22
ken heeft gezegd. Zou men het gemiddelde tarief
ik zeg met opzet het „gemiddelde tarief" van
de Reiniging op kostprijsbasis stellen, dan komt men
ook onvermijdelijk, dacht ik, tot gedifferentieerde ta
rieven, waarbij de hoogste tarieven misschien wel het
dubbele van de gemiddelde tarieven en de laagste ta
rieven de helft van de gemiddelde tarieven moeten zijn,
maar het grote probleem daarbij is altijd weer het
vinden van verantwoorde en ook hanteerbare grond
slagen voor de gedifferentieerde tarieven. Over de ge
gevens daarvoor beschikken wij niet. Er is, dacht ik,
maar één bruikbare maatstaf, n.l. de draagkracht van
degenen, die de rechten moeten betalen en gegevens
i.z. het inkomen, dat dus de enige maatstaf zou moe
ten zijn, hebben wij niet. Elders wordt wel een andere
maatstaf gebruikt ik denk aan de huurwaarden in
gevolge de personele belasting maar die maatstaf
is in de gegeven omstandigheden ondeugdelijk, omdat
het financiële draagvermogen niet meer direct corre
leert aan de huurwaarden die men voor de personele
belasting hanteert. Ik geloof, dat dat bij de gegeven
woningsituatie ook wel duidelijk is.
Ik meen, dat de heer K. J. de Jong de opmerking
van de heer Bootsma met betrekking tot de bevrie
zing van het winstaandeel van het Electriciteitsbedrijf
verkeerd interpreteert. De heer Bootsma zegt: De
winstuitkering is gesteld op f275.000,(als ik hem
dus even vrij mag vertalen). Die f275.000,is ont
staan ergens in een grijs verleden (ik meen in 1937),
enigermate gecorrigeerd in 1948 en daarna op dat
niveau gebleven. Op het ogenblik is er geen overeen
komst. Is dan die f 275.000,nu nog in die mate bin
dend, als in de overeenkomst het geval zou zijn? Daar
uit trek ik de conclusie, dat de heer Bootsma de mo
gelijkheid stellig aanwezig ziet om deze uitkering te
verhogen. En als die binding niet aanwezig zou zijn
in die mate, dan zit de heer De Jong met zijn opvat
ting ook even gemakkelijker. Deze kan dus bij de be
oordeling van het totaal van de bedrijfsuitkomsten de
fixatie van de winstuitkering van het Electriciteits
bedrijf op f 275.000,buiten beschouwing laten.
Voorts heeft de heer De Jong nog even een opmer
king gemaakt over de beroepenvoorlichting. Hij heeft
m.n. aangehaald de tentoonstelling die op het ogenblik
in Drente wordt gehouden. Die is echter enkele jaren
geleden sommige raadsleden zullen het misschien
nauwkeuriger weten ook hier al geweest, naar ik
meen, onder auspiciën van „Tot Opbouw". Uit dit feit
behoeft echter niet noodgedwongen te volgen, dat die
hier nooit weer wordt gehouden; het zou best kunnen
zijn, dat het in een bepaalde situatie interessant is, die
tentoonstelling hier nog eens te houden. Maar dat is
slechts één onderdeel van de beroepenvoorlichting, die
het Gewestelijk Arbeidsbureau geeft. Veel belangrijker
is, dacht ik, de intensieve en zeer gedetailleerde bex*oe-
penvoorlichting, die het Arbeidsbureau geeft op scho
len ouderavonden. (De heer K. J. de Jong: En wat
doet het onderwijs in dezen Ik ben nog niet uitge
praat. Op het ogenblik gebeurt dat dus en ik ge
loof, dat het al jarenlang gebeurt door het Arbeids
bureau. Bovendien is men in het overleg tussen het
bedrijfsleven dat is het ETIF, de Kamer van Koop
handel en een vertegenwoordiger van een der grote
bedrijven in Leeuwarden, de inspectie L.O. en de Wet
houder van Onderwijs (uiteraard is het onderwijs ook
in het overleg betrokken)op het ogenblik bezig is een
contactorgaan tussen het bedrijfsleven en het onder
wijs tót stand te brengen voor Leeuwarden, dat de be
doeling heeft, vermoedelijk al vast in dit jaar bij de
nieuwe cursus, een aanvang te maken met zijn werk
en dan dit voorshands te doen met betrekking tot,
naar ik meen, het v.g.l.o. en het u.l.o. Daarbij zal te
gelegener tijd ook stellig het nijverheidsonderwijs, zo
wel voor jongens als voor meisjes, in aanmerking wor
den genomen. Ik dacht zo, dat op deze wijze op het
terrein van de beroepenvoorlichting al belangrijk werk
wordt gedaan. Ik geloof, dat ieder die daarbij betrok
ken is, graag suggesties voor eventuele verbetering
ontvangt en deze in zijn werk wil incorporeren.
Ik meen, dat ik daarmee wel aan het eind van zijn
punten gekomen ben.
Ik zou er even op willen wijzen, dat bij het vraag
stuk van de vuilophaaldienst de tariefstelling (eigen
lijk is dat meer op het terrein van de heer Pols, maar
hij zal het mij niet euvel willen duiden, dat ik dit even
aanroer) uiteraard ook de hygiëne in Leeuwarden een
belangrijke rol speelt en dus ook dat motief kan, ge
loof ik, wel leiden tot niet-aansturen op tarieven op
kostprijsbasis.
De heer Van der Schaaf (weth.): Twee opmerkingen
over een verduidelijking die de heer Bootsma heeft aan
gebracht. Laten we dit zeggen: Hij is wel duidelijk ge
bracht. Laten we dit zeggen: Hij is wel duidelijk ge
noeg geweest, maar ik had het niet duidelijk genoeg
begrepen. De heer Bootsma zegt, dat door de tegen
woordige manier van werken een onnodig groot aantal
plannen in een te korte tijd moet worden voorbereid.
Dat is inderdaad een euvel dat ben ik met hem
eens dat aan het huidige systeem kleeft. We zullen
ons dat wel enigszins moeten getroosten. Wij werken
inderdaad met een aantal plannen, die soms een aantal
jaren in de kast liggen en dan weer bijgevijld moeten
worden. Dan krijgt men werk van het werk en dat is
inderdaad een te betreuren omstandigheid. Desniettemin
zullen we moeten doorwerken met deze mogelijkheden.
Verschillende raadsleden hebben gesproken, maar zich
eigenlijk niet uitgesproken over de wenselijkheid van
het dempen, zoals dat door de heer De Jong wordt ge
suggereerd. De verschillende uitspraken wettigen niet,
dat daaruit in deze vergadering een conclusie wordt
getrokken. Dat is mij duidelijk geworden. Ik zou hier
echter dit nog aan kunnen toevoegen: Het lijkt mij
toch, dat, wanneer de tijd mocht gaan dringen voor
een voorziening in de buurt van de Poppebrug, een
voorstel van het College om van de Poppebrug een
Poppedam te maken, niet met hoongelach zou worden
ontvangen.
Daarmee zou ik willen besluiten.
De Voorzitter: Ik heb nog enkele opmerkingen, die
ik misschien ook in verband met de tijd niet gemaakt
zou hebben, als niet de heer De Jong had gesproken
over een bepaalde geprikkeldheid. Dat vind ik eigenlijk
wel een beetje erg. Als een raadslid zich op deze wijze
uitlaat, dan heeft het College zich vanzelfsprekend te
beijveren om te trachten de oorzaak van die geprik
keldheid weg te nemen. Ik zou in de eerste plaats dit
willen zeggen: Wat is de bedoeling van de sectiever
gadering? Dat is toch, dat men op die vergadering
en zelfs in de eerste plaats daar de informaties
ontvangt die men nodig acht. Toen we het zopas
hebben gehad over de mem. v. a. op het Sectie-
verslag, heb ik naar een voorbeeld gevraagd van de
antwoorden, waarop de heer De Jong doelde, en dat
was dan in de eerste plaats het antwoord: „De Ont
werpbegrotingen verschijnen zo vroeg als mogelijk is".
In de sectievergadering was het dus voor die leden,
die deze vraag hadden gesteld, mogelijk geweest, daar
al geïnformeerd te worden. Wanneer men de sectie
vergaderingen anders bekijkt, dan zou het èn voor de
Raad èn voor het College een praktische gang van
zaken zijn, dat we die sectievergaderingen niet hiel
den, maar een datum afspraken, waarbinnen vragen en
opmerkingen schriftelijk bij het College zouden binnen
komen. Dit is dus mijn eerste opmerking; een ant
woord op deze vraag kan staande de sectievergadering
door een raadslid, dat met een dergelijke vraag zit,
verkregen worden.
Een tweede opmerking is, dat we toch ook even on
derscheid moeten maken tussen de Raad en een lid of
enige leden die vragen of opmerkingen maken. Ook
de heer De Jong zal zich van zijn kant niet vereen
zelvigen met alle vragen en alle opmerkingen, die in
een sectieverslag voorkomen.
Een derde opmerking is, dat een lid van de Finan
ciële Commissie, dat sinds jaren toch bekend is met
de toestand op de Secretarie, toch ook eigenlijk wel
weten kan en mag en misschien moet dat de
enige oorzaak van het te laat verschijnen van de be
groting niet anders kan zijn dan de moeilijke perso-
neelsomstandigheden op de afdeling Financiën. We
hebben nog overwogen bij de aanbiedingsbrief een ver
klaring te geven van het te laat verschijnen; dat wordt
dus zonder meer ook door ons betreurd. We hebben ech
ter die verklaring uit de aanbiedingsbrief weggelaten;
we hebben tegen elkaar gezegd: Is dat nu werkelijk wel
nodig? De Raad weet het wel en als hij het niet weet,
23
dan kan hij dit toch wel vermoeden. Wij volstaan dus
bij ons antwoord in de mem. v. a. met alleen onze
goede wil uit te drukken, dat we het werkelijk niet
eerder hebben kunnen doen.
Dan heb ik dat in antwoord op de opmerking van
de heer Santema met mijn zinspelen op een be
paald spreekwoord ik mag het herhalen bepaald
niet anders bedoeld te zeggen, dan hoe verschrikkelijk
moeilijk het is om op vragen te antwoorden. Ik heb
de neiging om de heer Santema uit te nodigen met
het goedvinden dan van mijn medeleden van het Col
lege bij een volgende samenstelling van de mem.
v. a., als toehoorder, natuurlijk als fractievoorzitter
(Gelach), aanwezig te zijn. Misschien dat hij dan tot
andere gedachten zal komen dan die hij zopas uitge
sproken heeft. Het is intussen een punt, dat wij nog
eens in overweging zullen nemen.
En dan zou ik tenslotte en dat ook altijd weer,
omdat hier van geprikkeldheid gesproken is aan
het adres van de heer Van der Veen, die zegt, dat het
Gemeentebestuur toch maar 12 dagen de tijd genomen
heeft om het sectieverslag te laten samenstellen, op
merken: Zo liggen de zaken tenslotte niet. Dit sectie
verslag is een werkstuk van rapporteurs, m.a.w. van
een vertegenwoordiging van de Raad zelf, en voor ver
antwoordelijkheid van de rapporteurs. We hebben al
leen om de Raad van dienst te zijn aan hem een amb
tenaar ter beschikking gesteld. Maar voor het werk
van die ambtenaar d.w.z. voor het resultaat van
dit verslag is de Raad via de commissie van rap
porteurs zelf verantwoordelijk en als dat stuk dus
naar de mening van de heer Van der Veen te laat
komt, dan ligt het op zijn weg als raadslid en niet
op de weg van het College te zorgen, dat het eerder
komt. (De heer Van der Veen: Een volgende keer
beter.) Er zijn, mijnheer Van der Veen, geen betere
ambtenaren en ik neem aan, dat er ook geen betere
commissie van rapporteurs is. (Gelach.)
Ik zou hiermee willen volstaan en mag ik nu aan
nemen, dat thans een streep gezet wordt onder de al
gemene beschouwingen
De Raad bevestigt dit.
De Voorzitter: Dan zou ik willen overgaan tot de
behandeling van de bedrijfsbegrotingen.
Aan de orde zijn de begrotingen van het Openbaar
Slachthuis en de Geneeskundige en Gezondheidsdienst.
Deze worden zonder beraadslaging en zonder hoofde
lijke stemming overeenkomstig de voorstellen van B.
en W. vastgesteld.
Aan de orde is vervolgens de begroting van het
Woningbedrijf.
De heer Venema: Ik heb in de sectie een vraag ge
steld over de ramen die niet openwillen in de flats en
de moeilijkheid, ze van binnenuit te reinigen en hierop
is het antwoord van het College: het is niet mogelijk
om die ramen draaibaar te maken. Dat zal technisch
dan ook wel juist zijn, maar zou er niet een mogelijk
heid zijn, dat van gemeentewege of in samenwerking
met de woningbouwcorporaties hier iets aan gedaan
wordt, door b.v. het aanstellen van een paar glazen
wassers, want dit wordt inderdaad een probleem, voor
al in de hogere gebouwen. Straks krijgen we nog meer,
en nog hogere, waardoor het probleem nog groter
wordt; het is inderdaad een heel moeilijke toer om
glazenwassers te krijgen.
De heer Pols (weth.)Ik wil graag aan de heer
Venema hierop een antwoord geven. Het is inderdaad
zo, dat de technici gesteld hebben, dat het praktisch
niet mogelijk is om deze ramen te veranderen in de
door de heer Venema bedoelde zin; dit zou veel te
duur worden. Wat dat schoonmaken van die ramen
betreft, het is natuurlijk moeilijk dit van gemeente
wege te doen. Het Woningbedrijf en de Woningver
enigingen zitten wel met dit probleem. De bestaande
bedrijven op het gebied van het schoonmaken van ra
men zijn hier eigenlijk niet op ingesteld en hebben het
druk, maar er is zich op het ogenblik een nieuw be
drijf aan het ontwikkelen, dat en dan wil ik het
plan Heechterp noemen dezer dagen met circulai
res gaat werken en er speciaal op ingesteld is om hier
dus collectief te werken. Als men dit straks collectief
gaat doen, dan draagt dat ook lichter, om gezamenlijk
hier door dit bedrijf bediend te worden wat het schoon
maken betreft. Men kan dus heel in het kort daar re
acties verwachten, die zullen leiden, naar ik hoop, tot
een oplossing van dit vraagstuk.
De heer Heidinga: Men hoort nog altijd klachten
over de wateroverlast, lekkerij mag ik wel zeggen, in
het plan Heechterp; is er nu echt geen mogelijkheid,
dat daar verbetering in komt? Er is mij kortgeleden
nog inzage gegeven van een briefje van het Huisves
tingsbureau, dat was gericht aan iemand, die een wo
ning kon krijgen in 't Heechterp. En daar stond ge
woon in, het was een gecyclostileerd briefje, dat de
toekomstige huurder er rekening mee moest houden,
dat hij in een bepaalde kamer geen vaste vloerbedek
king zou mogen aanleggen, omdat die op die vloer zou
verrotten; daar moest een tijd over heengaan, dan zou
men dat misschien nog wel eens onder de knie krijgen.
Dit acht ik bij een zo'n gloednieuw plan de gemeente
toch onwaardig; er moet toch aan die wateroverlast
daar iets te doen zijn.
De heer Bootsma: Nu we in dit straatje terecht
komen, heb ik ook nog een kleinigheid, en dat is n.l.,
het zal ruim een jaar geleden zijn, dat er een adres
bij ons terecht gekomen is over de woningen aan de
Breitnerstraat, over de last, die men daar ondervond
met de rookkanalen. Daar is toen ook een rapportje
over geweest, en ik meende dat dit vrij goed was op
gelost. Maar ik heb juist dezer dagen opnieuw verno
men, dat dit nog niet opgelost is en ik zou dus willen
vragen: behoort dit ook tot de onoplosbare problemen
of ziet men nog kans om hier binnen afzienbare tijd
iets aan te doen.
De heer Pols (weth.)Wat de opmerking betreft van
de heer Heidinga over het lekken in 't Heechterp, kan
ik wel zeggen, dat de ergste punten opgelost zijn. We
hebben lekkerij gehad onder de deuren in de loggia's.
Doordat de vloerbedekking van de loggia's niet deug
de, is dit ook alles weer veranderd; er zijn zelfs later
nog extra kredieten gekomen om dit nog opnieuw aan
te passen.
Wat betreft de door de heer Heidinga bedoelde
brief, waarin het woningbureau zegt, dat een kamer
geen vaste vloerbedekking moet krijgen, daarvan is
mij niets bekend. Ik weet wel en daar wordt nog
steeds aan gedokterd dat we in deze woningen, in
bepaalde kamers, last hebben van het doorslaan van
de buitenmuur.
In eerste instantie zijn we daar begonnen met ven-
tilatie-mogelijkheden. Als men voldoende ging venti
leren, dan werd het met de vochtigheid beter, maar
men kan niet verlangen, dat deze mensen in plaats
van de kamers verwarmen, alleen maar moeten ven
tileren. Dus dit was de oplossing niet. Maar op het
ogenblik neemt men daar een proef met een nieuw
middel. Ik kan ook niet precies vertellen, wat dat is.
Misschien dat de heer Heidinga dit nog beter weet.
Men gaat deze muren aan de binnenkant nog voorzien
van de een of andere laag en men hoopt, dat het dan
beter zal worden. De technici zijn van mening, dat de
oorzaak is te wijten aan de betonmuren, die een keer
bekleed zijn en die een zekere tijd moeten hebben om
uiteindelijk het vocht kwijt te worden. We hebben hier
inderdaad moeilijkheden mee gehad, maar ik kan U
wel zeggen, de laatste tijd bereikten mij hierover toch
praktisch weinig klachten. Met enkele gevallen zijn we
al een hele tijd aan het experimenteren om deze ook uit
de wereld te helpen. Mijnheer Bootsma, ik zou kunnen
zeggen, in het sectieverslag wordt over de rookkanalen
in de woningen aan de Breitnerstraat eigenlijk niet ge
sproken. Maar ik wil er wel van zeggen, dat we nog
steeds moeite doen, verschillende schoorstenen te ver
lengen, wat U misschien al weet. We hebben daar uit
het land specialisten bij gehaald en over geraadpleegd.
Er zijn verschillende kappen opgezet om toch maar te
proberen dit goed te krijgen. Ik heb van andere des
kundigen wel eens gehoord, dat, als praktisch het hele
Nijlan maar gebouwd is, het daar beter wordt. Het is
een heel merkwaardig verschijnsel van verschillen in