36
zeer veel vernieuwingen noodzakelijk moeten geschie
den, omdat de toestand van ons bedrijf alles behalve
fraai is, dan betekenen bedragen van een miljoen b.v.
niet zo heel veel. Nu is hier uitgesproken omtrent die
f 500.000,dat het eigenlijk zeer onlogisch is, dat een
bedrag dat jaren geleden werd gefixeerd op f 275.000,
nog heden ten dage altijd op dit zelfde bedrag blijft
vastgesteld. Dat is op zichzelf volkomen onlogisch,
maar het lijkt me toch goed dat wij als Raad, alvorens
hier een beslissing te nemen, toch een juister en nauw
keuriger inzicht krijgen over wat ons bedrijf eigenlijk
behoeft aan vernieuwingen. Ik zou toch graag het
College in staat willen stellen, voor wij hier een be
slissing nemen, waaraan het dus zou zijn gebonden,
dit geval te bekijken en onze Raad nader te informe
ren hoe het ligt met de toekomstige behoeften van ons
bedrijf, want zonder verandering van de inkoopsprijs
van het P.E.B. betekent dit voorstel niet anders dan
een interne verschuiving van een gemaakte winst, ten
koste van de toekomstige mogelijkheden van ons be
drijf. Ik wil dus gaarne eerst een inzicht hebben in
deze toekomstige noodzakelijke investeringen.
De heer J. de Jong: Als lid van de Commissie voor
de Energiebedrijven kan ik mij volkomen scharen ach
ter het betoog van de Wethouder en ik ben het ook
eens met hetgeen de heer Van Balen Walter heeft op
gemerkt, want het is zo: als lid van de commissie van
bijstand zie je een beetje nader in de keuken dan
iemand die het alleen van de raadsvergadering moet
hebben. Het is mij bekend, dat er heel wat verbeterin
gen plaats moeten vinden aan het kabelnet en aan
verschillende voorzieningen en de mensen die met mij
in de commissie zitten weten, dat dan een miljoen
nu ja, het een zak geld en ik wilde, dat ik het had
maar heel weinig is wanneer je eenmaal begint kabels
te trekken. Ik heb eens aan de directeur gevraagd,
toen hij in een vergadering sprak over de noodzaak
van een nieuwe kabel naar de Voltastraat ik wil
niet al te uitvoerig wezen wat dat moest kosten.
Daar ,,sla je van achterover" en om dan hier vanavond
maar a bout portant te beslissen, dat dit geld over
gaat naar de algemene dienst, zou ik de Raad in over
weging willen geven, te besluiten overeenkomstig het
voorstel van de Wethouder, het voorstel van de heren
Bootsma c.s. ter fine van preadvies aan B. en W. in
handen te stellen. Daar kan ik mij volkomen mee ver
enigen.
De heer Spiekhout: Nog een enkele opmerking, n.l.
dat ik het niet eens ben met het betoog dat door de
heren Van Balen Walter en mijn buurman, mede-lid
van de commissie, gezegd is. Hij heeft dus in de keuken
gezien en meent, dat het op die basis niet kan. Uit het
betoog van de Wethouder heb ik het anders begrepen.
Er zijn veel vernieuwingen nodig, natuurlijk, en die
moeten er ook komen; wij mogen niet achterop raken.
Hij heeft eigenlijk gesteld: Men houdt bij het P.E.B.
rekening met de noodzakelijke uitgaven, die we moe
ten doen en eigenlijk stelt men het inkooptarief op die
basis vast, dus die vernieuwingen komen domweg uit
de vaststelling van het tarief door het P.E.B.; die
komen helemaal niet in gevaar door wat wij hier van
avond op tafel gelegd hebben. Dat is juist de onple
zierige situatie waarin we verkeren en waar we dus
uit willen. We willen dus zelf ook zeggenschap hebben
in de besteding van de winst. Van de methode dat wij
de boeken moeten openleggen en het P.E.B. zal wel
bepalen wat voor winst wij mogen hebben, wat wij
mogen reserveren en misschien wat wij straks al of
niet mogen vernieuwen, wil ik wel af.
De hear Santema: Troch de wurden fan de Wet-
halder haw ik wol de yndruk krigen, dat it forstandi-
ger wêze sil om yn dit stadium hjir noch net oer dizze
saek to bisluten. Dat de Rie dizze saek yn hannen
jowt fan it Kolleezje fan B. en W. mei it freegjen fan
de tasizzing, dat dy hiel binnenkoart hjir wer oan'e
oarder komt, liket my de béste oplossing. Ik soe yn
elk gefal wol hiel graech wolle, dat wy, hwannear't de
Rie yn dit léste ütstel meigiet, by it bisprekken yn in
oare riedssitting ek in oersjoch krijt fan de wurklike
stan fan saken, mei oerlizzing fan de korrespondinsje
dy't oer dizze saek west hat, sadat wij üs dan ek noch
better in oardiel oer dizze kwestje foarmje kinne.
De heer Klijnstra: Ik ben helemaal geen financieel
deskundige, allerminst, en ik vraag me wel af wan
neer er een groter bedrag naar de algemene reserve
gaat, komen we dan ook in een situatie waar ik van
gehoord heb; ik denk aan de Amsterdamse tram, daar
heeft men het indertijd zo gespeeld, naar ik vernomen
heb dat men ook jaren terug veel naar de algemene
reserve bracht, totdat men in latere tijd, toen veel in
vesteringen plaats moesten hebben, ermee aan was en
nu enorme verliezen lijdt, ondanks de hoge tarieven die
men daar stelt. Verder vraag ik mij af hier wordt
maar over die miljoenenwinsten gesproken ver
biedt het P.E.B. dat het tarief verlaagd kan worden?
Is dat dan niet een oplossing, dan zijn we van die mil
joenennota af. Ik dacht dat daarmee de bevolking ge
diend was.
De heer Tiekstra (weth.): Het feit, dat de Wethou
der van de Bedrijven in eerste instantie nogal eens de
Wethouder van Financiën heeft aangehaald, geeft mij
toch wel behoefte een enkel woord te zeggen, want
het zou kunnen zijn, dat in de Raad het misverstand
ontstaat, dat hij en ik verschillend over deze zaak
denken. Ik geloof niet dat dit het geval is. Ik kan mij
zijn zorgen met betrekking tot de financiering van de
noodzakelijke investeringen in de modernisering van
het Electriciteitsbedrijf heel wel voorstellen. Ander
zijds kan ik me het gevoelen van de Raad, om in vrij
heid zelf te bepalen wat de bestemming van de winst
betreft, ook heel best voorstellen. En ik kan me heel
best voorstellen, dat de Raad vanavond behoefte heeft,
om dit op enigerlei wijze te concluderen. Alleen die
concludering heeft zeer bepaalde bezwaren; ten eerste
dat men door dit vanavond nu zo te stellen, toch wel
iets doet, zonder zich volledig bewust te zijn van de
consequenties die dit voor de toekomstige reservering
kan hebben. Ten tweede geloof ik, dat men daarbij,
laat ik het zo formuleren, in wezen de kans loopt de
toekomstige vrijheid opnieuw uit handen te geven. Ik
zou veel liever pleiten voor een uitspraak waarin de
Raad duidelijk aangeeft zijn eigen recht en zijn eigen
vrijheid om de bestemming van de winst zelf te be
palen jaarlijks bij de begroting. En ik geloof dat het
daar in wezen bij de raadsleden, die dit voorstel heb
ben gedaan, ook om gaat. En als de Raad dus dit van
gevoelen is, dan geloof ik dat wij van de zijde van het
College ons rustiger over de consequenties kunnen be
raden.
Ik leau dat it net sa ienfaldich is om yn hiel koarte
tiid, lyk as de hear Santema freget, in totale ynves-
tearring op to meitsjen. Wy hawwe nammers it tempo
fan ünderhanneljen mei it provinsiael bistjür hwant
dat is üs partner ek net yn 'e han.
De heer Pols (weth.)Ik was geneigd om eerst even
iets te zeggen over hetgeen de heer J. de Jong op
merkte. Dat was toch eigenlijk wel een flinke steun
voor deze Wethouder. En dan wil ik opmerken, dat de
Raad ook eens op een gegeven moment kan ervaren
wat een commissie van bijstand betekent. Maar direct
na de heer De Jong sprak de heer Spiekhout en die zit
ook in die commissie van bijstand (gelach) en toen
zat ik onmiddellijk weer op het verkeerde spoor en nu
wil ik wel aan de heer Spiekhout zeggen dat het eer
lijk nog zo eenvoudig niet is als men meent. Ik ben in
de hele geschiedenis, die ik in de eerste instantie niet
heb meegemaakt, over die onderhandelingen met de
Gedeputeerde Staten, daar is een hele stapel lectuur
over, meermalen ingedoken en daarbij kwam ik op een
gegeven moment op een punt, waarvan je zegt: nu
kunnen beide partijen niet een stap verder en blijven
de onderhandelingen stilstaan. En als de heer Bootsma
zegt, dat ik bang ben om weer te onderhandelen, dan
is dat helemaal het geval niet; ik ben alleen bang voor
de uitkomst, want ik zie geen uitkomst, eerlijk niet.
Dat is heel erg jammer, maar je zit hier met de grote
moeilijkheid van de klant en de fabrikant. Nu is het
normaal zo, dat als je iets niet aanstaat je met je zaak
naar een ander bedrijf gaat, en dan zeg je: we doen
geen zaken meer. Maar heb je twee partijen, die nooit
uit elkaar kunnen en als nu op een gegeven moment
dit contract zo ligt, dat de ene partij zegt: dit doe ik
niet, dit kan ik niet doen, wat gebeurt er dan? Wij
kunnen niet zelf stroom opwekken. Ik heb meerdere
37
keren tegen de directeur gezegd, is er niet een moge
lijkheid, dat wij ons zelf weer kunnen redden? Maar
dit is financieel niet mogelijk. Als dat zo was, dan had
je tenminste, al zou je het niet doen, een stok achter
de deur. Misschien dat de ontwikkeling inzake de kern
energie voor de toekomst uitkomst kan brengen, ik
weet dat niet. Ik denk, dat wat er op het ogenblik op
dat gebied gebeurt we gaan nu in Nederland ook
een kerncentrale bouwen misschien enig uitzicht
biedt. Over een aantal jaren, en dat zal niet zo lang
meer duren als wij nu al over een contract praten, dan
komt dit wel in orde. Dat staat bij mij als een paal
boven water. Ik geloof ook, dat in die richting meer
kans is, dat een uitkomst zal komen dan in de kwestie
van een nieuwe stroomovereenkomst, want wij komen
daar niet uit. Het P.E.B. denkt blijkbaar: eigenlijk
is Leeuwarden nog de enige, die ik niet bij de afne
mers heb en het is voor mij veel prettiger om heel
Friesland vanuit één punt te bedienen, dan dat ik
Leeuwarden daar nog tussen heb als distributiebedrijf.
Mede daardoor is het zo verschrikkelijk moeilijk om
tot een contract te komen.
De heer Spiekhout: Steunt men daar niet teveel op?
De heer Pols (weth.): Ja, nu dat weet ik wel, maar
al met al komen we geen stap verder en dat hebben
we altijd gehad hier. En nu heeft de heer Van Balen
Walter gezegd, dat hij zich ook levendig kan voorstel
len, dat bij de Raad enige wrevel is op dit punt en dat
het ook onzakelijk is, maar ik kan alleen als troost
zeggen, dat we toch nog goed zaken hebben gedaan.
Dat ziet men aan de reserves en ik ben blij, dat de
heer De Jong zegt, dat die reserve toch nog niet ver
ontrustend groot is. Dat het niet verontrustend groot
is, daar ben ik wel blij om, ook dat dit hier vanavond
is gezegd, en dat wij ook in de toekomst hier nog
moeten investeren en dat we dat ook wel eens op papier
kunnen zetten. Alleen kan dit niet op korte termijn,
want we weten helemaal niet waar we met de om
bouw heengaan. Dit kan nog wel eens enkele tonnen
tegenvallen; op het ogenblik lijkt het nog vrij gunstig,
dat we wel terecht komen op het bedrag, dat wij ge
taxeerd hadden, maar dit kan ook nog wel eens anders
uitkomen. (De heer Spiekhout: Uitsluitend voor dit
jaar.) Ja, dat weet ik wel, maar ik wilde me ten op
zichte van de leverantie niet binden. Maar ik zou naar
een contract met het P.E.B. willen, waar één of an
dere sleutel werd vastgesteld wat de inkoopsprijs be
treft, opdat wij zo kunnen distribueren, dat we een
gezond bedrijf krijgen. En nu ben ik bang, dat als je
nu gaat fixen op die 5 ton, dat het P.E.B. zeggen
schap krijgt over wat we zullen investeren en wat we
mogen vernieuwen, over alles wat we mogen doen en
dat wij dan verder alleen hetzelfde tarief toepassen
wat zij hebben; dit is geen zelfstandige bedrijfsvoe
ring ,daar wil ik af. Maar dit punt komt zo over je
heen en daarom wil ik hier nader ruggespraak hebben
met het College. Zijn de heren bereid om dit aan het
College te geven ter overweging, opdat wij hier zo
gauw mogelijk op reageren door een preadvies? Er is
al even gefluisterd of dit in zes weken mogelijk is; ik
zou me hierbij niet graag aan een tijd willen binden,
want hier zitten veel dingen aan vast. Als het met
vier weken kan, dan wil ik liever niet acht weken
wachten. Er is nog een misverstand en ik heb het
misschien niet helemaal juist uitgedrukt, over een con-
tractduur. Er is een contract aangeboden voor tien
jaren. Daar is toen de situatie op vastgelopen op een
gegeven moment. We hebben dit jaar weer getracht
om te komen tot een overeenkomst. Wij hadden een
nieuwe directeur en er was een nieuwe directeur bij
het P.E.B. Die heren hebben gezamenlijk getracht een
oplossing te verkrijgen en aan ieders instantie voor
te leggen. Dit was een enigszins andere wijze van han
delen dan te voren, toen de Colleges van Gedeputeerde
Staten en Burgemeester en Wethouders rechtstreeks
onderhandelden. Toen is het voorstel van de kant van
de Pi'ovincie gekomen strekkende tot een contract
weef voor tien jaar, wat niet door is gegaan. Hierop
is gesproken over een afspraak voor een jaar. Daar
mee kom je natuurlijk ook niet verder op diezelfde
basis, want we moeten naar een ander systeem. Maar
ik geloof, dat ik van mijn kant hier eigenlijk niet ver
der op in behoef te gaan; het streven van het College
moet zijn om te komen tot een contract, waar we zelf
de medezeggenschap houden over wat we naar de al
gemene dienst willen brengen. Ik beveel nu aan dit
voorstel aan het College te geven om preadvies. Dan
kunnen wij dat eens rustig bekijken.
De heer Heidinga: Mij is nog één ding onduidelijk;
zou ik dat nog even mogen vragen? Is het dus zo, dat
wij niet de vrijheid hebben om de reserve op 5 ton te
brengen en dat wij ook niet gebonden zijn aan die
f275.000,—
De heer Pols (weth.): Nee, eigenlijk niet, want het
contract is er niet. (Gelach)
De Voorzitter: Ik geloof, dames en heren, dat ik er
van mijn kant ook iets van moet zeggen, omdat, dunkt
mij, de zaak voor de Raad nog niet helemaal duidelijk
is. Het is dit: de Provincie heeft zich sinds jaar en
dag, van de oprichting van het P.E.B. af, tot stelregel
gemaakt, dat er uit het P.E.B. geen uitkeringen van
winst plaats vinden naar de algemene dienst van de
Provincie. Daarvan uitgaande, meent men aan provin
ciale kant, dat het dan ook niet juist is, dat een dis
tributiebedrijf als het onze, wel uitkeringen zou doen
van winsten uit het bedrijf naar de algemene dienst
van de Gemeente. Dat is de consequentie van het pro
vinciale standpunt. De Provincie heeft alleen op his
torische gronden een uitzondering gemaakt voor die
f 275.000,maar men wil op grond van hetgeen men
daar als principe ziet, ook niet hoger gaan. (De heer
Spiekhout: Stom eigenlijk.) Ja, als U de waarde ver
minderen zou, maar nominaal is het nog altijd die
f 275.000,en die dateren uit een tijd, niet waar,
dat het oorspronkelijke Leeuwarder bedrijf, of beter
gezegd het bedrijf van de zogenaamde K.G.L.-gemeen-
ten, (Kabelgebied Leeuwarden gemeenten) is overge
dragen aan de Provincie en tot provinciaal bedrijf is
geworden. En bij die overdracht is ook van gemeen
telijke zijde, dus op historische gronden, een bepaalde
voorrangspositie bedongen, met een claim op bepaalde
vrijheid ten aanzien van de eigen bedrijfsvoering. Pre
cies datgene, wat nu op dit ogenblik als wenselijk dooi
de Raad wordt betoogd. De Provincie meent dus, dat
is punt 1, dat het principieel niet juist is, dat wat men
in eigen bedrijf en ook in eigen distributiebedrijven
niet doet, dat de Gemeente dat ook niet doen mag. De
Provincie meent ook als provinciaal belang te zien, dat
de tarieven in Leeuwarden niet hoger zijn dan die,
welke de Provincie rechtstreeks aan de afnemers cal
culeert. En de Provincie meent in de derde plaats, dat
de voordelen, die ontvangen zouden kunnen worden uit
het feit, dat Leeuwarden een geconcentreerd distribu-
tiegebied is hetzelfde punt dat in de loop van de
dag ook door één van de raadsleden is genoemd bij de
distributie van het water de voordelen, die zouden
kunnen voortvloeien uit het zijn van een gecontreerd
distributiegebied, daarvan meent de Provincie, dat zij
ook maar in beperkte mate aan dat gebied ten goede
mogen komen en, dat die in grotere mate ten goede
moeten komen aan het gehele bedrijf, dus aan het ge
hele voorzieningsgebied van het P.E.B. Dat zijn nu
juist de punten, waarop het gesprek uiteindelijk tel
kens is vastgelopen. Van gemeentelijke zijde is die
vrijheid geclaimd, ook op historische gronden, die, ik
herhaal, zopas door de raadsleden wenselijk is ge
noemd. Van provinciale kant is daartegenover het
standpunt ingenomen, dat ik nu juist noemde. Ja, zo
lang de Provincie daarbij, steunend op de Provinciale
Staten, althans de meerderheid van de Provinciale
Staten, het standpunt inneemt, zal het erg moeilijk
zijn, dat Gedeputeerde Staten tegenover de gemeente
Leeuwarden daarvan terugkomen. Laten we dat toch
even stellen. Niet dat wij het hiermee eens zijn, maar
dat is nu eenkeer de consequentie van het standpunt.
Nu krijgen wij de concrete situatie, zoals die in het
voorstel is geformuleerd en die betekent, dat de stor
ting in de reserve wordt verminderd en de uitkering
aan de algemene dienst met hetzelfde bedrag wordt
vermeerderd. Heeft dat kans van slagen als inciden
tele oplossing van een gedeelte van dit probleem in de
onderhandelingen met de Provincie? Het lijkt mij toe,
dat dit niet het geval is, omdat wij bij de Provincie
aan de ene kant hebben Gedeputeerde Staten als be-