orde kan komen bij de beraadslagingen van de Raad over het punt, cf verder met gesloten deuren zal worden doorvergaderd. Ik zou dus nu willen beginnen met te gelasten de deuren te sluiti n.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 5