42
43
door slopers. Het College geeft als antwoord, dat, on
middellijk na het in werking treden van artikel 40 qua-
ter van de Algemene Politieverordening, begonnen is
met de registratie van de oude auto's, die gedurende
een lange tijd op straat worden gestald. Uiteindelijk kom
je dan tot opruiming. Ik meen, dat dit dan toch wel
heel erg lang duurt. Zoals ook in het sectieverslag
staat, staan in de Verlengde Schrans aan beide kan
ten op de ventwegen oude auto's, zo'n stuk of elf. Die
staan daar jaar en dag en het is een verschrikking.
Voor kort is het gebeurd, dat daar één opgeruimd
werd. De voorruiten waren kapot. Deze werden er uit
gehaald en op de straat gegooid. Dat bleef daar dan
maar liggen. De mensen, die daar wonen, zien steeds
tegen die oude autowrakken aan. In de Jan de Baen-
straat is het een keer geweest, dat de mensen met een
melkkannetje naar de ventweg aan de Verlengde
Schrans moesten, omdat de melkboer niet in de straat
kon komen. Ik meen, dat het hoog tijd wordt, dat er
nu eens opruiming komt. Die auto's staan daar al
langer dan een jaar aan twee kanten van de ventweg
van de Verlengde Schrans. Ik hoop dat daar aandacht
aan wordt geschonken, zodat hier nu eens eindelijk een
eind aan komt.
De heer Volbeda: Ik heb in de sectie bij volgno. 124,
straatverlichting, een vraag gesteld over het plaatsen
van bijzondere lampen of verlichting bij de zebrapaden.
Hierop wordt door B. en W. in de mem. v. a.
gezegd, dat het nog in een stadium van experi
menteren is en dat men wil afwachten. Ik vraag me
toch wel even af, of het wel juist is, dat wij afwachten.
Ik hoop althans dat wij straks weer stromen vreem
delingen in Leeuwarden krijgen. Wanneer je door een
vreemde stad rijdt, is het wel eens moeilijk, vooral zo
tegen donker en bij regenachtig weer om te weten
waar de zebrapaden precies liggen. Nu meen ik
en ik heb er ook naar geïnformeerd bij verschillende
mensen dat de lampen, die geplaatst zijn bij de
zebrapaden aan de Valeriusstraat, buitengewoon goed
bevallen. Ik zou het College in overweging willen ge
ven dit nog eens te bekijken en niet te wachten totdat
er landelijk misschien een regeling is. Plaats deze lam
pen, die werkelijk goed bevallen, bij de zebrapaden.
Dan had ik nog een vraag gesteld over een verkeers
bord op het Europaplein. Het antwoord, dat ik kreeg,
bevredigde mij niet zo bijzonder, maar inmiddels is
het bord wel geplaatst; ik ben dus wel tevreden
De Voorzitter: Op mij rust de taak op de verschil
lende opmerkingen een antwoord te geven. Ik vind
dan als eerste op mijn weg de heer Klijnstra, die zijn
standpunten t.a.v. de bescherming bevolking opnieuw
heeft uitgesproken.
Ik geloof dat het, daar de wederzijdse standpunten
wel bekend zijn, weinig nut heeft daar uitvoerig op in
te gaan. De heer Klijnstra zal dat ook niet verwach
ten. Ik wil alleen verklaren, dat het College zijn stand
punt niet deelt, en ik wil ook wel zeggen, dat zijn
kwalificatie van de voorlichting dezerzijds ook niet
onderschreven wordt. In de voorlichting wordt ook
wel degelijk gehandeld over H-bommen en de uit
werking daarvan. In elk geval, in deze gemeente wordt
het bestaan van H-bommen en de mogelijke uitwer
king bij de voorlichting niet verzwegen. Overigens ge
loof ik, dat het weinig zin heeft om zijn uiteenzetting
omtrent de uitwerking van die wapenen uitvoerig te
bespreken. Het hangt er tenslotte maar van af, hoe
ernstig en hoe zwaar die wapenen zijn, want ook in
dat opzicht heeft men nog een rij van mogelijkheden.
Ik kan hem toegeven dat wanneer, zoals het vorige
jaar in Rusland gebeurd is, H-bommen van 50- en
meer megaton tot ontploffing worden gebracht, we
dan niet veel meer voor ons leven behoeven te geven.
Maar dat is dan ook een zaak, die niet binnen onze
grenzen, maar ver daarbuiten gespeeld heeft. In elk
geval, ik moet van mijn kant wel sterk tegenspreken,
dat in deze gemeente en daar gaat het ons ten
slotte om ten aanzien van deze tak van dienst een
misleidende propaganda zou worden gevoerd.
Nu kom ik bij de verschillende opmerkingen, die
de heer Van der Veen gisteren gemaakt heeft. Als ik
mijn notities raadpleeg, vind ik een opmerking van
hem over de voetgangerslichten, waarbij hij zijn stand
punt te kennen heeft gegeven, n.l. dat deze dingen naar
zijn opvatting geen nut hebben, maar integendeel een
probleem hebben geschapen n.l. het probleem van het
lang doen wachten van de voetgangers. Ik kan toegeven,
dat ten aanzien van de afstelling van die lichten, dus de
tijdsduur waarop ze branden en waarop zo niet branden,
niet het laatste woord gezegd is. Ik kan hem niet
volgen in zijn wens om deze lichten geheel af te schaf
fen. Naar mijn mening en die wordt ook door de
politie onderschreven hebben ze bepaald wel nut.
In het algemeen is gebleken, dat bij de invoering van
deze verkeerslichten, op plekken, waar vroeger vrij
regelmatig verkeersongelukken plaats vonden, na die
tijd die ongelukken niet meer hebben plaats gehad. De
heer Van der Veen heeft ook een algemene opmerking
gemaakt over het beleid van de politie ten aanzien
van het plegen van gewelddaden. De heer Van der
Veen zal mij ten goede houden, dat ik ten aanzien van
het beleid van de politie bij incidentele gebeurtenissen
moeilijk een raadsgesprek kan voeren. Ik wil er wel
bij zeggen, dat hier, als hij en dat klonk in zijn
woorden door klaagt over het niet altijd en in niet
voldoende aantal aanwezig zijn van politie-agenten,
voor de leiding van de politie en dat geldt niet alleen
door de verkorting van de arbeidstijd. De sterkte van
de politie is sinds jaren niet groter geworden, maar de
arbeidstijd is geleidelijk sterk ingekrompen, zodat voor
voor de leiding van de politie een groot probleem ligt
voor de politie in Leeuwarden maar dat geldt elders
ook grote problemen bestaan om altijd de dienst in
voldoende mate te bemannen. Men kan dus inderdaad
op bepaalde ogenblikken verschijnselen constateren,
die tot vragen aanleiding geven. Ik kan alleen zeggen,
dat de leiding van de politie daar een bijzonder open
oog voor heeft en, waar men door middel van mecha
nisatie e.d. in deze moeilijkheden kan voorzien, dit
ook heeft gedaan, of zich voorstelt dit nog verder te
doen. Een tweede of derde opmerking van de heer
Van der Veen was: waarom nu niet de hand wordt
gehouden aan het voorschrift in de Bouwverordening,
dat er zich geen scherpe punten op hekken e.d. aan de
openbare weg mogen bevinden, beneden een bepaalde
hoogte. Dit is in de eerste plaats een zaak van Bouw
en Woningtoezicht. Het is enkele weken geleden ook
al vrij uitvoerig in de Raad besproken, maar alle scher
pe punten zijn niet bepaald gevaarlijk. Wanneer we
eens even kijken naar het hek om de Wilhelminaboom
hier vlak voor het Stadhuis, dan staan er ook sinds
tientallen jaren scherpe punten op dat hek, maar bij
mijn weten heeft daar nooit iemand enige moeite mee
gehad. Ik zou dit voorbeeld nog wel met andere voor
beelden kunnen aanvullen. Het is een kwestie van be
leid, of hier inderdaad op bepaalde punten reële ge
varen uit dergelijke toestanden ontstaan. Maar nog
maals, de aandacht, zowel van Bouw- en Woningtoe
zicht als van de politie, is op dit punt dit is dan
geen scherp punt naar onze mening gevestigd.
De heer Van der Veen heeft een opmerking gemaakt
over de wenselijkheid, om tegen het motorenlawaai van
de bromfietsen op te treden. Wij zullen deze opmerking
tot ons nemen. Misschien zou een initiatief van de heer
Van der Veen zelf, als lid van de strafcommissie, ook
mogelijk zijn geweest. Dan kom ik bij de brandweer.
Wat de brandweer betreft, op de excursie, die de Raad
de vorige week naar de huisvesting en het materiaal
van de brandweer heeft gedaan en uit de uiteenzettin
gen, die ik bij die gelegenheid aan de Raad heb mogen
geven, is de Raad, dunkt mij, wel in voldoende mate
gebleken, dat de brandweer ten aanzien van de uit
ruk wel voldoende geëquipeerd en geïnstrueerd is en
dat in dit opzicht dus bij de brandweer werkelijk geen
hapering te constateren valt. Het is natuurlijk wel zo,
dat die dienst ook weer afhankelijk is van wat er bij
de dienstmelding binnenkomt en dat men, als men niet
uit eigen waarnemingen kan weten, dat er ergens een
brand is, van die melding afhankelijk is. Maar, ik mag
herhalen wat ik ook bij de excursie heb gezegd, de
eerste uitruk van de brandweer vindt binnen de mi
nuut na een melding plaats.
De heer Van der Veen heeft ook nog gesproken over
een ingezonden stuk van één van de brandweerlieden
en heeft daar nog al aanstoot aan genomen. Wij tillen
dit minder zwaar dan de heer Van der Veen, want ik
ben er persoonlijk van overtuigd, dat onze brandweer
mensen bij de brand, die bij V. en D. heeft gewoed,
naar beste weten hun plicht hebben gedaan. Ik kan
me indenken, dat, wanneer iemand van dit korps zich
gekrenkt voelt door een z.i. onjuiste kritiek op zijn
dienstvervulling, hij daarop reageert op een wijze in
de trant van deze kritiek. Waarmee ik niet wil zeg
gen, dat hij dit stuk had moeten schrijven. Hem is te
kennen gegeven, dat hij beter had gedaan die uitla
ting in de pen te houden. Maar een inden om tegen
hem enige maatregelen te nemen, wordt bepaald niet
aanwezig geacht.
Dan kom ik bij de heer Kamstra, die klaagt over
het wel heel erg lang op de openbare weg staan van
autowrakken. De heer Kamstra weet, dat aan de hand
van de vroegere bepalingen daar niet tegen kon wor
den opgetreden. Daarom is juist enige tijd geleden
aan de Raad een aanvulling van de Politieverordening-
voorgesteld, welke de Raad heeft aangenomen. Nu kon
die aanvulling niet onmiddellijk na het raadsbesluit
tot uitvoering worden gelegd, omdat zoals de Raad
weet, dergelijke bepalingen eerst aan Gedeputeerde
Staten moeten worden medegedeeld en het bericht van
Gedeputeerde Staten moet worden afgewacht, voordat
dergelijke bepalingen in werking kunnen treden. Dat
heeft enige tijd geduurd, maar zodra dat bericht van
Gedeputeerde Staten hier binnen was, is de politie met
deze zaak begonnen en de toestand is nu toch wel zo,
dat een aantal autowrakken van de openbare weg ver
dwenen is. Ik kan de heer Kamstra de verzekering-
geven, dat ook autowrakken, die in de Verlengde
Schrans zo voor en na staan, de aandacht van de poli
tie hebben. Ik heb ook dit punt enige tijd geleden
zelf met de Commissaris van Politie besproken.
De heer Volbeda zou met het aanbrengen van lich
ten bij zebrapaden liever niet willen wachten totdat
men landelijk de meest juiste wijze van verlichting
heeft uitgezocht. Het lijkt ons toch beter, mijnheer
Volbeda, dat wel te doen, omdat deze verlichting een
vrij kostbare zaak is. Als zij eenmaal is aangebracht,
dan zal men niet graag snel tot verbetering overgaan,
als men tot de overtuiging komt, dat het eigenlijk nog
beter kan dan het gebeurd is. Men mag van vreemde
lingen tenslotte verwachten, dat zij, als zij in een stad
rijden die hun onbekend is, extra goed opletten en, dat
zij dus ook zonder verlichting er voor zorgen, bij zebra
paden geen overtredingen te begaan. Omdat dit nu
niet alleen in Leeuwarden speelt, maar het in het hele
land de aandacht heeft, lijkt het het College daarom
beter toe nog even te wachten, totdat men in dat op
zicht tot een mening is gekomen. Het is toch ook wel
zo, dat het niet verlichten van zebrapaden tot dusver
in deze stad niet tot grote moeilijkheden aanleiding-
heeft gegeven, hoewel wij van onze kant erkennen,
dat het beter is dat ze zo goed mogelijk verlicht zijn.
Ik geloof, dat ik hiermee de verschillende opmerkin
gen beantwoord heb. Mocht het niet het geval zijn,
dan wil ik graag in tweede instantie van U horen, wat
er aan mankeert.
De heer Kingma: Nog een enkele vraag over die
brandmelding. Zou het mogelijk zijn aan de brandweer
een telefoonnummer te geven, b.v. 20.000, zodat prak
tisch iedere Leeuwarder het uit zijn hoofd weet.
De heer Van der Veen: Voor zover ik opinies heb
verkondigd, zijn deze op zichzelf toch geen discussie
punten. Ik heb t.a.v. de voetgangerslichten de indruk,
dat in de meeste gevallen het verkeer in deze stad nog
niet druk genoeg is om door de lichten verbetering te
brengen. Mijn bezwaar is, dat ze een vrij hinderlijke
barrière vormen, waaraan het publiek ook niet bepaald
bereid is zich te houden. Wanneer er geen verkeer is
en men moet wachten, dan is de neiging om over te
steken zo groot, dat het nodig is om, wil men het
branden van die lichtjes effect doen hebben, er agen
ten bij te zetten. Vandaag, tussen de middag, stonden
er twee agenten op het hoekpunt, waarover ik het ge
had heb, Nieuwestad-Wirdumerdijk. Ik heb het genoe
gen, zou ik zeggen, om daar veelvuldig observaties te
kunnen doen. Het is opvallend, dat degene die staat te
wachten, eerst zorgvuldig omziet of er een agent is
en dan onvervaard de pas er inzet en oversteekt, on
geacht de kleur van het licht. Wanneer een regeling
zodanig is, dat het de bevolking uitlokt om te overtre
den, dan is die regeling niet goed. Als men het verkeer
wil regelen, dan moet men dit zo regelen, dat het past.
Enfin ik hoop dat het College met veel experimenteren
er in slaagt dit tot een goed resultaat te brengen om
tot een acceptabel tempo voor de meeste lieden te ko
men. Wat de baldadigheid betreft, ik neem er akte
van, dat Leeuwarden hetzelfde euvel heeft, dat prak
tisch elke gemeente heeft: een gebrek aan politieper
soneel. Dat maakt, ik ben me er van bewust, de zaak
moeilijk en dat vergt inderdaad extra organisatie en
improvisatietalent om op te kunnen treden, wanneer
gewelddadigheid uitbreekt. Ik heb ook de indruk, dat
dit inmiddels verbeterd is en ik hoop, dat het op die
manier door gaat. Ik had de hoop, dat er door een an
dere organisatie, dus door de mensen op andere tijden
en andere plaatsen beschikbaar te houden, iets aan ge
daan zou kunnen worden. Ik had ook de hoop, dat
eventueel door de politieverordening aan te vullen met
nieuwe bepalingen, die het mogelijk maken op andere
wijze op te treden dan tot nu toe, een verbetering van
het arsenaal van de politie zou kunnen worden ver
kregen. In dat verband heb ik het ook gehad over het
knetteren met bromfietsen, en het rijden met brom
fietsen. Wat dat onnodige geknetter aangaat, hebt U
geantwoord en gesuggereerd, dat ik als lid van de
Commissie voor de Strafverordeningen, een initiatief
voorstel zou kunnen doen. Dat is in theorie volkomen
juist, maar ik geloof, dat die initiatief-voorstellen
eigenlijk in de praktijk nauwelijks voorkomen. Ik ken
zelfs van een geslaagd initiatief-voorstel geen enkel
voorbeeld. Aan de andere kant is U als voorzitter van
de commissie voor Strafverordeningen bekend, dat de
behoefte aan deze bepaling nu niet voor het eerst door
mij geopperd is. Ik heb op 10 november aan de edel
achtbare voorzitter van de Commissie voor de Straf
verordeningen een brief gestuurd, toen het ging over
een voorstel tot wijziging van de Algemene Politie
verordening en daarbij de vraag gesteld tegelijkertijd
de zaak op dit punt te herzien en de voorzitter van de
zelfde commissie heeft mij toen gezegd, dat deze par
tiële herziening tot de uiterste noodzaak beperkt wordt,
maar dat de wenselijkheid van mijn suggestie bij de
voorbereiding van de nieuwe A.P.V. zou worden over
wogen. Ik heb daar ook akte van genomen, maar ik
heb gedacht, dat het misschien goed was ook in het
openbaar nog een keer te zeggen ,dat het misschien
wel goed was, dat wij er iets aan gingen doen. Ik heb
daarbij ook de indruk gehad, dat iets gedaan zou kun
nen worden aan het show-rijden, voorzover daar be
hoefte aan bestaat. Ik wil er niet onnodige dwang bij
maken, maar ik wil wel voorkomen, dat er aanleiding
tot relletjes en gewelddadigheid ontstaat. Dit om het
de politie zo gemakkelijk mogelijk te maken. Ik heb
het ook nog gehad over de moeilijkheden met parkeer-
kwesties. Het is niet alleen, dat men jaar en dag een
wrak laat staan, maar ook dat onevenredig veel ruimte
ingenomen wordt door bedrijven of door een ieder, die
verkeerd parkeert en b.v. twee vakken blokkeert met
één auto en al die dingen meer. Ik zou het op prijs
stellen de politie niet te verplichten om op elke slak
zout te leggen, integendeel, maar wel te trachten de
politie de mogelijkheid te geven zo op te treden, dat
het publiek min of meer gedwongen wordt rekening te
houden met de belangen van de medemensen. Wat de
kwestie met de bromfietsen betreft, voor zover de Raad
daar behoefte aan zou blijken te hebben, zouden we
toch een voorstel moeten zien en dan zou ik wel graag
willen weten, hoe dat geformuleerd is in politieveror
deningen van andere gemeenten, waar deze verbods-
en gebodsbejralingen gehanteerd worden. Wat die
scherpe puntjes betreft, ik ben graag bereid mij neer
te leggen bij het beleid, dat U hebt bij het letten op die
punten, maar het is natuurlijk ook zo, dat het niet
plezierig zou zijn, wanneer we achter liepen en iemand
in een punt hing voor wij hem afgezaagd hadden.
Wat de brandweer betreft, ik vind dat ingezonden
stukje mis. Ik ben in elk geval blij, dat men ook de
gedachte deelt, dat de man zich beter had kunnen be
heersen. Ik vind het mis en hij had ook moeten weten,
dat hij het niet moest doen. Ik ben er van overtuigd,
dat de brandweer te allen tijde naar beste weten zijn
plicht doet. Maar dat is een zeer subjectieve maatstaf.
Wanneer objectief dit naar beste weten en kunnen niet
voldoet, dan zou het er alleen maar erger van worden.