48
een tijdelijk ongerief geeft maar toch ook wel de zeker
heid, dat we binnen afzienbare tijd, deze in uitvoering-
zijnde woningen gereed krijgen en dan dus toch een
stap vooruit doen in de oplossing van de woningnood.
De verhouding woningwet tegenover premie en onge
subsidieerd is zoek zegt de heer Heidinga. Ik merk
daar tegen op, dat men dit stellende voor zichzelf uit
gaat van een zekere verhouding b.v. fifty fifty. (De
heer Heidinga: Het landelijke.) In verhouding tot het
landelijke zou dat zijn 211; b.v. die 2 énen had ik
dan bij elkaar opgeteld tot fifty fifty, begrijpt U
(gelach). Maar dat is, wanneer men uitgaat van een
bepaalde veronderstelling. Ik kan ook anders deze
kwestie benaderen en wel op deze wijze, als ik zeg
wanneer in een bepaalde streek en daar reken ik
Leeuwarden bij de premiebouw en de ongesubsidi
eerde bouw op grond van het feit dat beleggers daar
niet 100% interesse voor hebben, de neiging heeft om
achter te blijven, is het dan zo erg dat dat achterblij
vende gedeelte van ongesubsidiëerd en premiebouw,
een beetje wordt opgevuld door wat meer woningwet-
bouw Zo kan men het ook benaderen en kortom om
het maar niet te lang te maken, het gemeentebestuur
van Leeuwarden staat voor de taak om de toegewezen
en de beschikbare contingenten te realiseren en daar zijn
wij druk mee bezig. Voor het jaar 1963 gaat er dus
een kwantum van rond 500 in de Woningwet, een
kwantum van 80 in de ongesubsidieerde bouw, terwijl
we daarvoor meer dan het dubbele aan aanvragen be
schikbaar hebben en in de premiesector gaat er in uit
voering ook een kwantum van 80. Wanneer we
het vraagstuk dus beperken tot wat zich op gemeen
telijk terrein afspeelt, dan moeten wij zeggen: het is
onze taak om dat te realiseren; ook de heer Heidinga
zal dat stellig niet anders zeggen. Ook en dat moet
ik er bij zeggen bij de zwaar belaste bouwmarkt
in Leeuwarden moeten wij de toegewezen contingenten
in uitvoering gaan nemen.
Een verscheidenheid in types, zegt de heer Heidinga,
is gewenst. Het College is daarvan ook overtuigd. En
nu komt er ergens een zekere tegenstrijdigheid, want
het landelijke beleid van de Minister is er op gericht
om door massaproduktie grote series te bouwen, series
van woningen die zoal niet letterlijk gelijk, dan toch
in hoge mate gelijk zijn in deze zin dat het repetitie
effect, dat de arbeiders bij de bouw opdoen ten volle
wordt benut. Dat betekent dat wij dus grote series
moeten hebben, niet van tientallen maar van honder
den woningen en in die lange series zit dan het voor
deel van arbeidsbesparing. Dat is de lijn die werkt in
de richting van éénvormigheid. Daarnaast, dat erken
ik met de heer Heidinga en ook het College doet dat,
is er behoefte aan verscheidenheid. En daarom is ook
in de voorbereidingen in het plan Ielan de gedachte
gerezen om de series ééngezinshuizen, die voldoende
lengte hebben gekregen om arbeidsbesparend te kun
nen worden geproduceerd, om daarin nog weer een
variatie te brengen; zo streven wij dus naar een even
wichtige verhouding tussen de mogelijkheden die mas
saproduktie biedt en de behoefte aan verscheidenheid
en ik mag wel zeggen, dat tot nog toe in het bouw
team voor it Ielan in een goede harmonie wel een over
eenstemming wordt gevonden. De opschuiving moet
worden bevorderd, zegt de heer Heidinga; ook dat is
het standpunt van het College; de middelen op ge
meentelijk niveau daartoe zijn echter van beperkte om
vang'. Het is in de loop van dit jaar nog eens intern
serieus bekeken, maar de middelen daartoe op gemeen
telijk niveau zijn weinig indrukwekkend. Ik ben er van
overtuigd dat bij de komende kabinetsformatie van deze
opschuiving- en ook de idee van de heer Heidinga,
overigens niet alleen door hem voorgestaan, de idee om
in de woningwetsector toe te laten alleen de mensen,
die een bepaald inkomen niet te boven gaan, iets in
enigerlei vonn naar voren zal komen. Zodat ook
dat strakjes in de goede richting zal gaan werken,
naar ik aanneem. In it Ielan is nog variatie mogelijk
zegt de heer Heidinga. Ik heb er al even op gewezen,
dat dat ook één van de programmapunten is. Wat de
ongesubsidieerde bouw betreft in it Ielan hebben we
de situatie gehad dat rond gezegd, een tiental aanne
mers of aannemerscombinaties of beleggingsmaat
schappijen of bouwondernemingen ieder een hele grote
unit op hun naam hebben gehad, daarvoor een zekere
optie hebben gehad, maar dat zij die optie op 1 maart
hebben laten verlopen. Waarschijnlijk ook om de redenen
die de heer Heidinga noemt, n.l. dat het risico te groot
is. Dit heeft echter niet geleid tot een volstrekt afbre
ken van de relaties met deze groep want het is juist
zo gegaan, en dat geeft nog enige hoop, dat de groep
zich geformeerd heeft tot een meer aanééngesloten
groep. Vroeger was het zo dat ieder van de tien voor
zich een unit op zijn naam had staan en dat men dit nu
heeft laten verlopen en bij elkaar is gestapt tot één
groep en dan denkt in de richting om één unit ge
zamenlijk aa nte pakken. En dat zijn de contacten die
wij op het ogenblik hebben. Wij plegen daarbij dus ook
overleg met de ontwerpers van het plan in hoofdzaken
om te komen ook tot een inrichting van de units, die
aan de wensen van de gegadigde bouwers enigermate
tegemoet kan komen, evenwel met behoud van de
hoofdgedachten van het systeem.
Andere heren die over de woningbouw gesproken
hebben zijn de heren Santema en Engels. De heer
Engels heeft erop gewezen dat er waarschijnlijk blij
vend een zekere tendens zal zijn om buiten de stad te
gaan wonen, vooral als de stad zich gaat industrialise
ren. Dat is iets waarin ik het wel met hem eens kan
zijn, geloof ik. Ik geloof niet dat dit in bijzonder grote
proporties het geval is, maar de trek is er en die kan
nog wel iets toenemen. Toch moeten wij als College
daar oog voor hebben en wij zijn dan ook stellig van
plan en ook in de plannen die wij in voorbereiding
hebben wordt in die richting gewerkt, om deze trek
op te vangen op het grondgebied van de gemeente in
de dorpen die wij beschikbaar hebben. Zo zijn er dus
in het plannetje voor Wytgaard een serie woningen
ontworpen die dit zouden kunnen opvangen. Welis
waar is die grond nog niet helemaal beschikbaar, maar
in het uitbreidingsplan is daarmee al gerekend. In
Wirdum is dat ook het geval bij het plan in voorberei
ding en over de problemen die dat zal oproepen wat
betreft de sfeer in de dorpen, de spanning tussen de
oude groepen en nieuwe groepen, de verzorging etc.
dat zijn problemen die moeten worden opgelost naar
mate deze groei, die wij daar hopen op te vangen, zich
voltrekt. Nu vraagt de heer Engels: zou het ook ge
wenst zijn om dit samen te vatten in een plan. Dat
geloof ik wel en ik zou in dat verband willen wijzen
naar het structuurplan voor de stad en de annexen en
daar zullen wij zeker dit moeten componeren tot een
samenstel van een aanvaardbaar geheel.
De heer Ytsma sprak over de geïndustrialiseerde
bouw en noemde daarbij een besparing van 40%die be
sparing- dat heeft de heer Ytsma niet bedoeld te zeggen,
maar duidelijkheidshalve wil ik daarbij even de vin
ger leggen, die besparing is niet in geld. Die bespa
ring is in arbeidsuren van geschoolde bouwvakkers.
En inderdaad is dit een ontwikkeling die wij blijven
volgen. In de loop van 1962 hebben wij ook een zeer
leerzame excursie gemaakt naar verschillende geïn
dustrialiseerde bouwfabrieken met vertegenwoordigers
van de woningbouwcorporaties en dit punt houden wij
geheel in de gaten omdat het College niet op het
standpunt staat dat hier niet geïndustrialiseerde bouw
mag worden toegepast. Dit blijft één van de mogelijkhe
den die er is om het woningbouwprobleem op te lossen
bezwaar dat hier aan kleeft is dat deze bouw wat prijs
betreft niet helemaal mee kan komen met de traditio
nele bouw en de arbeidsbesparende bouw op traditio
nele grondslag; daarom moet de geïndustrialiseerde
bouw het nog wel eens afleggen in de Woningwetsec
tor tegen de traditionele bouw.
De heer De Vries heeft over woningbouw in Lek-
kum gesproken en daarbij o.a. gewezen op de grond-
kostcn en heeft gevraagd als men het plannetje wo-
ningwetbouw nu eens op een andere plaats zou doen,
zou dat dan niet betere kansen van slagen hebben?
Daar kan ik op antwoorden dat de grondkosten in
onze calculatie worden geëgaliseerd, zodat het niet
verschil maakt of de woningen nu op deze of op die
plaats worden gebouwd. Overigens blijft het een moei
lijkheid om voor een klein aantal, b.v. 20, enkele tien
tallen, de bekende curveprijs te halen.
De hear Santema hat it hawn oer de yndustriali-
saesje en de wentebou en dat wie by syn algemiene
biskögingen. En ik leau ek wol, dat ik hjirmei ant-
wurde haw op hwat hy derby oansnein hat. De yn-
49
dustrialisaesje freget om wenten en dy wurdt ek bi-
foardere troch wenten. Ik bin it dêrmei iens. En wy
stribje der dus ek nei om dizze wenten yn greate oan-
tallen to produsearjen, mar it moat fansels altyd op-
fongen wurde yn it kader fan de kontinginten, dy't it
Ryk en de Provinsje üs biskikber stelle. (De hear
Santema: Dan hie ik noch hwat oer de duplekswenten.)
Ja, dêr haw ik gjin forstan fan; dat binne bisteande
wenten, dy moatte by it Wenningbidriuw bihannele
wurde, mynhear Santema. (De hear Santema: Kin de
Wethalder der neat oer sizze?) Né, dizze mei der neat
oer sizze. (Laitsjen).
Over uitbreidingsplannen gesproken. De hear San
tema hat de foarige kear by syn algemiene biskögin
gen ek frege: Hat it Kolleezje as südlike grins fan de
gemeente foar eagen it Van Harinxmakanael Dêr
kin ik op antwurdzje: To'n earsten al, mar yn'e fier
dere takomst net, hwant wy moatte fansels goed bi-
tinke, dat, as de stêd ienkear dy roune foarm oan-
nommen hat, dy't wy op it each hawwe, sa om de roun-
wegen hinne, dat dêrmei de üntjowing net stil komt to
stean, mar ek noch ütsjoen wurde moat nei oare ter
reinen en dan geane wy nei myn idé ek wol in kear
oer it Van Harinxmakanael.
De heer Klijnstra heeft weer gehamerd op het aam
beeld dat de huren betaalbaar moeten zijn voor volks
woningen. En hij heeft daarmee volkomen gelijk. Het
is een punt van aanhoudende zorg van het College,
dat wij enerzijds moeten streven naar een woning, een
volkswoning die beter is dan wij tot nog toe hebben
gebouwd en anderzijds een huur moet doen die be
taalbaar is. In it Ielan wordt daar naar gestreefd en
het schrikbeeld dat de heer Klijnstra daarbij voor ogen
stond, die daar cijfers noemde op grond overigens van
iets wat hier eens in de Raad is genoemd van f 30,
a f40,per week, dat schrikbeeld blijkt gelukkig
niet te bestaan. Er zijn calculaties gemaakt, die wel
een huur aanwijzen iets hoger dan wij tot nog toe
kennen, maar daar staat tegenover dat ook de ruimte
in deze woningen in het projekt Ielan iets ruimer is,
zodat daar wel van een aanvaardbaar evenwicht sprake
is. Evenwel, ook hier schuift zich weer naar voren de
wenselijkheid om mogelijkheden voor opschuiving van
lagere inkomens naar de lagere en de oudere woningen
te bevorderen. De grondaankoop in Lekkum is in het
stadium, dit in antwoord aan de heer De Vries, dat
de grond is getaxeerd en dat wij eigenlijk wachten op
de formele afwikkeling van de transactie.
Ik stap dan over naar een ander onderwerp, en dat
is volgno. 180 (sanering stadswijken), waar bij de al
gemene beschouwingen ook nog enkele opmerkingen
zijn overgebleven. De heer Van der Veen heeft daarbij
gevraagd of bij de sanering van de binnenstad met de
heer Kuiper niet is gestipuleerd, zo heeft hij gezegd,
of die uitbreiding op de bestaande plaats moest komen.
Dit is niet het geval. Er zijn verschillende mogelijkhe
den op andere plaatsen overwogen, maar uiteindelijk
is dit gekozen na afweging van verschillende belangen,
van verschillende gezichtspunten, echter niet als een
a priori, kan ik wel zeggen. Hij heeft gewezen op de
wenselijkheid om parkeerruimte op eigen terrein te
creëren. Dat is het College uit het hart gegrepen.
De heer K. J. de Jong heeft bij de aanduiding van
het structuurplan van de binnenstad gezegd, zou het
niet wenselijk zijn, om de stadssanering voor de eerste
jaren maar eens drastisch in te perken? Ik zou daar
dit op willen antwoorden: de stadssanering, zoals het
structuurplan binnenstad dit beoogt, is nog niet aan
de gang en het zal wel moeilijk genoeg zijn om dit in
voldoende mate op gang te krijgen, zodat ik nu nog
niet zou willen spreken van beperking of inperking,
maar liever zou willen werken in de richting, dat we
iets in een aanvaardbaar tempo op gang brengen. In
dit verband kan ik U meedelen, dat er is afgekomen
een beschikking van de Minister van Volkshuisvesting,
dat hij in de kosten van plannen die worden goedge
keurd en waaraan hij zijn medewerking verleent, dat
hij daarin wil participeren tot een percentage van 80%.
Dat wil zeggen niet in alle kosten, maar in de kosten,
die hij dan op een bepaalde wijze gaat normeren en in
hoofdzaak zijn dat dus de kosten van aankoop ont
eigeningsvergoedingen, en dergelijke, de kosten dus van
verwerving, daarin wil de minister tot dit belangrijke
percentage participeren, waarbij hij zich voorbehoudt
dat uiteraard te doen in het kader van het landelijke
budget dat hij voor dat onderdeel beschikbaar heeft,
dat ook na wisselende behoeften kan worden uitge
breid en voorzover hij daarin dus zegt, dit is inderdaad
een plan waar ik mijn medewerking aan verleen, zodat
dit toch wel bepaalde perspectieven opent.
De hear Santema hat oanstien op de stifting fan in
wyksintrum yn it Suden, miskien hat hy wol sein: yn
Huzum. Ik siz yn it Suden, yn 't Nijlan. Dêr binne yn-
died, sa't yn'e stikken ütinoarset is, kontakten lein.
Hoefier dat is? Nou, dat is noch yn in, ik soe hast
sizze wolle embryonael stadium. De wyk is noch net
hielendal folledich biset en ek noch net hielendal, hwat
de minsken bitreft, ütgroeid ta in mienskip, mar der
binne bipaelde kontakten en der binne wol in oantal
lju, dy't har dêrfoar ynteressearje en dêrom bliuwe
wy yn dit stik aktyf mei de hoop, dat dêr op in ge
legene tiid ek hwat oan dien wurde kin, dat dêr in
ynisiatyf nei foaren komt, dat it gemeentebistjür ho-
norearje kin; wierskynlik sille dêr ek wol rykssub-
sydzjes by nedich wêze.
De heer Kingma had het over scheuren in gebouwen
en die bracht hij terug tot slecht heien. Zo lang er niet
bepaalde concrete gevallen op tafel liggen, is dat na
tuurlijk heel moeilijk te bekijken of dat juist is, scheu
ren kunnen door alle mogelijke oorzaken ontstaan, door
krimpen, door zakken, door zetting en door uitzetting
van boven, door de warmte enz. Hij wijst erop, dat
Bouw- en Woningtoezicht scherp toezicht moet hou
den. En dat is tot op zekere hoogte waar, maar er be
staat wel eens misverstand over Bouw- en Woningtoe
zicht. De dienst beschikt niet over de mankracht om
bij elk werk van a tot z, van 8 uur tot 5 uur een man
beschikbaar te hebben, die dat allemaal nakijkt; er is
alleen een oppervlakkige steekproefsgewijze controle
en ik moet helaas zeggen dat bij Bouw- en Woning
toezicht een vakature is, die nog niet vervuld is kun
nen worden omdat er geen mensen van voldoende ge
halte op gesolliciteerd hebben.
De differentiatie in het aantal vertrekken in de wo
ningen, dat lijkt de heer Kingma ook wel goed. En
hij vraagt of B. en W. een opschuiving verplicht wil
len stellen. Ik kan hier heel goed op antwoorden, dat
kunnen B. en W. niet. B. en W. kunnen bij toewijzing
van een woning zeggen, dit gezin mag er in en dat
gezin mag er niet in, maar zit men er eenmaal in, dan
kan men niet opschuiving opleggen; men kan in een
uiterst geval misschien iemand uit zijn woning vorde
ren, maar om te zeggen: daar kan een ander gezin in
en dan moet U maar in een andere woning, dat is zo'n
doornige zaak en dat is praktisch niet binnen de mo
gelijkheden. Dus verplicht wordt dat niet. Tenslotte
een vraag van de heer Kingma over mogelijkheden
van woningsplitsing en -verbetering. Ik heb ook een
klank gehoord van woningontsplitsing, dat gaat na
tuurlijk weer een beetje in een andere richting: een
duplexwoning ont-splitsen. Maar U bedoelt nu split
sing van een grote woning in tweeën. En wat dat be
treft zijn de mogelijkheden voldoende bekend dacht ik;
iedereen die een bouwwerk uitvoert weet dat weggetje
om subsidie te krijgen wel te vinden en het aantal wo
ningen van het grotere type dat voor splitsing in aan
merking komt is, dacht ik, wel ongeveer uitgeput, dat
wil zeggen, tenminste voor de mensen die tot splitsing
willen overgaan. Voor woningverbetering valt nog al
tijd een subsidie te verkrijgen indien het plan aan de
daarvoor gestelde eisen voldoet.
De hear Boomgaardt hat in lyts rappelemintsje jown
oer sa't ien fan üs achte meileden dan wol ris seit
gebrek oan referinsje tsjin de Ried oer. Mar sa is
it net. Hwannear't de Rie ütsprekt: dat en dat moat
dien wurde, dan wurdt dat ek dien. Mar as in riedslid
seit: Ik woe dat en dat wol ris neisjoen hawwe; dêr
haw ik nou al twakear om frege, dan is dat, hokfoar
foarnaem riedslid dat ek is, noch sunder mear net ge-
lyk to stellen mei in ütspraek fan de Rie, in gesichts-
punt, dat justerjoun ek, mien ik, troch de Foarsitter
fan üs Rie op treflike wize ütinoarset is. Dochs wol
ik de hear Boomgaardt wol antwurdzje op de fraech,
hwat der nou dien is yn de kwesje fan de huzen, dy't
boppe op'e verdjipping hwat foar fordjipping troch-
giet sliepgelegenheit hawwe sünder in foldwaende
trep. Wy hawwe dêr in korrespondinsje oer hawn nei
in ündersyk fan de gemeente Kollumerlan en dat hat